ECLI:NL:RBAMS:2019:8588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
13/741037-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake woninginbraak en poging daartoe met heling

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij woninginbraken en heling. De verdachte heeft samen met anderen een woninginbraak gepleegd op 1 mei 2019 in Amsterdam, waarbij horloges en een houten kistje zijn gestolen. Daarnaast heeft hij op 10 augustus 2019 in Haarlem geprobeerd in te breken in een andere woning, maar deze poging is niet succesvol geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en inklimming. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de diefstal en de poging tot inbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot inbraak in Haarlem, omdat er onvoldoende bewijs was dat er iets was weggenomen. De rechtbank heeft echter de overige feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 225 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/741037-19 (zaak A), 13/192546-19 (zaak B) (gevoegd) en 13/006323-16 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 14 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
verblijvende op het adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P. Scholte naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 1 mei 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] )
- vier, in elk geval een of meer, horloges en/of
- een (gelakte) houten kistje (met goudkleurige letters JR erop),
althans een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan de verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij de verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming van die woning.
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
1.
Primairhij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de [adres 3] , geld en/of goed(eren), in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [persoon 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of insluiping;
Subsidiairhij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 3] , geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [persoon 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenenen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar voornoemde woning is gegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de (voor)deur van die woning (met kracht) heeft/hebben ingetrapt en/of heeft/hebben opengeduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (merk Kymco) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen kan worden dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de in zaak A en de in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde inbraken en de in zaak B onder 2 ten laste gelegde heling.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de in zaak A ten laste gelegde inbraak refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het in zaak B ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een
voltooidewoninginbraak. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen bewijsmiddel is waaruit kan worden afgeleid dat er goederen en/of geld uit de woning zijn weggenomen. Daarnaast is de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling. Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot inbraak heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet dat er iets is weggenomen uit de woning gelegen aan de [adres 3] . Zodoende acht de rechtbank, met de raadsman, een voltooide woninginbraak niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Ten aanzien van de overige feiten
De rechtbank acht de overige feiten bewezen. De rechtbank baseert dit op de hieronder genoemde feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden volgen uit de in de
bijlagegebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de in zaak A ten laste gelegde medeplegen diefstal uit een woning
Op woensdag 1 mei 2019 ziet getuige [getuige 1] twee jongens op klaarlichte dag een woning gelegen aan de [adres 2] binnengaan. De getuige ziet de jongens via een elektriciteitskastje op het dak van de garage klimmen en zo het balkon bereiken. Daar openen zij de balkondeur en gaan zij de woning binnen. De getuige beschrijft de jongens als jongens van 170-180 centimeter lang met donkere jassen. Een van hen zou negroïde zijn en draagt een grote zwarte rugtas bij zich. De ander is licht getint en draagt een pet. Volgens de getuige zijn de jongens vijf minuten binnen alvorens zij naar buiten komen en via het balkon en het dak weer naar beneden gaan en in de richting van het [straat 1] weglopen. De inmiddels gearriveerde politie hoort ter plekke van een persoon: ‘dat zijn ze die moet je hebben’ en ziet op aanwijzen van dezelfde persoon twee personen lopen en zet de achtervolging in. De politie ziet niemand anders in de straat lopen behalve deze twee personen. Een van de jongens, een negroïde jongen met een rode tas van Adidas, wordt vervolgens aangehouden. Deze jongen, die later verdachte blijkt te zijn, blijkt vier horloges in zijn jaszak te hebben. De bewoonster van de [adres 2] , mevrouw [persoon 2] , herkent de horloges als zijnde van haar man. Haar man, de heer [persoon 1] , verklaart dat naast deze horloges ook een horloge van het merk Estoril, inclusief kistje met gouden letters J.R., zijn weggenomen. Verdachte heeft bekend de diefstal te hebben gepleegd.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met de bekennende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte één van de daders is geweest van de diefstal uit de woning gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam, zodat het in zaak A ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van de in zaak B onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen poging woninginbraak
