ECLI:NL:RBAMS:2020:2655

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
C/13/679101 HA RK 20-35
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen vreemdelingenrechter na mondelinge uitspraak

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2020 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.M.L.A.T. Doll, de bestuursrechter die op 29 januari 2020 een mondelinge uitspraak had gedaan in een vreemdelingenzaak. De gemachtigde van de verzoeker stelde dat de rechter voorafgaand aan de zitting al een oordeel had gevormd, wat de schijn van vooringenomenheid wekte. De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van de gemachtigde in overweging genomen, maar oordeelde dat de rechter op basis van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd was om direct mondeling uitspraak te doen. De rechter had aangegeven dat de zaak duidelijk was en dat het in het belang van de rechtszoekende was om snel duidelijkheid te verschaffen. De Wrakingskamer benadrukte dat de rechter in principe onpartijdig wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dat tegenspreken. De gronden voor wraking werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd, en de Wrakingskamer kwam tot de conclusie dat het verzoek tot wraking niet kon worden toegewezen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het mondeling op de zitting van 29 januari 2020 gedane en onder zaak- en rekestnummer C/13/679101 HA RK 20/35 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J. van Koesveld,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.M.L.A.T. Doll, bestuursrechter te Amsterdam, hierna te noemen de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
het proces-verbaal wraking, zijnde aantekeningen van het verhandelde ter zitting van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken op 29 januari 2020;
de schriftelijke reactie van de rechter.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 februari 2020. Verschenen zijn: verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde en de rechter.
De gemachtigde heeft een pleitnota overgelegd.

2.De feiten

2.1
Bij de rechter zijn zaken van verzoeker in behandeling met de zaaknummers AWB 19/7662 en AWB 19/7664. Op 29 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal heeft de rechter bij aanvang van de mondelinge behandeling meegedeeld dat de mogelijkheid bestond dat er na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting mondeling uitspraak zou worden gedaan. Dat hing af van wat er ter behandeling op de zitting naar voren zou komen. Nadat de zaak inhoudelijk was behandeld heeft de rechter verklaard:
“Dan kunnen we nu naar een afronding. De eerste vraag voordat ik het onderzoek sluit. Of de zaak moet worden aangehouden in afwachting van familierechtelijke procedure. De rechtbank is van oordeel dat dat niet zal worden aangehouden, nu de uitkomst van de familierechtelijke procedure niet op alle punten die aan de bestreden besluit ten grondslag hebben gelegen antwoord geeft. Dan sluit ik het onderzoek. Ondanks dat de gemachtigde van eiser heeft verzocht om het niet te doen ga ik mondeling uitspraak doen. En wel om de volgende redenen…”
2.3
Vervolgens is het wrakingsverzoek gedaan.

