Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot inbraak en heling van goederen. De zaak kwam voort uit een incident op 10 augustus 2019, waarbij de verdachte samen met een ander een woning in [plaats 2] heeft geprobeerd binnen te dringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat getuigen hebben gezien hoe de verdachte en zijn medeverdachte de voordeur van de woning intrapten, maar dat er geen goederen zijn weggenomen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de voltooide inbraak. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan de poging tot inbraak, omdat hij betrokken was bij de poging om de woning binnen te dringen.
Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van heling van een scooter en een ov-chipkaart, waarvan de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze goederen had verworven of voorhanden had gehad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de heling van de scooter en de telefoon, maar oordeelde dat hij wel schuldig was aan het voorhanden hebben van de ov-chipkaart, die was gestolen tijdens een woninginbraak. Ook werd vastgesteld dat de verdachte een busje pepperspray bij zich had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [persoon 1], ter hoogte van € 550,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank weigerde de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis, omdat er geen gewijzigde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.