ECLI:NL:RBAMS:2020:2349

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
C/13/660101 / HA ZA 19-53
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aandeelhoudersbesluiten van een failliete vennootschap wegens strijd met redelijkheid en billijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2020 uitspraak gedaan over de vernietiging van aandeelhoudersbesluiten van de failliete vennootschap Rotendo Invest B.V. De eiseressen, [eiseres 1] B.V. en NIBV, stelden dat de besluiten tot stand waren gekomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid, zoals vereist door artikel 2:8 BW. De rechtbank oordeelde dat de aandeelhoudersbesluiten, die door Riamo Holdings GmbH waren genomen, nietig waren omdat ze waren genomen zonder dat de andere aandeelhouder, [eiseres 1], op de hoogte was gesteld van de bijeenroeping van de aandeelhoudersvergadering. De rechtbank concludeerde dat de besluiten in strijd waren met de zorgvuldigheid die aandeelhouders jegens elkaar in acht moeten nemen, vooral gezien de failliete staat van Rotendo en de langdurige juridische strijd tussen de partijen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres 1] c.s. toegewezen en Riamo c.s. veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/660101 / HA ZA 19-53
Vonnis van 18 maart 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. N.A. van Loon te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht
RIAMO HOLDINGS GMBH,
gevestigd te Düsseldorf (Duitsland),
2.
[gedaagde],
wonende te Düsseldorf (Duitsland),
advocaat mr. M. Goorts te Eindhoven,
3.
MR. A.J.A. JANSEN,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
ROTENDO INVEST B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
advocaat mr. E.W.M. Verkooijen te Amsterdam,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
KAMER VAN KOOPHANDEL,
zetelend te Utrecht,
advocaat mr. M.W.J. Jongmans te ’s-Hertogenbosch,
gedaagden.
Eiseressen worden hierna [eiseres 1] en NIBV (gezamenlijk [eiseres 1] c.s.) genoemd. Gedaagden worden hierna Riamo en [gedaagde] (gezamenlijk Riamo c.s.), de curator en de KvK genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen tevens houdende vorderingen tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 20 november 2018 respectievelijk 27 november 2018,
  • de akte overlegging producties bij dagvaarding tevens akte overlegging en toelichting aanvullende producties,
  • de respectieve conclusies van antwoord in het incident van Riamo c.s., de curator (met producties) en de KvK (met producties),
  • de akte wijziging van eis van 6 februari 2019 tevens overlegging aanvullende producties,
  • het vonnis in incident van 6 maart 2019 en het herstelvonnis van 29 maart 2019,
  • de akte wijziging van eis van 27 maart 2019,
  • de conclusie van antwoord van Riamo c.s. met producties,
  • de akte uitlating wijziging van eis van Riamo c.s.,
- de respectieve conclusies van antwoord tevens antwoordakte wijziging van eis van de curator en de KvK,
- het tussenvonnis van 23 oktober 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de op 31 januari 2020 gehouden comparitie en de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Goorts van 17 februari 2020 met opmerkingen over het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Voor de duidelijkheid wordt hier reeds vermeld dat [eiseres 1] c.s. inmiddels bij wijziging van eis hun vorderingen tegen de curator en de KvK geheel hebben ingetrokken, zodat nog slechts de vorderingen tegen Riamo c.s. resteren.

2.De feiten

partijen
2.1.
[eiseres 1] is een dochtervennootschap van de Zwitserse vennootschap DP Holding S.A. (hierna: DPH), een vennootschap waarvan wijlen [naam 1] bestuurder en enig aandeelhouder was. Ook NIBV (voorheen genaamd: 1080 Acquisitions B.V.) en 1080 Investments B.V. (hierna: 1080) werden door [naam 1] gecontroleerd.
2.2.
Riamo is een vennootschap bestuurd door [gedaagde] . [gedaagde] is de voornaamste economisch gerechtigde van Riamo.
voorgeschiedenis
2.3.
In 2008 is Rotendo Invest B.V. (destijds nog genaamd: Novero Holdings B.V., hierna: Rotendo) opgericht door [gedaagde] . Rotendo hield alle aandelen in zes dochtermaatschappijen (hierna: de werkmaatschappijen) waaronder Novero GmbH. Rotendo en de werkmaatschappijen vormden samen de Novero-groep, die actief was op het gebied van de ontwikkeling, productie en verkoop van mobiele communicatieapparatuur deels voor de
automotive businessen deels voor de
consumer business.
2.4.
De statuten van Rotendo bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“(..)
Artikel 10.
(…)
5. Indien een aandeelhouder (…) tevens een elektronisch adres aan de vennootschap bekend heeft gemaakt ten einde dit elektronische adres (…) in het register op te nemen, wordt dit elektronische adres mede geacht bekend te zijn gemaakt met als doel het ontvangen van alle kennisgevingen en mededelingen alsmede oproepingen voor een algemene vergadering van aandeelhouders langs elektronische weg.
(…)
Artikel 14.
(…)
2. Bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering krachtens een besluit van de algemene vergadering dat is genomen met ten minste vijfenzeventig procent (75%) van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal aanwezig of vertegenwoordigd is.
(…)
Artikel 15.
(…)
10. Aan de goedkeuring van de algemene vergadering zijn onderworpen alle besluiten van het bestuur omtrent zodanige rechtshandelingen als door de algemene vergadering duidelijk omschreven en schriftelijk ter kennis van het bestuur zijn gebracht, welke goedkeuring slechts kan worden verleend krachtens een besluit van de algemene vergadering dat is genomen met ten minste vijfenzeventig procent (75%) van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal aanwezig of vertegenwoordigd is
[hierna:het quorumvereiste, rb].
Het ontbreken van de goedkeuring zoals bedoeld in dit lid tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of bestuurders niet aan.
(…)
Artikel 20.
(…)
3. Buitengewone vergaderingen van aandeelhouders worden gehouden (…) op schriftelijk verzoek van vergadergerechtigden, die ten minste één tiende (1/10) van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, in welk verzoek de te behandelen onderwerpen gedetailleerd dienen te worden vermeld.
Aan het vereiste dat het verzoek schriftelijk dient te worden gedaan, is mede voldaan indien het verzoek elektronisch is vastgelegd.
(…)
5. De oproeping van aandeelhouders geschiedt door (i) elke aandeelhouder die ten minste vijfentwintig procent (25%) van het geplaatste kapitaal houdt of (ii) het bestuur door middel van oproepingsbrieven welke moeten worden verzonden niet later dan op de vijftiende dag voor die van de vergadering. De oproepingsbrieven vermelden dag, plaats en uur van de vergadering alsmede de te behandelen onderwerpen.
