Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the examining judge in Tours county courtvan 27 maart 2019.
4.Strafbaarheid
5.De bevoegdheid van de Franse officier van justitie
53 In casu is niet omstreden dat de leden van het openbaar ministerie, die in Frankrijk de hoedanigheid van magistraat hebben, deelnemen aan de rechtsbedeling.
55 Dergelijke gegevens volstaan als bewijs dat in Frankrijk de magistraten van het openbaar ministerie over de bevoegdheid beschikken om op onafhankelijke wijze, met name ten opzichte van de uitvoerende macht, de noodzaak en de evenredigheid van de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel te beoordelen en dat zij deze bevoegdheid op objectieve wijze uitoefenen door rekening te houden met alle belastende en ontlastende elementen.
67 Wat de onderhavige zaken betreft, geschiedt blijkens het dossier waarover het Hof beschikt de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel met het oog op strafvervolging in de Franse rechtsorde noodzakelijkerwijs middels een nationaal aanhoudingsbevel dat wordt verstrekt door een rechterlijke instantie, in de regel de rechter-commissaris. Volgens artikel 131 CPP kan de rechter-commissaris, wanneer een persoon op de vlucht is of buiten het grondgebied van de Republiek verblijft, na overleg met de officier van justitie, tegen deze persoon een aanhoudingsbevel uitvaardigen indien het feit strafbaar is met een correctionele gevangenisstraf of met een zwaardere straf.
68 Uit de prejudiciële verwijzing in zaak C‑626/19 PPU blijkt dat, wanneer een Europees aanhoudingsbevel met het oog op strafvervolging wordt uitgevaardigd door het openbaar ministerie, de rechterlijke instantie die het nationale aanhoudingsbevel heeft verstrekt op basis waarvan het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, het openbaar ministerie tegelijkertijd verzoekt een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen en een beoordeling maakt van de noodzakelijke voorwaarden voor de uitvaardiging van een dergelijk Europees aanhoudingsbevel en met name van de evenredigheid ervan.
69 Voorts kan volgens de Franse regering in de Franse rechtsorde tegen de beslissing om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen, als proceshandeling, op grondslag van artikel 170 CPP een vordering tot nietigverklaring worden ingesteld. Met een dergelijke vordering, die openstaat zolang het strafrechtelijke onderzoek loopt, kunnen de partijen in de procedure hun rechten doen naleven. Indien het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd tegen een persoon die nog geen partij is in de procedure, kan hij de vordering tot nietigverklaring instellen nadat hij daadwerkelijk is overgeleverd en is verschenen voor de rechter-commissaris.
70 Dat er in de Franse rechtsorde dergelijke procedurevoorschriften bestaan, maakt aldus duidelijk dat de evenredigheid van de beslissing van het openbaar ministerie om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen vooraf kan worden getoetst door de rechter, zelfs vrijwel gelijktijdig met de uitvaardiging ervan, en hoe dan ook na de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel, waarbij deze toetsing, naargelang van het geval, vóór of na de daadwerkelijke overlevering van de gezochte persoon kan plaatsvinden.
71 Een dergelijk stelsel voldoet derhalve aan het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsartikelen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de openbare aanklager te Tours ten behoeve van het in Frankrijk tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.