ECLI:NL:RBZUT:2012:BX1620

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123537 - HA ZA 11-688
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.W. Verheul
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van krediet- en geldleningsovereenkomsten met misbruik van inlogcodes

In deze zaak vorderde de coöperatie Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank-Boerenleenbank B.A., h.o.d.n. Bizner Bank, betaling van een bedrag van € 25.503,06 van de gedaagden, voormalig vennoten van een vennootschap onder firma. De rechtbank Zutphen oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schulden die voortvloeiden uit een krediet- en geldleningsovereenkomst, die zij hadden afgesloten met Bizner Bank. De gedaagden voerden aan dat zij niet verantwoordelijk waren voor de overeenkomsten, omdat hun vader onbevoegd had gehandeld en hun handtekeningen had vervalst. De rechtbank oordeelde echter dat het misbruik van de Biz Key en de bijbehorende inlogcodes aan de gedaagden kon worden toegerekend, omdat zij onvoldoende zorg hadden betracht in de controle van hun vader's handelingen. De rechtbank wees de vordering van Bizner Bank toe, inclusief rente en proceskosten, en veroordeelde de gedaagden tot betaling van in totaal € 24.313,06, vermeerderd met rente vanaf 27 mei 2011. De rechtbank benadrukte dat de gedaagden als in het ongelijk gestelde partij ook de proceskosten moesten vergoeden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 123537 / HA ZA 11-688
Vonnis van 22 februari 2012
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISENBANK-BOERENLEENBANK B.A., h.o.d.n. BIZNER BANK,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. H. Post te Helmond,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
voormalig vennoot van [naam V.O.F.],
wonende te [plaats],
2. [gedaagde sub 2],
voormalig vennoot van [naam V.O.F.],
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. A. Foppen te Harderwijk.
Partijen zullen hierna Bizner Bank en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 28 november 2011 en producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [naam V.O.F.] is sinds 2 januari 2008 in het handelsregister bekend als vennootschap onder firma onder nummer [nummer]. Als vennoten zijn op 2 januari 2008 toegetreden de broers [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Hun vader [vader gedaagden] is op 29 januari 2009 als vennoot toegetreden tot de vennootschap. [gedaagde sub 2] is op 31 januari 2009 uit zijn functie getreden. [gedaagde sub 1] is op 7 oktober 2009 uit zijn functie getreden.
2.2. [gedaagden] heeft met internetbank Bizner Bank een overeenkomst gesloten, op grond waarvan de bank in opdracht van [gedaagden] op naam van [naam V.O.F.] een zakelijke betaalrekening heeft geadministreerd met bankrekeningnummer [nummer] (hierna: de betaalrekening). De overeenkomst is op 2 januari 2008 getekend door [gedaagden] In de overeenkomst zijn als adres en e-mailadres van [gedaagden] en [naam V.O.F.] de respectievelijke adressen van [vader gedaagden] opgegeven.
2.3. Bij het retour ontvangen van de klantovereenkomst zijn de gegevens van [gedaagden] geverifieerd, onder meer bij de Kamer van Koophandel en door ter verificatie € 2,00 te crediteren op een andere rekening van [gedaagden] Na deze controle is een gepersonaliseerde, zogenaamde Biz Key met inlogcodes aan het door [gedaagden] in de klantovereenkomst opgegeven adres [adres te plaats] gezonden, waarmee in een beveiligde internetomgeving online bankdiensten beschikbaar zijn. Na het aangaan van de klantovereenkomst zijn bij Bizner Bank online, met behulp van een Biz Key van [gedaagden] met bijbehorende inlogcodes, op 22 februari 2008 een overeenkomst krediet op betaalrekening van EUR 5.000 (hierna: de kredietovereenkomst) en op 27 februari 2008 een overeenkomst van lening voor EUR 20.000 (hierna: de geldleenovereenkomst) aangevraagd op naam van [gedaagden] Bizner Bank heeft zowel het krediet als de lening verstrekt (afschriften [nummer 1] en [nummer 2], productie 5 bij comparitie).
2.4. Pagina 6 van de klantovereenkomst (productie I bij dagvaarding) luidt voor zover van belang:
“De rekeninghouder verklaart de op deze overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden te hebben ontvangen en daarvan kennis te hebben genomen.”
In de klantovereenkomst wordt op pagina 5 verwezen naar vijf sets algemene voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn, waarvan de eerste is bijgevoegd (productie I bij dagvaarding), te weten de Algemene voorwaarden Bizner betaalrekening en krediet 2007.