De oproepingsbrieven aan de vergadergerechtigden worden verzonden aan de in het aandeelhoudersregister vermelde adressen, waaronder begrepen een eventueel overeenkomstig artikel 10 lid 5 bekendgemaakt elektronisch adres en aan de vennootschap.
(…)
Artikel 21.
(…)
5. De besluiten van de algemene vergaderingen van aandeelhouders worden genomen met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor zover de wet of deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijft.
(…)
6. Indien in deze statuten is bepaald dat de geldigheid van een besluit afhankelijk is van het ter vergadering vertegenwoordigd gedeelte van het kapitaal en dit gedeelte ter vergadering niet vertegenwoordigd was, kan een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en niet later dan vijf weken na die eerste vergadering, waarin het besluit kan worden genomen onafhankelijk van het op deze vergadering vertegenwoordigd gedeelte van het kapitaal.
Bij de oproeping tot de nieuwe vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het ter vergadering vertegenwoordigd gedeelte van het kapitaal. (..)”
2.5.
Op 2 juli 2009 is een
Joint Venture and Shareholders Agreementgesloten
(de JVSA). Riamo en [eiseres 1] kregen daarbij ieder 50% van de aandelen in Rotendo en
Riamo (vertegenwoordigd door [gedaagde] ) en DPH (vertegenwoordigd door [naam 1] ) werden beide zelfstandig bevoegd bestuurder.
2.6.
Eveneens op 2 juli 2009 zijn Rotendo en [eiseres 1] een
Shareholder Loan
Agreementaangegaan, waarin [eiseres 1] zich kort gezegd verbond aan Rotendo een
Working Capital Facilityter beschikking te stellen van in totaal € 16 miljoen, in de vorm van geldleningen op verzoek van Rotendo.
2.7.
Na onenigheid tussen Riamo ( [gedaagde] ) en [eiseres 1] /DPH - over het te voeren
beleid en de wijze van financiering van Rotendo en de werkmaatschappijen - en verschillende gerechtelijke procedures, is een enquêteprocedure gevoerd bij de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft bij beschikking van 14 maart 2013 (hierna: de beschikking van 14 maart 2013) een onderzoek gelast, heeft een onafhankelijke commissaris benoemd, [betrokkene 1] , en heeft de door Riamo en [eiseres 1] gehouden aandelen in Rotendo, op één aandeel van ieder na, ten titel van beheer overgedragen aan een door de Ondernemingskamer aangestelde beheerder, [betrokkene 2] .
2.8.
Vanwege een liquiditeitsprobleem bij Rotendo en haar werkmaatschappijen is tussen [gedaagde] en [naam 1] gesproken over door [eiseres 1] te verstrekken
bridge loans. Volgens [eiseres 1] c.s. zijn in de maanden juni tot en met oktober 2013 door [eiseres 1] en 1080 voor in totaal € 8,35 miljoen en $ 0,5 miljoen aan
bridge loansverstrekt aan Rotendo en/of Novero GmbH.
2.9.
Bij beschikking van 20 juni 2013 is de schorsing van Riamo als bestuurder van Rotendo, waartoe de aandeelhoudersvergadering (ava) van Rotendo op 12 juni 2013 had besloten, door de Ondernemingskamer bevestigd. [betrokkene 1] werd daarbij benoemd als zelfstandig bestuurder van Rotendo. Op 5 juli 2013 is Riamo door de ava ontslagen als bestuurder. Dit besluit is tijdens de ava van 8 augustus 2013 bekrachtigd omdat tijdens de vergadering van 5 juli 2013 niet was voldaan aan het quorumvereiste van artikel 15 lid 10 van de statuten van Rotendo. In diezelfde periode is [gedaagde] ontslagen als bestuurder van de werkmaatschappijen van Rotendo.
2.10.
De ava van Rotendo heeft vervolgens het voornemen geuit om tot verkoop van de werkmaatschappijen aan NIBV over te gaan op de volgende wijze. Bij de verkoop (hierna, in navolging van partijen, ook wel genoemd ‘de Transactie’) zou Rotendo alle aandelen in de werkmaatschappijen, alsmede haar vorderingen op de werkmaatschappijen, overdragen aan NIBV voor een bedrag van € 26,5 miljoen. De koopprijs was gebaseerd op een waardering door Deloitte. Verder zou betaling van de koopprijs geschieden door middel van verrekening met vorderingen van DPH, [eiseres 1] en 1080 op Rotendo (onder meer uit hoofde van de Working Capital Facility en de volgens [eiseres 1] c.s. verstrekte bridge loans), die deze vorderingen zouden overdragen aan NIBV om die verrekening mogelijk te maken. De definitieve koopprijs zou worden vastgesteld conform de waardering door een door de Ondernemingskamer te benoemen onafhankelijke deskundige. De Ondernemingskamer heeft de rechtmatigheid van dit voornemen onderzocht en heeft de bezwaren van Riamo daartegen ongegrond verklaard bij beschikking van 30 oktober 2013 (tezamen met de beschikking van 14 maart 2013 hierna: de Beschikkingen). Daarnaast heeft de Ondernemingskamer in deze beschikking de verzoeken van Riamo, onder meer strekkende tot ontslag van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en tot ongedaanmaking van haar eigen ontslag als bestuurder van Rotendo, afgewezen.
2.11.
Op 31 oktober 2013 heeft het bestuur van Rotendo het voorgenomen besluit tot verkoop daadwerkelijk genomen, en is vervolgens diezelfde dag de Transactie op de voorgenomen wijze gerealiseerd.
2.12.
Op 11 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1652,
NJ2014/389) heeft de Hoge Raad het tegen de Beschikkingen gerichte cassatieberoep van Riamo verworpen.
2.13.
[naam 1] is op 19 augustus 2014 overleden. DPH wordt thans bestuurd door zijn dochters, [naam 2] en [naam 3] [naam 1] , en [eiseres 1] wordt thans bestuurd door [naam 2] .
2.14.
Bij rapport van 19 juni 2015 heeft de door de Ondernemingskamer benoemde deskundige de activa van Rotendo (de werkmaatschappijen) gewaardeerd op € 25 miljoen per 31 oktober 2013.
2.15.
Bij beschikking van 17 juli 2015 heeft de Ondernemingskamer het bij beschikking van 14 maart 2013 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Rotendo alsmede de in deze zaak getroffen onmiddellijke voorzieningen met ingang van 15 augustus 2015 beëindigd.
2.16.
Op 28 juli 2015 is Rotendo (op aanvraag van haar bestuurder, [betrokkene 1] ) door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator. De curator heeft de administratie van de failliet ontvangen, bestaande uit één AH-kratje.
2.17.