In de nacht van 10 augustus 2019 zien getuigen dat twee jongens een woning gelegen aan de [adres 3] proberen binnen te gaan. De getuigen zien dat één jongen tegen de voordeur leunt en dat de ander de deur opentrapt. Volgens de getuigen is één van de jongens licht getint en draagt hij een pet. De andere jongen kunnen zij niet goed omschrijven. Enkele minuten later zien getuigen licht branden in de woning. De inmiddels gearriveerde politie ziet twee jongens uit de woning rennen in de richting van de [straat 2] . Een van hen, naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte] is licht getint en draagt een oranje/rode capuchon. Hij wordt aangehouden op de [straat 2] . De ander, een negroïde jongen met een donkerkleurige jas en joggingsbroek met aan beide zijden een verticale witte streep, verliest de politie op de [straat 3] ter hoogte van de huisnummers 51 en 53 uit het zicht. Enkele minuten later wordt achter de heg in de voortuin van nummer 53 een negroïde jongen, die later blijkt te zijn: verdachte, aangetroffen. Verdachte heeft een bezweet gezicht, hijgt flink en draagt een donkerkleurige joggingsbroek met een beide zijkanten een verticale witte streep. Verdachte heeft bekend in de woning te zijn geweest met als doel daar goederen te stelen.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met de bekennende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte één van de daders is geweest van de poging tot inbraak in de woning gelegen aan de [adres 3] , zodat het in zaak B onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Ten aanzien van de in zaak B onder 2 ten laste gelegde medeplegen heling van een scooter
Verdachte wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan heling van een scooter. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of deze scooter van misdrijf afkomstig was. De rechtbank wijst in dit verband op het onderzoek dat de politie heeft gedaan naar de scooter. Uit dit onderzoek bleek dat het aanwezige kenteken niet bij de scooter hoorde en dat was getracht het framenummer onleesbaar te maken door het nummer weg te vijlen. Ook bleek het startcontact van de scooter gemanipuleerd te zijn. Er was een drukcontact aangebracht, dat indien geactiveerd, zorgde voor stroomtoevoer. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de scooter van misdrijf afkomstig was.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte de scooter voorhanden heeft gehad. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Getuigen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 10 augustus 2019 gezien op de scooter. Volgens getuige [getuige 2] was verdachte de bestuurder van de scooter.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat op verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter de plicht rustte om onderzoek te verrichten naar de herkomst ervan gezien het gemanipuleerde startcontact waardoor je de scooter zonder sleutel kon starten. De verdachte heeft dit nagelaten. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter een door misdrijf verkregen goed betrof.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde:
op 1 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres 2] , horloges en een gelakt houten kistje met goudkleurige letters JR erop,
toebehorend aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , waarbij de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming van die woning.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
op 10 augustus 2019 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 3] , enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [persoon 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, naar voornoemde woning is gegaan waarna hij, verdachte en zijn mededader de (voor)deur van die woning (met kracht) hebben ingetrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2019 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter (merk Kymco) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 225 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen (naast de algemene voorwaarden) als bijzondere voorwaarden te worden verbonden de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd, met dien verstande dat het locatieverbod dient te worden beperkt tot de [adres 3] . De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte niet langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman stelt een voorwaardelijk strafdeel voor van 9 maanden met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod en onder beperking van het locatieverbod tot Haarlem en van de elektronische controle tot een termijn van 6 maanden. De raadsman verzoekt de rechtbank om niet ook nog een taakstraf op te leggen omdat dit problemen kan geven met het werk dat verdachte net heeft gekregen en verdachte dan overvraagd zal worden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft een woninginbraak en een poging daartoe gepleegd, allen samen met een ander. Woninginbraken veroorzaken schade en overlast voor de bewoners van de woningen waar is ingebroken. Voor de bewoners is het ontzettend naar dat iemand in hun persoonlijke ruimte is binnengedrongen. Een woning is een plek waar een persoon zich veilig zou moeten voelen. De ervaring leert dat de slachtoffers van een inbraak zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen woning. Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven geen respect voor het eigendomsrecht van anderen te hebben. Ook worden door woninginbraken de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving versterkt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Documentatie
De rechtbank heeft gezien op het strafblad van verdachte van 8 oktober 2019 dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die in een soortgelijke gevallen aan recidivisten worden opgelegd, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. De rechtbank zal daartoe in dit bijzondere geval evenwel niet overgaan. Daartoe is het volgende relevant.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 16 augustus 2019, opgemaakt en getekend door mevrouw M. Henrotte, waaruit – kort gezegd – blijkt dat het risico op grensoverschrijdend gedrag als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding, zijn inkomen is ontoereikend voor zijn uitgavenpatroon en vermoedelijk is er sprake van negatieve beïnvloeding door zijn sociaal netwerk. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor cognitieve beperkingen en impulsief gedrag en lijkt er een verband te bestaan tussen het middelengebruik van verdachte en zijn delictgedrag.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 25 oktober 2019, opgemaakt en getekend door mevrouw A.M. Schule. Mevrouw Schule geeft aan dat verdachte zich goed houdt aan de afspraken die in verband met de schorsing van zijn voorlopige hechtenis zijn gemaakt. Verdachte heeft geen overtredingen gemaakt en stelt zich coöperatief op. Daarnaast kan verdachte op zeer korte termijn starten met een baan als vuilnisman. De reclassering adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, een locatieverbod (met elektronische controle) en een locatiegebod.