2.5. Artikel 12 van de Algemene voorwaarden Bizner betaalrekening en krediet 2007 (hierna AV krediet 2007), bepaalt voor zover relevant:
“Hoofdelijke aansprakelijkheid
Indien de overeenkomst is aangegaan met meer rekeninghouders en indien een krediet is verstrekt en er meer rekeninghouders zijn, is elke rekeninghouder tegenover de bank hoofdelijk en voor het geheel aansprakelijk voor het uit hoofde van de overeenkomst en het krediet aan de bank verschuldigde.
(…)”
2.6. Artikel 17 AV krediet 2007, bepaalt voor zover relevant:
“Extra rente en verplichting tot aanzuivering bij kredietoverschrijding
Indien de rekening een schuld aan de bank aanwijst die hoger is dan het krediet:
a. is het bedrag van de kredietoverschrijding terstond opeisbaar en dient de rekeninghouder voor onmiddellijke aanzuivering zorg te dragen;
b. kan de bank een door haar te bepalen extra rente aan de rekeninghouder in rekening brengen, te berekenen over het bedrag van de kredietoverschrijding, vanaf de dag waarop de kredietoverschrijding ontstond tot en met de dag waarop de kredietovereenkomst eindigt.”
2.7. Artikel 26 lid 2 AV krediet 2007, bepaalt voor zover relevant:
“Onmiddellijke opeisbaarheid debetsaldo
Een krediet kan door de bank onmiddellijk worden beëindigd en het door de rekeninghouder verschuldigde debetsaldo is terstond en zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit opeisbaar;
(…)
c. wanneer de rekeninghouder of de zekerheidgever nalatig is in de (tijdelijke en/of behoorlijke) nakoming van - of in strijd handelt met:
- (...);
- enige andere verplichting tegenover de bank;
- (...);”
2.8. Pagina 3 van de overeenkomst krediet op betaalrekening (productie I bij dagvaarding) luidt voor zover van belang:
“Bizner verstrekt aan de rekeninghouder (hoofdelijk) een krediet op de volgende rekening en onder de volgende voorwaarden:
(…)
Kredietlimiet EUR 5.000,- (zegge: vijfduizend euro en nul cent).
Debetrente Wijzigbaar. Het actuele debetrentepercentage is 9,25%
(…).”
2.9. Artikel 17 van de Algemene voorwaarden Bizner leningen 2007, hierna AV leningen 2007, (productie II bij dagvaarding), bepaalt voor zover relevant:
“Hoofdelijke aansprakelijkheid debiteuren
Indien de akte is aangegaan met meer debiteuren is elke debiteur tegenover de bank hoofdelijk en voor het geheel aansprakelijk voor het uit hoofde van de akte en de daarin toepasselijk verklaarde (algemene) voorwaarden aan de bank verschuldigde.
Elke debiteur blijft volledig hoofdelijk aansprakelijk totdat het aan de bank verschuldigde terzake van de lening(en) volledig is betaald, ook als wijzigingen worden aangebracht ten aanzien van de lening(en).
(…).”
2.10. Artikel 16 lid 2 AV leningen 2007, bepaalt voor zover relevant:
“Onmiddellijke opeisbaarheid
De bank is gerechtigd om met schriftelijke mededeling daarvan aan de debiteur de lening met onmiddellijke ingang op te eisen in de volgende gevallen of vergelijkbare rechtsfeiten en/of omstandigheden uit buitenlandse of internationale stelsels:
a. wanneer de debiteur en/of groep naar het oordeel van de bank nalatig is in de (tijdige en/of behoorlijke) nakoming van of in strijd handelt met:
- (…);
- enige andere verplichting tegenover de bank;
- (…).
2.11. Pagina 3 van de overeenkomst van lening (productie II bij dagvaarding) luidt voor zover van belang:
“Rente en aflossing
De betaling van rente en aflossing geschiedt samen op basis van annuïteiten.
De rente is 10,5 % per jaar en voor de gehele looptijd van de lening vast als bedoeld in de hierna vermelde Algemene voorwaarden Bizner leningen.
(…)”
2.12. Artikel 5 AV leningen 2007, genaamd bepaalt voor zover relevant:
“Boete bij te late betaling
Over ieder te laat betaald bedrag zal de debiteur aan de bank een vertragingsrente verschuldigd zijn van 1,5% per maand, te rekenen vanaf de vervaldag tot en met de dag der betaling, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand zal worden gerekend. Indien de bank enig uitstel toestaat, geschiedt dit steeds onder voorbehoud van al haar rechten.”