Bij vonnis van 28 oktober 2015 heeft de rechtbank Amsterdam de door Riamo jegens [eiseres 1] , Rotendo en [betrokkene 2] ingestelde vorderingen tot overdracht van de aandelen in Rotendo afgewezen wegens gebrek aan belang. Riamo heeft het door haar tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep niet doorgezet, zodat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
2.18.
Op 20 juli 2017 heeft de verificatievergadering in het faillissement van Rotendo plaatsgevonden. Riamo heeft voor een bedrag van € 4.956.726,22 aan vorderingen ter verificatie bij de curator ingediend. NIBV heeft vorderingen voor een bedrag van € 12.114.684,- ingediend (waaronder uit hoofde van de Working Capital Facility en de bridge loans) en DPH voor een bedrag van € 1.898.750,-.
2.19.
Riamo heeft de vorderingen van NIBV en DPH bestreden in een tweetal
renvooiprocedures. Deze rechtbank heeft bij vonnis van 5 september 2018 in deze procedures - kort gezegd - de vordering van NIBV inzake de bridge loans niet erkend, nu deze is verrekend met de koopprijs van de aandelen in de werkmaatschappijen en een tweetal kleinere vorderingen van NIBV wel.
de Aandeelhoudersbesluiten
2.20.
Door Riamo c.s. in het geding gebrachte brieven, gericht respectievelijk aan DPH (op haar adres in Granges-Paccot, Zwitserland) en [eiseres 1] (op haar in het aandeelhoudersregister van Rotendo vermelde adres te Laren), van 9 april 2018 houden elk een oproeping in voor een op 26 april 2018 te houden bijzondere algemene vergadering van aandeelhouders (bava) van Rotendo met als agenda: de presentatie van de administratie van Rotendo over de jaren 2013 tot en met 2017 door de bestuurder, de status van de jaarrekeningen 2015 en 2016, de benoeming van een tweede bestuurder, de vaststelling dat het bestuur selectieve betalingen heeft verricht tussen 20 juni 2013 en 15 augustus 2015 en opheldering over de positie van DPH aangezien Riamo geruchten hadden bereikt over een mogelijk faillissement.
2.21.
Door Riamo c.s. in het geding gebrachte brieven aan ieder van [eiseres 1] c.s. (op de onder 2.20 vermelde adressen) van 24 april 2018 houden de annulering van de bava van 26 april 2018 in wegens privéomstandigheden (hierna: de geannuleerde bava).
2.22.
DPH is op 30 april 2018 in Zwitserland in staat van faillissement verklaard.
2.23.
Door Riamo c.s. in het geding gebrachte brieven van 4 mei 2018 aan ieder van [eiseres 1] c.s. (op de onder 2.20 vermelde adressen) houden de oproeping in voor een op 30 mei 2018 te houden bava van Rotendo (hierna: de eerste bava). De agenda was gelijkluidend aan die voor de geannuleerde bava, aangevuld met een voorstel overeenkomstig de hierna onder 2.26 te noemen Aandeelhoudersbesluiten.
2.24.
Tijdens de eerste bava zijn [eiseres 1] noch DPH verschenen. Het vereiste quorum om rechtsgeldig besluiten te kunnen nemen ontbrak dan ook.
2.25.
Door Riamo c.s. in het geding gebrachte brieven van 7 juni 2018 aan ieder van [eiseres 1] c.s. (op de onder 2.20 vermelde adressen) houden de oproeping in voor een op 27 juni 2018 te houden bava van Rotendo (hierna: de tweede bava), opnieuw met een grotendeels gelijkluidende agenda, met daarbij de vermelding dat tijdens deze vergadering rechtsgeldige besluiten konden worden genomen zonder het statutair vereiste quorum.
2.26.
Ook tijdens de tweede bava zijn [eiseres 1] noch DPH verschenen. Tijdens deze vergadering is DPH ontslagen als bestuurder en heeft Riamo [gedaagde] benoemd als enig bestuurder in Rotendo (beide besluiten hierna gezamenlijk: de Aandeelhoudersbesluiten).
2.27.
[gedaagde] heeft het ontslag van DPH en de benoeming van [gedaagde] als bestuurder van Rotendo in het Handelsregister van de KvK laten doorvoeren (hierna: de Registraties).
(vervolg van) de procedures sindsdien
2.28.
Op 11 juli 2018 is in het faillissement van DPH door het
Office cantonal des Failliteseen eerste crediteurenvergadering georganiseerd. Op de agenda voor deze vergadering stond onder meer de benoeming door de crediteuren van een curator. In verband met bezwaren van een aantal schuldeisers tegen de benoeming van de beoogde curator,
S. Desfayes, heeft deze toen nog niet tot actie kunnen overgaan. Bij uitspraak (in hoger beroep) van 17 januari 2019 heeft het Zwitserse Federale hof de bezwaren tegen zijn benoeming verworpen, waarmee zijn benoeming als curator van DPH definitief is geworden.
2.29.
Op 9 oktober 2018 heeft het hof Amsterdam een tussenarrest gewezen in het
door Riamo ingestelde hoger beroep tegen een vonnis van deze rechtbank van 23 december 2015. Riamo vorderde in eerste aanleg - kort gezegd - een verklaring voor recht dat de Transactie paulianeus was, en dat [eiseres 1] c.s. (en DPH en 1080) onrechtmatig hadden gehandeld jegens Riamo en uit dien hoofde gehouden waren tot schadevergoeding. De rechtbank besliste zonder bewijslevering in het nadeel van Riamo, maar in hoger beroep heeft het hof Riamo toegelaten tot het leveren van bewijs van haar stelling dat de ter voldoening van de koopprijs in verrekening gebrachte vorderingen van [eiseres 1] c.s. op Rotendo in werkelijkheid niet bestonden, althans in werkelijkheid veel minder bedroegen dan de koopprijs, te weten de uiteindelijk door de door de Ondernemingskamer benoemde deskundige vastgestelde prijs van € 25 miljoen.
2.30.
Op 23 oktober 2018 heeft het hof Amsterdam tussenarrest gewezen in twee zaken. In de eerste plaats betrof dit arrest het door Riamo c.s. ingestelde hoger beroep tegen een vonnis van deze rechtbank van 6 juli 2016. Riamo c.s. vorderden in eerste aanleg vernietiging van de onder 2.9 aangehaalde aandeelhoudersbesluiten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarin de vorderingen van Riamo c.s. waren afgewezen. In de tweede plaats zag het arrest op het door Riamo ingestelde hoger beroep tegen een vonnis van deze rechtbank van 27 juli 2016. Riamo vorderde in eerste aanleg vernietiging van onder meer het onder 2.11 aangehaalde besluit met betrekking tot de Transactie. De rechtbank wees deze vordering af, maar het hof heeft Riamo toegelaten tot het leveren van bewijs, overeenkomstig de bewijsopdracht in de onder 2.29 aangehaalde procedure.
