In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.M.L.A.T. Doll, de bestuursrechter die op 29 januari 2020 een mondelinge uitspraak had gedaan in een vreemdelingenzaak. De gemachtigde van de verzoeker stelde dat de rechter voorafgaand aan de zitting al een oordeel had gevormd, wat de schijn van vooringenomenheid wekte. De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van de gemachtigde in overweging genomen, maar oordeelde dat de rechter op basis van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd was om direct mondeling uitspraak te doen. De rechter had aangegeven dat de zaak duidelijk was en dat het in het belang van de rechtszoekende was om snel duidelijkheid te verschaffen. De Wrakingskamer benadrukte dat de rechter in principe onpartijdig wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dat tegenspreken. De gronden voor wraking werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd, en de Wrakingskamer kwam tot de conclusie dat het verzoek tot wraking niet kon worden toegewezen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.