2.13. Artikel 20 AV leningen 2007, bepaalt voor zover relevant:
“Rente voor een bepaalde periode vast
(…).
c. (…).
Vervroegde algehele aflossing kan slechts plaatsvinden door betaling door debiteur aan de bank van een bedrag gelijk aan de (niet contant gemaakte) totale som van de bedragen van de op het moment van vervroegde aflossing toekomstige rente- en aflossingsbedragen (annuïteiten) vermeerderd met (eventuele) achterstallige bedragen en vermeerderd met EUR 100,- administratiekosten.
(…) .
e. Indien de bank in een geval van onmiddellijke opeisbaarheid als vermeld in artikel 16 tot opeising is overgegaan, kan zij aan de debiteur een vergoeding in rekening brengen overeenkomstig het in dit artikel voor vervroegde aflossing bepaalde.”
2.14. Artikel 32 AV krediet 2007, alsmede artikel 7 van de AV leningen 2007, bepaalt dat de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten voor rekening van de rekeninghouder respectievelijk debiteur zijn.
2.15. Van 30 juni 2008 tot en met 24 juli 2008 vertoonde de betaalrekening een debetsaldo groter dan € 5.000,00 (afschriften [nummer 3] en [nummer 4], productie 5 bij comparitie).
2.16. Van 31 augustus 2008 tot en met 25 september 2008 vertoonde de betaalrekening een debetsaldo groter dan € 5.000,00 (afschriften [nummer 5] en [nummer 6]).
2.17. De brieven die op 21 juli 2008 en 21 september 2008 naar [gedaagden] zijn gestuurd luiden voor zover van belang:
“(…)
Hierbij willen wij je er op wijzen dat je betaalrekening met rekeningnummer [nummer] al meer dan 21 dagen een ongeoorloofde overschrijding van de kredietlimiet heeft.
(…)”
2.18. Bizner bank heeft [gedaagden] op 13 november 2008 een brief gestuurd met een aanmaning om de betalingsverplichtingen - waaronder het aanzuiveren van de betalingsachterstand - uiterlijk 20 november 2008 na te komen.
2.19. Namens [gedaagden] is € 10.515,00 in mindering aan Bizner Bank betaald.
3. De vordering
3.1. Bizner Bank vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hogere voorziening, [gedaagden] zal veroordelen, ieder hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 25.503,06, vermeerderd met de overeengekomen variabele rente van thans 15,35 % per jaar over € 25.503,06 vanaf 27 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.2. Aan deze vorderingen heeft Bizner Bank tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
[gedaagden] hebben op de zakelijke rekening een ongeoorloofde debetstand laten ontstaan. Na aanmaning en ingebrekestelling per 13 november 2008 op grond van artikel 17 AV krediet 2007 zijn zij niet nagekomen. Bizner Bank heeft vervolgens de vordering - op grond van artikel 26 lid 2 AV krediet 2007 - in zijn geheel opgeëist, waaraan [gedaagden] niet hebben voldaan. Het openstaande saldo bedroeg op 1 december 2008 € 4.999,62, vermeerderd met de verschuldigde en op grond van artikel 17 AV krediet 2007 overeengekomen rente tot en met 27 mei 2011 van € 1.907,04, bedroeg de vordering uit hoofde van de betaalrekening € 6.906,66.
Bizner Bank heeft [gedaagden] een lening verstrekt van € 20.000,00, die verbonden is aan eerdergenoemde zakelijke rekening. De overeenkomst van lening is 27 februari 2008 door [gedaagden] ondertekend. Omdat [gedaagden] niet tot aanzuivering van de achterstand zijn overgegaan, eist Bizner Bank per 13 november 2008 op grond van artikelen 17 en 26 lid 2 AV krediet 2007 en de artikelen 16 lid 2 en 20 AV leningen 2007, het saldo van de verstrekte lening op zijnde € 20.908,85. Vermeerderd met de op grond van artikelen 20 sub e en c en artikel 5 AV leningen 2007 verschuldigde rente tot en met 27 mei 2011 van € 7.012,55, bedroeg de vordering uit hoofde van de lening € 27.921,40.