2.31.
In een door Riamo c.s. jegens de curator aanhangig gemaakt kort geding (hierna: het Afgifte-kort geding), waarin [eiseres 1] c.s. als tussenkomende partij zijn toegelaten, hebben Riamo c.s. hun vorderingen tot - kort gezegd - afgifte van, dan wel inzage in, de administratie van Rotendo mede gegrond op de stelling dat [gedaagde] bestuurder van Rotendo is. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 14 januari 2019 de curator gelast om de administratie van Rotendo betreffende een bepaalde periode (5 juni 2013 tot aan 28 juli 2015) open te leggen aan zowel [eiseres 1] c.s. als Riamo en om hen toe te staan daarvan afschriften te maken. De voorzieningenrechter heeft daarnaast overwogen dat het bestuurderschap van [gedaagde] niet kan leiden tot toewijzing van enige vordering, nu dit bestuurderschap tussen partijen ter discussie staat en onderwerp vormt van een juridische procedure (lees: deze hoofdzaak, rb).

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres 1] c.s. vorderen na verschillende wijzigingen van eis - kort gezegd - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair:
I. voor recht te verklaren dat de Aandeelhoudersbesluiten nietig zijn wegens strijd met de goede zeden en de openbare orde;
Subsidiair:
de Aandeelhoudersbesluiten wegens totstandkomingsgebreken te vernietigen;
Meer subsidiair:
de Aandeelhoudersbesluiten wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid te vernietigen;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
voor recht te verklaren dat Riamo c.s.: i) door het bewerkstelligen van de Aandeelhoudersbesluiten onrechtmatig jegens [eiseres 1] c.s. hebben gehandeld en ii) de dientengevolge door [eiseres 1] c.s. geleden bij staat op te maken schade hoofdelijk dienen te vergoeden;
[ter comparitie ingetrokken];
Riamo c.s. te verbieden om opnieuw pogingen te ondernemen om: i) zichzelf of aan hen gelieerde personen tot bestuurder van Rotendo te benoemen ii) en/of DPH als bestuurder van Rotendo te ontslaan;
Riamo c.s. te bevelen om:
i) alle communicatie die zij ter zake Rotendo direct dan wel indirect via hun raadsman aan DPH, [eiseres 1] c.s. of derden niet zijnde beroepsgeheimhouders verzenden direct en gelijktijdig in kopie per e-mail aan de raadsman van [eiseres 1] c.s. en de curator te verzenden;
ii) ieder verzoek tot heropening van de vereffening inzake Rotendo dat door Riamo c.s. of een direct of indirect aan hen gelieerde entiteit of persoon aan de rechter wordt gedaan direct en gelijktijdig in kopie per e-mail aan de raadsman van [eiseres 1] c.s. en de curator te verzenden;
In alle gevallen:
te bepalen dat Riamo c.s. bij overtreding van het bevel onder VII en/of de verboden onder VI hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 25.000 per overtreding, te vermeerderen met een dwangsom van € 10.000 per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 500.000;
Riamo c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres 1] c.s. leggen - kort samengevat - aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Primair zijn de Aandeelhoudersbesluiten het product van misbruik van de statutaire bevoegdheid van Riamo om een bava uit te roepen, omdat: i) Riamo c.s. van de bevoegdheid van Riamo gebruik hebben gemaakt op een moment dat DPH weerloos was, ii) Riamo c.s. het gebruik tegenover [eiseres 1] als medeaandeelhouder bewust verborgen hebben gehouden, iii) Riamo c.s. van de bevoegdheid van Riamo gebruik hebben gemaakt met geen ander doel dan [eiseres 1] c.s. schade toe te brengen.
Ad i) DPH bevond zich op dat moment in een vacuüm; het faillissement van DPH was uitgesproken, maar er was nog geen curator aangesteld.
Ad ii) Riamo c.s. hebben het gebruik van de aan Riamo als aandeelhouder van Rotendo toekomende bevoegdheid bewust voor [eiseres 1] verborgen gehouden. [eiseres 1] , waarin feitelijk sinds 2012/2013 geen activiteiten meer werden verricht, was er vanwege het faillissement van Rotendo niet op bedacht om haar (oude) postadres in Laren te bezoeken voor poststukken. Riamo c.s. waren zich van deze situatie goed bewust. Daarnaast kan er gezien het moment van postbezorging bij DPH - namelijk bijna twee weken na de tweede bava - van worden uitgegaan dat alle oproepingsstukken pas achteraf per post zijn verstuurd.
Ad iii) Riamo c.s. hebben gehandeld omdat de curator hen terecht iedere medewerking weigerde om jegens [eiseres 1] c.s. te ageren, en om opnieuw allerlei procedures tegen [eiseres 1] c.s. te kunnen starten.
Subsidiair geldt dat bij de eerste en tweede bava niet aan de oproepingsvereisten is voldaan. Er is geen sluitend bewijs dat de oproepingsstukken daadwerkelijk zijn verstuurd en deze stukken zijn in elk geval niet door [eiseres 1] of DPH ontvangen.
Voor de meer subsidiaire grondslag geldt hetzelfde als voor de primaire grondslag. Daarnaast geldt dat de Aandeelhoudersbesluiten in strijd zijn met de inhoud en strekking van eerdere rechterlijke uitspraken, die ertoe strekken rust te creëren binnen Rotendo en het faillissement ordentelijk af te wikkelen. Daarvoor was het essentieel om Riamo (en [gedaagde] ) als bestuurder van Rotendo te verwijderen en verwijderd te houden. Ook wijzen [eiseres 1] c.s. ten slotte op de strategie van informatie-onthouding die Riamo c.s. voeren in het Afgifte-kort geding, de (agressieve) informatieverzoeken van [gedaagde] aan het adres van de accountant van Rotendo, BDO, en de curator en de weigering van Riamo c.s. om aan de raadsman van [eiseres 1] c.s. informatie over de Aandeelhoudersbesluiten en de Registraties te verstrekken.
3.3.
Wat betreft hun belang bij de vorderingen hebben [eiseres 1] c.s. het volgende opgemerkt. Vanwege de lange contentieuze geschiedenis tussen partijen, waarin Riamo c.s. vrijwel iedere denkbare procedure hebben gevoerd, hebben [eiseres 1] c.s. oprechte zorg dat [gedaagde] ’s machtsgreep in het bestuur van Rotendo louter en alleen ten doel heeft om vanuit Rotendo een nieuwe stroom aan gerechtelijke procedures op te starten tegen alle bij Rotendo betrokkenen, onder wie ook [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Dat deze zorg gegrond is volgt uit de notulen van de tweede bava en uit het gegeven dat Riamo c.s. bij het aanhangig maken van het recente Afgifte-kort geding onder meer gebruik hebben gemaakt van het bestuurderschap van [gedaagde] .
