Op 10 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in 1981, werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van een slachtoffer in België op 6 december 2018. Tijdens de zitting op 27 mei 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn verweer tegen de overlevering werd behandeld. De raadsman stelde dat het EAB niet genoegzaam was en dat de overlevering moest worden geweigerd vanwege de detentieomstandigheden in België en de mogelijkheid van een levenslange gevangenisstraf.
De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit en dat de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van de gestelde detentieomstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er een terugkeergarantie was verstrekt, wat betekent dat hij na een eventuele veroordeling in België terug naar Nederland kan keren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank verwierp de argumenten van de raadsman en besloot dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.