Bizner Bank heeft ter incassering van haar beide vorderingen een gemachtigde ingeschakeld die buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. De daarvoor gemaakte kosten bedragen conform het Rapport Voorwerk II € 1.190,00, inclusief BTW. [gedaagden] zijn deze kosten primair verschuldigd op grond van de overeengekomen algemene voorwaarden en subsidiair op grond van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Verminderd met de reeds betaalde € 10.515,00 bedraagt de opeisbare vordering € 25.503,06.
4. Het verweer
4.1. [gedaagden] concluderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bizner Bank niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans deze vorderingen zal afwijzen, met haar veroordeling in de kosten van de procedure.
4.2. Aan deze conclusie hebben [gedaagden] tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
[vader gedaagden] heeft de vennootschap onder firma [naam V.O.F.] opgericht en de dagelijkse gang van zaken voor zijn rekening genomen. Bij deurwaardersexploot van 26 januari 2010 hebben [gedaagden] voor het eerst kennis genomen van de vordering van Bizner Bank uit hoofde van de krediet- en geldleenovereenkomst. Na onderzoek is [gedaagden] gebleken dat [vader gedaagden] onbevoegd online een lening en een kredietovereenkomst heeft afgesloten namens [gedaagden] Dit gebrek aan wilsovereenstemming bij [gedaagden] komt voor rekening en risico van Bizner Bank, nu zij haar bijzondere zorgplicht niet is nagekomen door de identiteit van de aanvragers onvoldoende te controleren. Er zijn dan ook geen krediet- en geldleenovereenkomst tot stand gekomen met [gedaagden]
Subsidiair heeft Bizner Bank de vordering onvoldoende onderbouwd. Met de vordering wordt eveneens de variabele contractuele rente weersproken.
Gelet op bovenstaande is voor toewijzing van de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten geen plaats. Subsidiair is deze vordering onvoldoende onderbouwd.
5. De beoordeling
5.1. Kern van het geschil is de vraag aan wie van de partijen het misbruik van de Biz Key en bijbehorende inlogcodes valt toe te rekenen bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst en geldleenovereenkomst.
5.2. Een rechtshandeling vereist ingevolge artikel 3:33 BW een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Deze wilsverklaring kan ingevolge artikel 3:37 lid 1 BW ook digitaal worden gecommuniceerd, bijvoorbeeld door middel van een Biz Key met bijbehorende inlogcodes die samen een elektronische handtekening vormen. Als wil en verklaring niet overeenstemmen, komt de rechtshandeling ingevolge artikel 3:35 BW toch tot stand wanneer het vertrouwen van de wederpartij wordt beschermd, omdat deze - gegeven de omstandigheden - redelijkerwijs op de tot hem gerichte verklaring mocht afgaan.
5.3. Voor de beantwoording van de vraag wie van de partijen het risico draagt dat misbruik is gemaakt van de (elektronische) handtekening, is relevant aan wie valt toe te rekenen dat een onbevoegde persoon de beschikking heeft gekregen over zowel de Biz Key als de bijbehorende inlogcodes. Indien de onbevoegde in een relatie tot de klant van de uitgevende instelling staat waardoor hij gemakkelijker dan willekeurige derden toegang tot de (elektronische) handtekening heeft kunnen verkrijgen, zal in het algemeen grond voor een dergelijke toerekening aan de klant zijn, nu in beginsel wordt aangenomen dat het misbruik te wijten is aan een gebrek aan zorg van de klant. Dit zal slechts anders zijn in door de klant te stellen en te bewijzen omstandigheden die een zodanig gebrek aan zorg uitsluiten (vgl. HR 19 november 1993, NJ 1994, 622; COVA-arrest).
5.4. Vaststaat dat [gedaagden] bij het sluiten van de overeenkomst voor de betaalrekening met Bizner Bank het adres van [vader gedaagden] hebben doorgegeven als het adres van [gedaagden] en [naam V.O.F.]. Dit geldt zowel voor het postadres als het e-mailadres. Hiermee hebben [gedaagden] er voor gezorgd dat zowel de Biz Key als de bijbehorende inlogcodes zijn verzonden naar [vader gedaagden] met als gevolg dat deze heel gemakkelijk toegang tot de (elektronische) handtekening heeft verkregen. Dan is de vraag of [gedaagden] voldoende omstandigheden heeft aangevoerd die een gebrek aan zorg - op grond van bovenstaande maatstaf – uitsluiten.