3.4.
Riamo c.s. voeren verweer.
3.5.
Nu geen vorderingen jegens hen meer resteren, verzoeken de curator en de KvK nog slechts om [eiseres 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - indien nodig - nader ingegaan.

4.De beoordeling

geldigheid Aandeelhoudersbesluiten

4.1.
[eiseres 1] c.s. hebben hun vorderingen tot nietigverklaring althans vernietiging van de Aandeelhoudersbesluiten gebaseerd op drie verschillende grondslagen en gericht tegen zowel Riamo als [gedaagde] . De rechtbank stelt voorop dat Riamo een van haar bestuurder, tevens uiteindelijk belanghebbende, [gedaagde] gescheiden juridisch entiteit is, en dat zij niet kunnen worden vereenzelvigd. Nu de vorderingen van [eiseres 1] c.s. onder I, II en III kennelijk slechts betrekking hebben op de wijze waarop Riamo, als aandeelhouder van Rotendo, haar aandeelhoudersrechten heeft uitgeoefend en [gedaagde] die hoedanigheid van aandeelhouder ontbeert, behoeven deze vorderingen slechts bespreking voor zover zij tegen Riamo zijn ingesteld.
strijd met de goede zeden/openbare orde (vordering I)
4.2.
In de eerste plaats stellen [eiseres 1] c.s. dat Riamo bij het nemen van de Aandeelhoudersbesluiten misbruik heeft gemaakt van de haar als aandeelhouder toekomende bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat de Aandeelhoudersbesluiten en de Registraties, die uit dit misbruik voortkomen, nietig zijn wegens strijd met de goede zeden althans de openbare orde zoals bedoeld in artikel 3:40 BW, en dus ook nietig zijn op grond van artikel 2:14 lid 1 BW wegens strijd met de wet. Hiertoe voeren [eiseres 1] c.s. aan dat Riamo haar statutaire bevoegdheid als aandeelhouder van Rotendo heeft misbruikt met geen ander doel dan om de bij Rotendo betrokken (rechts)personen, waaronder [eiseres 1] c.s. te schaden, op grond van de onderbouwing weergegeven in 3.2, onder i, ii en iii. Riamo c.s. heeft betwist dat van misbruik van bevoegdheid sprake is geweest.
4.3.
De rechtbank overweegt dat voor het hier bedoelde misbruik is vereist dat komt vast te staan dat degene die van de bevoegdheid gebruik maakt, te weten Riamo, dit doet met geen ander doel dan, en daarmee doelbewust, om een ander te schaden. Zoals [eiseres 1] c.s. zelf ook onderkennen ligt de lat om dergelijk misbruik aan te kunnen nemen zeer hoog, en uit de door hen gegeven onderbouwing kan niet worden afgeleid dat hieraan wordt voldaan. Daarbij is van belang dat in feite onbetwist is dat Riamo wenste te beschikken over de (originele) administratie van Rotendo en dat aan haar, als aandeelhouder van Rotendo, daarmee een zeker informatiebelang bij de Aandeelhoudersbesluiten niet kan worden ontzegd. Bovendien gaan [eiseres 1] c.s. er bij hun vordering van uit dat Riamo de bava’s doelbewust geheim heeft gehouden en nooit daadwerkelijk de oproepingsbrieven voor de bava’s heeft verzonden. Het een noch het ander hebben [eiseres 1] c.s., tegenover de betwisting hiervan door Riamo, nader laat staan concreet onderbouwd, zodat dit betoog strandt. De onder I gevorderde verklaring voor recht moet dan ook worden afgewezen.
totstandkomingsgebreken (vordering II)
4.4.
Met vorderingen II en III roepen [eiseres 1] c.s. hetzelfde rechtsgevolg in, namelijk vernietiging van de Aandeelhoudersbesluiten. Nu naar hierna zal blijken vordering III wordt toegewezen, kan het antwoord op de door [eiseres 1] c.s. met vordering II opgeworpen vraag of bij de bava’s aan de geldende oproepingsvereisten is voldaan, in het midden blijven. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat haar, gelet op de door Riamo in dat verband overgelegde stukken, voorshands niet van gebreken bij de oproepingen is gebleken.
strijd met de redelijkheid en billijkheid (vordering III)
4.5.
Als derde grond voor vernietiging van de Aandeelhoudersbesluiten hebben [eiseres 1] c.s. betoogd dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:15 lid 1 sub b BW, op grond van de volledige onderbouwing zoals weergegeven in 3.2.
4.6.
[eiseres 1] c.s. hebben het betoog van Riamo dat NIBV, als (gepretendeerde) schuldeiser van Rotendo, geen redelijk belang heeft bij deze vordering, zoals bedoeld in artikel 2:15 BW, onvoldoende weersproken, zodat deze vordering voor zover door NIBV ingesteld niet toewijsbaar is.
4.7.
Riamo heeft verder betoogd dat het beroep op vernietiging van [eiseres 1] niet opgaat. Zij heeft benadrukt dat zij bij de oproepingen voor de bava’s aan alle wettelijke, statutaire en contractuele vereisten heeft voldaan. Aanvullende vereisten zijn er niet. Het was Riamo niet bekend dat post op het adres te Laren van [eiseres 1] niet werd opgehaald. Bovendien blijkt uit een afleverbericht van de oproepingsbrief voor de tweede bava dat deze brief in ontvangst is genomen. Het is Riamo niet bekend wie voor ontvangst van deze oproepingsbrief heeft getekend, maar feit is
dater door iemand voor ontvangst is getekend. Het is aan [eiseres 1] om ervoor te zorgen dat haar interne processen goed op orde zijn. [eiseres 1] heeft ook nooit een e-mailadres opgegeven waarop zij zou moeten worden opgeroepen, terwijl artikel 10 lid 5 van de statuten hiertoe de mogelijkheid biedt. Aan de advocaten van partijen behoefden op basis van de eisen van de redelijkheid en billijkheid geen oproepingen te worden verzonden. [eiseres 1] heeft er eerder nooit over geklaagd dat advocaten bij oproepingen niet werden ingekopieerd. De oproep voor de ava waarop [gedaagde] zelf is ontslagen in 2013, werd evenmin aan zijn advocaat toegezonden, aldus steeds Riamo.
