In deze civiele procedure, aangespannen door Finqle B.V. tegen Ren & Run Vastgoed B.V. en twee gedaagden, heeft de rechtbank Amsterdam op 15 april 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een beoordeling na bewijslevering, waarbij Finqle was opgedragen bewijs te leveren van de elektronische ondertekening van twee overeenkomsten. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat Finqle de door haar gestelde werkwijze had gevolgd, maar dat deze werkwijze niet als voldoende betrouwbaar kon worden aangemerkt. Finqle heeft in haar akte uitlating bewijs geen aanvullend bewijs kunnen leveren voor de ondertekening van de overeenkomsten door de gedaagden. De rechtbank oordeelde dat Finqle niet kon terugkomen op de bindende eindbeslissing van het tussenvonnis, tenzij er bijzondere omstandigheden zouden zijn, wat niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat er geen overeenkomsten tot stand waren gekomen, waardoor de vorderingen van Finqle tot nakoming werden afgewezen. Echter, de vordering tot terugbetaling van € 30.000,10 werd toegewezen aan Ren & Run, met wettelijke rente vanaf 9 februari 2019. Daarnaast werden de proceskosten en beslagkosten aan Finqle toegewezen, en werd Ren & Run veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.