5.5. In dit verband hebben [gedaagden] het volgende aangevoerd. Het initiatief tot oprichting van v.o.f. [naam V.O.F.] in januari 2008 en het openen van een betaalrekening voor [naam V.O.F.] is uitgegaan van vader [vader gedaagden], die de daarvoor benodigde formulieren door [gedaagden] heeft laten tekenen. Via [naam V.O.F.] zouden voordelig sportkleding en voetbalschoenen kunnen worden ingekocht, zo heeft hij aan zijn toen 18- en 20-jarige zoons voorgehouden. Hij zou de dagelijkse gang van zaken op zich nemen. Zij hoefden nergens naar om te kijken, aldus [gedaagden] [gedaagden] hebben voorts aangevoerd dat zij niet woonden op het adres waarop de administratie van [naam V.O.F.] zich bevond, zodat het voor hen lastig was de zaken te volgen. Zoals uit de door [vader gedaagden] ondertekende schriftelijke verklaring blijkt, heeft hij bij het aangaan van de kredietovereenkomst en geldleenovereenkomst de handtekeningen van [gedaagden] vervalst/ nagebootst.
5.6. Voor zover [gedaagden] met een beroep op deze omstandigheden hebben willen bepleiten dat [gedaagden] op hun vader mochten vertrouwen en niet hoefden te controleren of hij voldoende zorg heeft betracht, gaat deze stelling niet op.
Indien aan het maatschappelijk verkeer wordt deelgenomen door het oprichten van een v.o.f. en het openen van een betaalrekening brengt dat verantwoordelijkheid en een zorgplicht met zich. In het midden kan blijven wat de precieze omvang van de zorgplicht van [gedaagden] voor de door hen geopende betaalrekening is geweest. Vaststaat immers dat pas toen Bizner Bank aanmaningen ging sturen - ongeveer een jaar na het gestelde misbruik - [gedaagden] op de hoogte raakten van de debetstanden. Pas op dit moment hebben zij zich de vraag gesteld welke handelingen waren verricht met de betaalrekening. Aldus hebben ze geen enkele zorg aan de dag gelegd. Voorts bestond geen aanleiding om te veronderstellen dat geen gebruik werd gemaakt van de betaalrekening, omdat [gedaagde sub 1] op de op zijn naam gestelde tegenrekening een bedrag van € 200 had ontvangen met als omschrijving ‘voorschot salaris [gedaagde sub 1]’. Conclusie is dat het misbruik van de Biz Key met bijbehorende inlogcodes aan [gedaagden] valt toe te rekenen.
5.7. Het verweer dat Bizner Bank haar zorgplicht heeft geschonden omdat zij onvoldoende nauwkeurig heeft geverifieerd of [gedaagden] degene is geweest die de kredietovereenkomst en geldleenovereenkomst heeft aangevraagd en ondertekend, treft evenmin doel.
De na voorafgaande verificatie door Bizner Bank, zoals hierboven beschreven, verstrekte gepersonaliseerde Biz Key met bijbehorende inlogcodes die beide naar het door [gedaagden] in de klantovereenkomst opgegeven adres zijn gestuurd, maken dat sprake is van een voldoende betrouwbare methode om de identiteit van de ondertekenende partij vast te stellen. Gebleken is dat de kredietovereenkomst en geldleenovereenkomst alleen met behulp van de aan de identiteit van [gedaagden] gekoppelde Biz Key met bijbehorende inlogcodes konden worden aangevraagd, zodat vervolgens op Bizner Bank niet een verplichting rustte om de identiteit van de aanvragers nogmaals vast te stellen. Bizner Bank mocht derhalve vertrouwen dat wil en verklaring overeenstemden zodat de gebondenheid van [gedaagden] daaraan ingevolge artikel 3:35 BW intreedt. Verder zijn andere omstandigheden waaruit zou moeten blijken dat Bizner Bank in haar zorgplicht tekort is geschoten, gesteld noch gebleken.
5.8. Het verweer dat Bizner Bank het bedrag in hoofdsom onvoldoende heeft onderbouwd, nu geen inzage is gegeven in de stand alsmede de mutaties in de periode vanaf januari 2008 van de rekening [nummer] waarop het krediet en de geldlening zouden zijn gestort, snijdt deels hout.