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat de in artikel 2:8 BW neergelegde regel dat de vennootschap, en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, onder meer meebrengt dat de vennootschap zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al haar aandeelhouders. De uitwerking van deze zorgvuldigheidsplicht zal mede afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Dit laat onverlet dat de rechter in zijn algemeenheid terughoudendheid past bij de beoordeling of een orgaan van een vennootschap bij het nemen van een besluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen (vgl. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145,
NJ2013/461). De ratio van het marginale karakter van deze toetsing is dat het orgaan bij de besluitvorming en de daarbij af te wegen - dikwijls tegenstrijdige - belangen een eigen verantwoordelijkheid heeft en de rechter dat orgaan die ruimte ook moet laten.
4.9.
Een besluit kan, behalve inhoudelijk, ook in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid door de wijze van totstandkoming. In de literatuur wordt algemeen aangenomen dat in deze gevallen de toetsing niet marginaal is. In het Mante-arrest (Hoge Raad 30 oktober 1964,
NJ1965/107) is het volgende overwogen:
“(..) dat, ook indien [aan] alle formele vereisten, bij wet of statuten voor de wijze van oproeping van een aandeelhoudersvergadering gesteld is, is voldaan, de eisen van redelijkheid en billijkheid, die aandeelhouders jegens elkander in acht hebben te nemen, onder omstandigheden kunnen medebrengen, dat een aandeelhoudersvergadering niet tot het nemen van een besluit aangaande een onderwerp waarbij de belangen van bepaalde aandeelhouders in bijzondere mate zijn betrokken overgaat, alvorens te hebben nagegaan of die aandeelhouders genoegzaam in de gelegenheid zijn gesteld aan de besluitvorming over dit hen in het bijzonder rakende onderwerp deel te nemen; (...)”
4.10.
Tegen de achtergrond van het voorgaande betrekt de rechtbank bij haar beoordeling de volgende omstandigheden en belangen zoals die uit de stellingen van partijen kunnen worden afgeleid.
4.11.
In de eerste plaats is van belang de omstandigheid dat Rotendo ten tijde van de totstandkoming van de Aandeelhoudersbesluiten al jarenlang in staat van faillissement (sinds 28 juli 2015) verkeerde en er sindsdien - gezien die staat, logischerwijs - binnen Rotendo geen activiteiten meer werden verricht, op de afwikkeling van het faillissement door de curator na. Vanwege het faillissement, zo stelt [eiseres 1] terecht, rustte op de vennootschap of haar bestuur geen administratieverplichtingen meer. Ook binnen [eiseres 1] werden al jarenlang geen activiteiten meer ontplooid. Bovendien stond ook de enige bestuurder van Rotendo, DPH, wier ontslag geagendeerd was voor de bava’s, op het punt om failliet te gaan en is dit faillissement kort voor de bava’s ook daadwerkelijk uitgesproken, terwijl pas geruime tijd later (definitief) een curator is benoemd.
4.12.
Ten tweede is van belang de wijze waarop de Aandeelhoudersbesluiten tot stand zijn gekomen. Hoewel de Aandeelhoudersbesluiten formeel gezien zijn genomen door het orgaan van Rotendo waarin al haar aandeelhouders vertegenwoordigd zijn (de ava), is het feitelijk slechts één van haar twee aandeelhouders, namelijk Riamo, geweest die de bava’s bijeen heeft geroepen, daar vervolgens aanwezig was én gebruik heeft gemaakt van haar stemrecht. Noch de andere aandeelhouder, [eiseres 1] , noch de bestuurder, DPH, was op één van de bava’s aanwezig. Bovendien was het juist
door de afwezigheidvan medeaandeelhouder [eiseres 1] tijdens de eerste bava - waardoor toen niet aan het quorumvereiste voldaan en de Aandeelhoudersbesluiten (nog) niet rechtsgeldig konden worden genomen - dat de bijzondere statutaire mogelijkheid ontstond om op een volgende bava de Aandeelhoudersbesluiten wel te nemen zonder dat de medeaandeelhouder daarbij aanwezig was.
4.13.
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de beide aandeelhouders ten tijde van de totstandkoming van de Aandeelhoudersbesluiten al jarenlang en voortdurend, daarbij bijgestaan door hun advocaten, waren verwikkeld in een juridische strijd bestaande uit - veelal door Riamo c.s. geïnitieerde - gerechtelijke procedures, waaronder een enquêteprocedure, over nu juist de zeggenschap en de gang van zaken binnen Rotendo. Onderwerp van het geschil, zoals dat in de hier bedoelde periode nog resteerde, was met name de Transactie, namelijk de verkoop door Rotendo van de werkmaatschappijen aan NIBV, de koopprijs die daarvoor is vastgesteld en de verrekening die in dat kader heeft plaatsgevonden met de (gestelde) vorderingen van NIBV op Rotendo. Uit deze uiterst contentieuze relatie en het onbetwiste gegeven dat partijen daarin geen bereidheid hebben getoond met elkaar in onderhandeling te treden over het bereiken van een oplossing, moge blijken dat partijen niet waren geneigd om elkaar ook maar een duimbreed toe te geven.
4.14.
Ook de aard van de genomen besluiten is van belang. De Aandeelhoudersbesluiten waren bezien vanuit het perspectief van de twee aandeelhouders - in ieder geval op het eerste gezicht - eenzijdig en onevenwichtig van aard. Zij kwamen immers neer op een machtswisseling ten koste van de ene aandeelhouder - [eiseres 1] - ten gunste van de andere - Riamo. Bovendien werd juist de bestuurder benoemd ( [gedaagde] ) die eerder in 2013 door de ava als bestuurder van Rotendo was geschorst en ontslagen, welke (door Riamo bestreden) besluiten de Ondernemingskamer toen in stand heeft gelaten. Riamo heeft terecht opgemerkt dat deze beslissingen van de Ondernemingskamer slechts voorlopige voorzieningen waren, waarvan de geldingskracht met het einde van de enquêteprocedure in 2015 is geëindigd, en dat daarmee in zoverre een schone lei is ontstaan, waardoor niet kan worden gezegd dat de Aandeelhoudersbesluiten in strijd waren met deze eerdere rechterlijke beslissingen. Dit laat echter onverlet dat de Aandeelhoudersbesluiten voor de andere aandeelhouder nog steeds zeer controversieel van aard waren en dat Riamo zich er daarom bewust van moet zijn geweest dat het uiterst onwaarschijnlijk was dat [eiseres 1] daarmee zou instemmen.
4.15.