De op te leggen straf
Alles in aanmerking genomen acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf zal gelijk zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Er is bij verdachte een positief stijgende lijn te zien. Hij komt, anders dan in het verleden, afspraken na met de reclassering en hij heeft werk gevonden. Verdachte terugsturen naar de gevangenis zou deze positieve lijn doorkruisen. Daar is niemand bij gebaat, ook de maatschappij niet. Daarom acht de rechtbank het noodzakelijk om de ingeslagen weg voort te zetten. De rechtbank acht het noodzakelijk om een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit grote voorwaardelijke gedeelte dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten en dient er ook toe om ervoor te zorgen dat verdachte blijft meewerken aan de behandeling en begeleiding, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om een locatieverbod voor de stad Haarlem of een deel daarvan op te leggen. Deze voorwaarde wordt daarom niet overgenomen uit het reclasseringsadvies.
Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank afzien van het opleggen van een taakstraf. De rechtbank is van oordeel dat het combineren van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een flink pakket aan voorwaarden niet opportuun is, gezien het risico van overvraging van verdachte. In de omstandigheid dat de rechtbank geen taakstraf oplegt, ziet de rechtbank aanleiding om een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[persoon 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde. Na wijziging ter terechtzitting bedraagt deze vordering € 550, - bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
  • € 500, - aan niet door de verzekering vergoedde kosten voor het vervangen van de voordeur, het slot en de deurpost;
  • € 50, - aan niet door de verzekering vergoedde reis- en campingkosten.
8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijk toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500, - aan materiële schade en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
De rechtbank overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij ter terechtzitting onderbouwd heeft gesteld dat de waarde van de nieuwe deur lager is dan de waarde van de oorspronkelijke deur. De schade die de benadeelde partij heeft gelopen door het vervangen van de voordeur, het slot en de deurpost zijn aldus een rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte. De kosten die hieraan zijn verbonden komen redelijkerwijs dan ook voor zijn rekening.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 13 september 2019 ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/006323-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 8 maart 2016 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 2 (twee) weken gevangenisstraf, met het bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank overweegt dat de proeftijd op grond van artikel 14b, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht is ingegaan op 23 maart 2016. De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn dus na het einde van de proeftijd gepleegd. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank de officier van justitie daarom niet ontvankelijk in zijn vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in zaak B onder 1 primair is ten laste gelegd.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A ten laste gelegde en het in zaak B onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:medeplegen van schuldheling.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
315 (driehonderdenvijftien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
270 (tweehonderdenzeventig) dagen, van deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 4] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
meewerkt aan ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen/voorschriften die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar(s) worden gegeven en de gemaakte afspraken nakomt;
meewerkt aan een aanmelding bij een begeleid wonen instelling zoals [stichting] , te indiceren door Reclassering Nederland, en verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de heer [medeverdachte] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfsadres [adres 1] . De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Veroordeelde laat zich onder elektronisch toezicht stellen ter nakoming en controle van dit locatiegebod voor de duur van maximaal 6 maanden. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
meewerkt aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] , wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 550, - (vijfhonderdvijftig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van [persoon 3] , te betalen de som van € 550, - (vijfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 augustus 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 (elf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering van 13 september 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 8 maart 2016, parketnummer 13/006323-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken.
Heft op het – geschorst – bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]