3.Het verzoek

3.1
De gronden van het verzoek zoals deze blijken uit het proces-verbaal zijn:
1. Er is aangekondigd dat mondeling uitspraak zou worden gedaan zoals tevoren is aangekondigd. De gemachtigde had de indruk dat de rechter daarmee tevoren reeds haar eindoordeel klaar had. Met het verzoek van de gemachtigde ter zitting geen mondelinge uitspraak te doen en de daartoe aangevoerde argumenten heeft de rechter niets gedaan;
2. De gemachtigde had van een collega op de gang vernomen dat in de twee voorgaande zaken de rechter ook al mondeling uitspraak had gedaan;
3. De gemachtigde kan aan verzoeker een mondelinge uitspraak niet uitleggen, gelet op het gewicht van de bij de zaak voor verzoeker betrokken belangen.
3.2
De gemachtigde heeft het verzoek als volgt mondeling toegelicht. De procedure gaat over de toekomst van de vreemdeling met verstrekkende gevolgen. Het vreemdelingenrecht is een rechtsgebied waar voor een rechtszoekende veel op het spel staat. Daarom is het essentieel dat een rechtszoekende het vertrouwen krijgt dat zijn zaak de aandacht krijgt die deze verdient. In de zaak van verzoeker gaat het om meer dan de beantwoording van een duidelijke rechtsvraag. Er spelen ook andere belangen een rol, namelijk het recht op ‘family life’, nu het kind van verzoeker in Nederland woont. Daarover loopt thans een procedure bij de familiekamer. In de onderhavige zaak moet de rechter haar eindoordeel al voor aanvang van de zitting hebben gevormd, anders had zij niet zonder schorsing en zonder enig moment van zichtbaar beraad direct uitspraak kunnen doen. Het is bekend dat de rechter in verhouding tot andere vreemdelingenrechters vaker gebruik maakt van de wettelijke mogelijkheid tot het doen van uitspraak op de zitting. Deze werkwijze van de rechter, die de gemachtigde ter discussie wil stellen, heeft bijgedragen aan de schijn van vooringenomenheid, ondanks de mededeling van de rechter bij aanvang van de behandeling over de mogelijkheid van een mondelinge uitspraak. Het is belangrijk voor een rechtzoekende dat deze op zijn minst het gevoel krijgt dat de beoordelende rechter rustig over zijn zaak heeft nagedacht en daarbij ook wat tijdens de zitting naar voren is gekomen bij de beoordeling heeft betrokken. De rechter heeft de indruk gewekt dat wel over de zaak is nagedacht voorafgaand aan maar, niet tijdens of na de zitting. In tegenstelling tot de praktijk in het strafrecht, waar de rechter naar heeft verwezen, is het in het vreemdelingenrecht juist geen usance om mondeling uitspraak te doen. De gemachtigde kan verzoeker niet uitleggen waarom het oordeel zo snel gegeven werd, anders dan dat de rechter voorafgaand aan de zitting haar oordeel al klaar had en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht op voorhand al geen rol kon spelen. De gemachtigde heeft aangegeven dat zij de beslissing van de rechter om niet te wachten op de familierechtelijke uitspraak kon begrijpen; dit speelt geen rol in het wrakingsverzoek. Het valt te respecteren dat de rechter oog heeft voor een snelle doorloop van zaken, maar de vreemdelingenprocedure duurt op zich al lang, zodat de tijdswinst die geboekt wordt met een mondelinge uitspraak, zonder moment van reflectie, daarbij in het niet valt. Het mag in ieder geval niet tot gevolg hebben dat het draagvlak voor een rechterlijke uitspraak bij de rechtszoekende in het geding komt en dat bij deze de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid van de rechter wordt gewekt.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft als volgt gereageerd. Op grond van artikel 8:67, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting onmiddellijk mondeling uitspraak doen. Gebruikmaking van die bevoegdheid ter terechtzitting is niet aan enig criterium gebonden. In ieder geval ligt het doen van mondelinge uitspraak in de rede als de uitkomst van een zaak duidelijk is. Uiteraard kan een procespartij een verzoek doen mondeling of juist schriftelijk uitspraak te doen, maar het is aan de rechter om onder weging van de daarbij gegeven argumenten een zelfstandig oordeel te geven. Dit kan ertoe leiden dat ondanks het verzoek schriftelijk uitspraak te doen, toch mondeling uitspraak wordt gedaan. De rechter doet mondeling uitspraak tenzij er redenen zijn om schriftelijk uitspraak te doen. De rechter doet in de regel in meer dan 70% van haar zaken mondeling uitspraak. Dat is conform de artikelen 8.1. en 8.2 van de Professionele standaarden bestuursrecht. Bij de inleiding van de zaak had de gemachtigde verklaard dat zij liever geen mondelinge uitspraak wenste omdat zij de zaak daartoe niet geschikt achtte wegens het gevoelige karakter van de familierechtelijke aspecten in de zaak. Omdat er ook een familierechtelijke zaak van verzoeker loopt (vervangende erkenning en omgangsregeling met zijn gestelde kind) heeft de gemachtigde eveneens het verzoek tot aanhouding van de zaak gedaan in afwachting van de uitkomst van die procedure. Het aanhoudingsverzoek heeft de rechter afgewezen omdat de uitkomst van die familierechtelijke procedure enkele andere afwijzingsgronden in het bestreden besluit onverlet laat. De rechter heeft door de indiening van het wrakingsverzoek haar motivering voor de keuze om mondeling uitspraak te doen, niet kunnen geven. De motivering zou zijn geweest dat de zaak zo duidelijk lag dat deze voor mondelinge afdoening gereed was. Als dat het geval is verdient het de voorkeur om partijen niet in onwetendheid te laten vertrekken.
4.2
Dat in andere zaken ook mondeling uitspraak is gedaan, wijst evenmin op (de schijn van) partijdigheid.
4.3
Het is aan de gemachtigde als professionele procespartij de uitkomst van een zaak aan de cliënt uit te leggen. Overigens is de rechter aan het eindoordeel niet eens toegekomen.
4.4
De rechter heeft hier mondeling aan toegevoegd dat zij zaken altijd grondig voorbereidt. Zij gaat dus met een bepaald beeld van de zaak naar de zitting, maar er kunnen altijd omstandigheden aan het licht komen waardoor het oordeel gewijzigd moet worden en toch niet direct uitspraak kan worden gedaan. De rechter is er voorstander van om partijen niet te lang in onzekerheid te laten en zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen. Deze werkwijze wordt ook door de Raad voor de rechtspraak geadviseerd. Het is inderdaad geen gebruik binnen het bestuursrecht om direct mondeling uitspraak te doen. De rechter loopt daarin voorop. Een schorsing voor beraad in raadkamer is niet altijd nodig.