Ook acht de rechtbank de belangen bij de Aandeelhoudersbesluiten over en weer relevant. Het belang van Riamo bij de Aandeelhoudersbesluiten wordt in belangrijke mate bepaald, of liever gezegd ontkracht, door de reeds vermelde failliete staat waarin Rotendo verkeerde. Gelet daarop valt niet in te zien welk substantieel legitiem belang bij een (andere) bestuurder van de vennootschap bestond. Riamo heeft een groter belang van haar bij de Aandeelhoudersbesluiten ook niet goed duidelijk weten te maken. Weliswaar kan Riamo als aandeelhouder, zoals reeds vermeld, een zeker belang bij de originele administratie van Rotendo, althans de inzage daarin, niet worden ontzegd. Dit belang was op zichzelf echter nog steeds beperkt, omdat de originele administratie - bestaande uit een enkel AH-kratje - al lang daarvoor aan de curator was overgedragen en de correcte bewaring daarvan dus was gewaarborgd. Bovendien heeft de curator onbetwist toegelicht dat binnen faillissement aan een bestuurder van de failliete vennootschap minder ruime bevoegdheden toekomen dan bijvoorbeeld aan een schuldeiser in het faillissement, welke hoedanigheid Riamo al bezat. Nu de door Riamo verlangde inzage in de administratie ook op andere wijze kon worden verkregen, was daarvoor de positie van bestuurder dus niet noodzakelijk, zoals naderhand ook is gebleken in het Afgifte-kort geding.
4.16.
De andere belangen waar Riamo nog op heeft gewezen, zijn in het geheel niet uit de verf gekomen. Het belang dat DPH als bestuurder diende te worden vervangen moet hoe dan ook in het licht van de meervermelde failliete staat van Rotendo als gering worden ingeschat. Riamo heeft ter comparitie nog betoogd dat Rotendo houdster is van allerlei ideeën en concepten, die uiterst waardevol voor Riamo zijn, maar nu zij dit tegenover de betwisting daarvan door [eiseres 1] op geen enkele wijze heeft onderbouwd, is van een concreet belang op dit punt niet gebleken. Hetzelfde geldt voor het belang van Riamo om zo mogelijk een doorstart van de onderneming van Rotendo tot stand te kunnen brengen, al dan niet na aanbieding van een crediteurenakkoord. Uit de toelichting van Riamo ter comparitie blijkt immers dat deze gedachte eerst is opgekomen nadat de Aandeelhoudersbesluiten waren genomen, waaruit volgt dat dit belang bij de besluitvorming geen rol heeft gespeeld. Dat Riamo als bestuurder van Rotendo een reële mogelijkheid zou hebben om een crediteurenakkoord aan te bieden ligt overigens niet voor de hand. De curator heeft er in dit verband terecht op gewezen dat de grootste crediteur in het faillissement (naast Riamo zelf) NIBV is, met wie zij al jarenlang in een juridische strijd is verwikkeld.
4.17.
Al met al moet het belang van Riamo (of Rotendo) bij de Aandeelhoudersbesluiten, op het moment dat deze tot stand kwamen, als gering worden ingeschat. Het spiegelbeeldige belang van [eiseres 1] bij
vernietigingvan de Aandeelhoudersbesluiten is daarom in beginsel net zo gering.
4.18.
Echter, juist het gegeven dat het (gestelde) belang van Riamo bij de Aandeelhoudersbesluiten maar gering is, wekt, in het licht van de voorgeschiedenis, het vermoeden dat het werkelijke - en onbetwist niet rechtens te respecteren - belang van Riamo veeleer moet worden gezocht in de juridische strijd tussen partijen, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan de inzet van Rotendo als claimvehikel. Hoewel de bevoegdheid om namens Rotendo te procederen tijdens faillissement is voorbehouden aan de curator, en deze inzet dus alleen betrekking kan hebben op de periode daarna, is een dergelijke inzet temporeel gezien ongelimiteerd. [eiseres 1] heeft er dan ook - een spiegelbeeldig - belang bij om niet op deze wijze met nieuwe procedures en al de kosten van dien te worden geconfronteerd. Nog los daarvan geldt dat de juridische strijd tussen partijen nog volop - in verschillende procedures - gaande is en daarin de materiële belangen van partijen onverkort aan de orde zijn, en ook om die reden niet valt in te zien waarom een verdere uitbreiding van die strijd nodig zou zijn.
4.19.
Resumerend stelt de rechtbank het volgende vast. In de wetenschap dat Rotendo al jarenlang in staat van faillissement verkeerde - zijnde een periode waarin aandeelhouders in het algemeen niet bedacht hoeven te zijn op de wens tot besluitvorming binnen de vennootschap - en in de wetenschap dat de beide aandeelhouders al jarenlang voortdurend, met bijstand van hun advocaten, in een juridische strijd waren verwikkeld over juist deze vennootschap, heeft feitelijk slechts één van deze aandeelhouders de Aandeelhoudersbesluiten ter stemming ingebracht. Daarbij heeft zij gebruik gemaakt van een bijzondere statutaire voorziening die haar in staat stelde om dit te doen in afwezigheid van de andere aandeelhouder, zonder dat deze aandeelhouder (Riamo) of de vennootschap een groot, laat staan urgent te respecteren belang bij deze Aandeelhoudersbesluiten had, terwijl deze Aandeelhoudersbesluiten, mede gezien het onevenwichtige en controversiële karakter daarvan, daartegenover juist wel in het bijzonder raakten aan het belang van de andere aandeelhouder ( [eiseres 1] ) en bepaald onwaarschijnlijk was dat deze daarmee in zou stemmen.
4.20.
De rechtbank overweegt dat deze situatie, anders dan de raadsman van Riamo heeft bepleit, zich niet laat vergelijken met de omstandigheden waaronder eerder door [eiseres 1] , dan wel [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] , geïnitieerde bava’s, waaronder de bava in 2013 waarop [gedaagde] is ontslagen, werden gehouden.
4.21.
De rechtbank concludeert dat het onder deze genoemde specifieke omstandigheden, ook al waren de andere aandeelhouder en de bestuurder op zichzelf op de juiste en voorgeschreven wijze opgeroepen voor de bava’s, in strijd is met de door aandeelhouders jegens elkaar in acht te nemen zorgvuldigheid om in afwezigheid van de andere aandeelhouder tot het nemen van de Aandeelhoudersbesluiten over te gaan, zonder daarbij na te gaan of de oproeping de andere aandeelhouder daadwerkelijk had bereikt. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat [eiseres 1] , ook al had zij van de bava’s op de hoogte kunnen of moeten zijn, hiervan niet op de hoogte was. Dat zij welbewust ervan heeft afgezien op de bava’s te verschijnen is onvoldoende gesteld of gebleken. Het concreet vaststellen of [eiseres 1] van de bava’s op de hoogte was had in de gegeven omstandigheden eenvoudig kunnen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door contact op te nemen met de advocaten van [eiseres 1] en op die manier te verifiëren of [eiseres 1] daadwerkelijk af wilde zien van het haar in beginsel toekomende vergader- en stemrecht. Nu Riamo dat niet heeft gedaan, moet worden geoordeeld dat de Aandeelhoudersbesluiten tot stand zijn gekomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
4.22.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering onder III wordt toegewezen.
verklaringen voor recht, onrechtmatig handelen en schadevergoeding (vordering IV)
4.23.