Bizner Bank heeft bij dagvaarding niet al haar stellingen voorzien van alle voor de beslissing relevante gegevens. Door het overleggen van productie III (bij dagvaarding) heeft Bizner Bank inzage gegeven in de opbouw van het bedrag dat uit hoofde van de lening opeisbaar is. Bizner heeft verzuimd bij dagvaarding inzicht te geven in de opbouw van het bedrag dat uit hoofde van het krediet opeisbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet bezwaarlijk om de relevante bankafschriften bij de dagvaarding te voegen. Het verweer van Bizner Bank dat de klant over de bankafschriften beschikt, gaat voorbij aan het feit dat het Bizner Bank is die aan haar stellingen rechtsgevolgen wil verbinden, terwijl in deze zaak nu juist het probleem is dat de bankafschriften zich niet bij [gedaagden] bevonden.
De door Bizner Bank ten behoeve van de comparitie van 28 november 2011 overgelegde
negen producties zijn pas op 14 november 2011 naar de rechtbank en [gedaagden] gestuurd.
Deze negen producties bevatten een grote hoeveelheid stukken waarbij Bizner Bank niet op duidelijke wijze heeft geconcretiseerd op welke stukken zij haar vordering(en) baseert. Productie 5 (bij comparitie) omvat de stukken waar door [gedaagden] in de conclusie van antwoord om is verzocht, waaronder het bankrekeningafschrift van maart 2008 waarop de uitbetaling van de lening staat vermeld. Bizner Bank heeft eerst met het inzenden van productie 5 inzage gegeven in de opbouw van het bedrag dat uit hoofde van het krediet opeisbaar is. Door deze nalatige houding van Bizner Bank heeft zij de rechtbank geen volledig beeld geschetst en het [gedaagden] bemoeilijkt verweer te voeren tegen de vordering. Bizner Bank heeft aan [gedaagden] - uiteindelijk - bij de comparitie gelegenheid geboden zich adequaat en ter zake dienend te verdedigen. Deze wijze van procederen werkt dermate kostenverhogend voor [gedaagden], dat de rechtbank hieraan consequenties zal verbinden waar het de proceskosten betreft.
Het verweer faalt voor het overige zodat de gevorderde betaling van de hoofdsom van
€ 4.999,62 uit hoofde van de kredietovereenkomst en € 20.908,85 uit hoofde van de geldleenovereenkomst, verminderd met het namens [gedaagden] alsnog aan Bizner Bank betaalde bedrag van € 10.515,00, groot € 15.393,47 toewijsbaar is.
5.9. De uit hoofde van de kredietovereenkomst respectievelijk geldleenovereenkomst gevorderde overeengekomen rente van 15,35 % per jaar van € 1.907,04 tot 27 mei 2011, respectievelijk € 7.012,55 tot 27 mei 2011, zijn - samen € 8.919,59 - eveneens toewijsbaar. [gedaagden] heeft daartegen ontoereikend verweer gevoerd.
5.10. De slotsom van het voorgaande is dat de gevorderde hoofdsom van € 15.393,47 en de daarover tot 27 mei 2011 gevorderde rente van € 8.919,59, samen € 24.313,06, toegewezen zal worden.
De over deze hoofdsom van € 24.313,06 gevorderde betaling van de overeengekomen rente van 15,35 % per jaar vanaf 27 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening zal worden toegewezen. [gedaagden] heeft daartegen ontoereikend verweer gevoerd.
5.11. [gedaagden] voert met recht aan dat de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten onvoldoende is onderbouwd. In de aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II wordt ten aanzien van overeengekomen buitengerechtelijke kosten dezelfde lijn gevolgd als ten aanzien van niet overeengekomen kosten. Dit betekent dat Bizner Bank de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden dient te specificeren, zodat kan worden getoetst of kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele eventueel herhaalde aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Bizner Bank stelt dat de verrichte werkzaamheden niet kunnen worden beschouwd als kosten ter voorbereiding van een procedure, maar geeft vervolgens geen onderbouwing van die werkzaamheden. Dit betekent dat die kosten worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
5.12. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bizner Bank worden begroot op:
- dagvaarding € 99,26
- griffierecht 1.181,00
- salaris advocaat 579,00 (1 punt x tarief III, € 579,00)
Totaal € 1.859,26.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bizner Bank te betalen het bedrag van € 24.313,06 (zegge: vierentwintigduizend driehonderddertien euro en zes eurocent), vermeerderd met de overeengekomen rente van 15,35% per jaar over € 24.313,06 vanaf
27 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bizner Bank bepaald op € 1.859,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van vonniswijzing tot aan de dag van voldoening;
6.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.W. Verheul en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.