5.De beoordeling

5.1
In artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De Wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de door de rechter genomen beslissingen, in dit geval de beslissing om direct mondeling uitspraak te doen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel is belast met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
5.2
De rechter heeft in een zaak waarin voor verzoeker zwaarwegende belangen speelden, direct nadat de behandeling was gesloten en zonder schorsing voor beraad in raadkamer, aangekondigd terstond mondeling uitspraak te gaan doen. Dit ondanks dat de gemachtigde van verzoeker had gevraagd om dat niet te doen.
Na toelichting van de gemachtigde begrijpt de rechtbank de onvrede van verzoeker aldus dat het voor zijn acceptatie van de uitspraak van groot belang was om waar te nemen dat de rechter hetgeen door en namens hem is aangevoerd ter zitting in beraad zou nemen en dat zij daarvoor een moment van reflectie zou inlassen. Door dat na te laten is bij verzoeker de indruk ontstaan dat wat door hem ter zitting is aangevoerd geen gewicht in de schaal heeft gelegd. De gemachtigde van verzoeker heeft voorts aandacht gevraagd voor het feit dat sprake is van een breder probleem: het vertrouwen in de rechtspraak wordt ondermijnd indien voor de rechtzoekende niet waarneembaar is dat tussen de mondelinge behandeling en de uitspraak geen moment van reflectie wordt ingelast naar aanleiding van hetgeen ter zitting ter sprake is gekomen.
5.3
De wrakingskamer heeft begrip voor het appel van de gemachtigde om bij het streven naar verkorting van doorlooptijden door het doen van mondelinge uitspraken niet uit het oog te verliezen dat voor het vertrouwen in de rechtspraak van belang is, dat voor de rechtzoekende en het publiek (naarmate de belangen die spelen groter zijn) zichtbaar(der) is dat hetgeen ter zitting ter sprake is gekomen zorgvuldig door de rechter in beraad wordt genomen. Daarvoor kan het nodig zijn dat een moment van reflectie wordt ingelast. Verzoeker vindt echter dat de rechter door niet te schorsen voorafgaand aan de uitspraak de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Hierin volgt de wrakingskamer hem niet.
5.4
Ook de twee overige gronden tot wraking kunnen niet leiden tot de conclusie dat de vrees van verzoeker dat van een onbevangen oordeel geen sprake meer zou zijn terecht is. Voor zover het wrakingsverzoek mede is ingegeven door onvrede bij de gemachtigde over de werkwijze van de rechter en het feit dat zij vaak direct mondeling uitspraak doet in vreemdelingenzaken, wordt overwogen dat dit aspecten zijn die op een andere manier onder de aandacht kunnen worden gebracht.
6. Het voorgaande houdt in dat het verzoek wordt afgewezen.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, I.M. Bilderbeek en P.B. Martens, leden en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.