[eiseres 1] c.s. hebben daarnaast verklaringen voor recht gevorderd dat Riamo c.s.: i) jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld door de Aandeelhoudersbesluiten te nemen en ii) de als gevolg daarvan door hen geleden schade, nader op te maken bij staat, dienen te vergoeden. [eiseres 1] c.s. hebben evenwel tegenover de betwisting daarvan door Riamo c.s. onvoldoende concreet toegelicht op grond waarvan zij menen dat de handelwijze van Riamo c.s. (ook) als onrechtmatig jegens hen is aan te merken, laat staan dat zij de mogelijkheid aannemelijk hebben gemaakt dat zij als gevolg daarvan schade hebben geleden of nog zullen lijden. Deze vorderingen zullen dan ook bij gebrek aan onderbouwing worden afgewezen.
verbod om opnieuw pogingen tot benoeming of ontslag te ondernemen (vordering VI)
4.24.
[eiseres 1] c.s. hebben verder nog gevorderd om het Riamo c.s. te verbieden om opnieuw pogingen te ondernemen om hetzij zichzelf of aan hen gelieerde personen tot bestuurder van Rotendo te benoemen, hetzij DPH als bestuurder van Rotendo te ontslaan. Deze vordering is er dus op gericht om te voorkomen dat aandeelhoudersbesluiten zoals in deze zaak aan de orde, in de toekomst nog eens tot stand zullen komen. Daargelaten dat slechts de ava van Rotendo, en niet Riamo c.s., tot dergelijke besluitvormig kan overgaan, is de rechtbank van oordeel dat deze - verder niet concreet onderbouwde - vordering niet toewijsbaar is. Het enkele feit dat in dit vonnis op grond van specifieke omstandigheden de Aandeelhoudersbesluiten vernietigbaar worden geacht, rechtvaardigt nog niet een algemeen en ongeclausuleerd verbod op het (proberen te) nemen van dergelijke besluiten. Het is niet ondenkbaar dat deze besluiten in de toekomst op een andere wijze en onder andere omstandigheden wel (rechtsgeldig) tot stand zouden kunnen komen. In dat licht bezien vormt het door [eiseres 1] c.s. gevorderde verbod een te vergaande beperking van de aan Riamo toekomende aandeelhoudersrechten.
geboden op het gebied van communicatie (vordering VII)
4.25.
Verder hebben [eiseres 1] c.s. gevorderd om Riamo c.s. een tweetal bevelen op te leggen wat betreft hun communicatie met [eiseres 1] c.s., hetgeen in beide gevallen neerkomt op een gebod. Het eerste gevorderde gebod ziet op alle communicatie - of zoals gepreciseerd ter comparitie: alle oproepingen voor (b)ava’s van Rotendo - die Riamo c.s. ter zake Rotendo direct dan wel indirect via hun raadsman aan DPH, [eiseres 1] c.s. of derden niet zijnde beroepsgeheimhouders verzenden, en houdt in de verplichting voor Riamo c.s. om deze communicatie ook direct en gelijktijdig in kopie per e-mail aan de raadsman van [eiseres 1] c.s. en de curator te verzenden. Nu [eiseres 1] c.s. evenwel zelf overeenkomstig artikel 10 lid 5 van de statuten van Rotendo een e-mailadres kunnen laten registreren waarop zij voor (b)ava’s kunnen worden opgeroepen en op die manier kunnen borgen dat de communicatie op dit punt via dat adres zal verlopen, valt niet in te zien welk te respecteren belang zij bij hun vordering hebben. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
4.26.
Het tweede gebod ziet op ieder verzoek tot heropening van de vereffening inzake Rotendo dat door Riamo c.s. of een direct of indirect aan hen gelieerde entiteit of persoon aan de rechter wordt gedaan, en houdt de verplichting in om een dergelijk verzoek ook direct en gelijktijdig in kopie per e-mail aan de raadsman en de curator te verzenden. De rechtbank overweegt dat een dergelijk verzoek bij verzoekschrift wordt ingeleid. In die verzoekschriftprocedure roept de griffier van de rechtbank standaard na ontvangst van het verzoek (op grond van artikel 271 Rv) de belanghebbenden schriftelijk op en is de door [eiseres 1] c.s. gevorderde kennisgeving dus reeds gewaarborgd. Gelet daarop hebben zij geen belang bij het door hen gevorderde gebod en moet ook deze vordering worden afgewezen.
dwangsom (vordering VIII)
4.27.
Nu aan Riamo c.s. geen verbod of gebod wordt opgelegd, bestaat ook geen aanleiding voor een daaraan te koppelen dwangsom. De daartoe strekkende vordering van [eiseres 1] c.s. zal dan ook worden afgewezen.
proceskosten
4.28.
Bij deze uitkomst zal Riamo als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres 1] worden veroordeeld. Deze proceskosten worden als volgt begroot:
[eiseres 1]
- explootkosten: € 81,00
- griffierecht € 639,00
- salaris gemachtigde
€ 1.086,00(2x tarief II € 543,-)
totaal € 1.806,00
4.29.
Nu [eiseres 1] c.s. hun vorderingen jegens de curator respectievelijk de KvK hebben ingetrokken, zijn de daarmee gemoeide proceskosten nodeloos gemaakt. [eiseres 1] c.s. zullen daarom als hierna te melden hoofdelijk in de proceskosten van respectievelijk de KvK en de curator worden veroordeeld. Deze proceskosten worden als volgt begroot:
de curator
- griffierecht € 291,00
- salaris gemachtigde
€ 1.086,00(2x tarief II € 543,-)
totaal € 1.377,00
de KvK
- griffierecht € 626,00
- salaris gemachtigde
€ 543,00(1x tarief II € 543,-)
totaal € 1.169,00
4.30.
Ook de nakosten zijn toewijsbaar op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.31.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
jegens Riamo c.s.
5.1.
vernietigt de Aandeelhoudersbesluiten op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist,
5.2.
veroordeelt Riamo in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres 1] tot op heden begroot op € 1.806,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Riamo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Riamo niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
jegens de curator
5.5.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.377,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
jegens de KvK
5.7.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de KvK tot op heden begroot op € 1.169,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt [eiseres 1] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
jegens alle gedaagden
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.