In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 29 april 2020, is het klaagschrift van de klager, die tevens beslagene is, ongegrond verklaard. Het klaagschrift was ingediend op basis van artikel 1:37, vijfde lid, van de Algemene Douanewet juncto artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, met het verzoek om teruggave van de in beslag genomen personenauto, een Smart Forfour. De klager stelde dat hij niet op de hoogte was van een verborgen ruimte in zijn auto en dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname rechtmatig was, omdat de auto was voorzien van een verborgen bergplaats, wat in strijd is met de Douanewet. De rechtbank verwierp het verweer van de klager over de onrechtmatige doorzoeking, omdat de verbalisant op basis van de omstandigheden bevoegd was om onderzoek aan de auto te verrichten. De rechtbank concludeerde dat de klager niet onevenredig was getroffen door de inbeslagname en dat er geen recht op een geldelijke tegemoetkoming bestond. De beslissing werd genomen door rechter mr. L. Dolfing in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.