Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
27 maart 2019 door de openbare aanklager te Tours (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
OGen
PI [1] en
PF [2] .
mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam (die de zaak heeft overgenomen van mr. Tack), het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op de zitting van 28 mei 2019. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting weer geschorst om nadere vragen aan de Franse uitvaardigende autoriteit te stellen.
2.Prejudiciële vragen
Procureur de la République du Tribunal de grande instance de Tours”) in Frankrijk. Frankrijk heeft “de magistraten van het openbaar ministerie” aanwezen ”als rechterlijke autoriteiten die bevoegd zijn om een [EAB] uit te vaardigen met het oog op de tenuitvoerlegging van arrestatiebevelen die zijn uitgevaardigd door een onderzoeks-, vonnis uitsprekende of straffen opleggende rechter en om de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen te waarborgen. [3] Het EAB strekt tot overlevering van de opgeëiste persoon ten behoeve van vervolging in Frankrijk. De opgeëiste persoon wordt er in Frankrijk van verdacht dat hij met anderen een gewapende overval in Tours heeft gepleegd.
Form A – Supplementary information relating to an extradition”, is uitgevaardigd door
the examining judge in Tours county courtop 27 maart 2019.
Gelet hierop voldoet de Franse officier van justitie aan ten minste twee van de vereisten om als een “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584 te worden aangemerkt, namelijk de vereisten zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) die heeft omschreven in zijn overwegingen 73 en 74 van het arrest
OGen
PI [4] .
OGen
PIvan het Hof van Justitie, hebben de Franse uitvaardigende autoriteiten de volgende informatie verstrekt:
worth knowing investigating judge or room of the instruction. So, when the person is runamay[sic]
or if she lives outside the territory of the Republic, investigating judge can, after opinion of public prosecutor, award against her an arrest warrant if the fact contains a graver or penalty prison sentence. It is up to investigating judge to appreciate the character necessary and proportionned[sic]
of the appeal to the emission of the arrest warrant, its decision being placed under the control of the room of the instruction.
, this being by far the most common hypothesis. Thus, the assessment of the approprieteness[sic]
and proportionality of the issue of a EAW for the purposes of prosecution will almost always be the responsability[sic]
of the investigating judge.”
the proportionality, at this step, of the process and ask[sic]
the prosecutor to issue an EAW:
- The proportionality of the decision to issue an EAW is definitively in the competency of a judge, the one who decides about issuing the national warrant, because the EAW is a consequence of the issuing of the national warrant
- The EAW is only, at least, when the subject of the warrant is abroad or doesn’t have a known address, an international way to make the researches and is only an extension of the national warrant.
In antwoord hierop blijkt dat er op 27 maart 2019 in Frankrijk een aanhoudingsbevel werd uitgevaardigd tegen Dhr. [opgeëiste persoon] , door een onderzoeksmagistraat verantwoordelijk voor een lopend feitenonderzoek naar een gewapende overval volgens artikel 131 van het Franse wetboek van strafprocesrecht waarin wordt bepaald dat:
OGen
PIneergelegde voorwaarde dat de beslissing van de officier van justitie om een EAB uit te vaardigen en, met name, de evenredigheid van een dergelijke beslissing het voorwerp moeten kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming.
OGen
PI, een officier van justitie als uitvaardigende rechterlijke autoriteit worden aangemerkt indien hij deelneemt aan de rechtsbedeling in de uitvaardigende lidstaat, hij onafhankelijk opereert
ener een beroep in rechte open staat tegen de beslissing van de officier van justitie een EAB uit te vaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt het vereiste van de mogelijkheid om een beroep in rechte in te stellen uit overweging 75 van het arrest
OGen
PI. Het Hof van Justitie schrijft in één volzin in overweging 75 voor dat
wanneer het recht van een uitvaardigende lidstaat de bevoegdheid om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen toekent aan een autoriteit die weliswaar aan de rechtsbedeling in die lidstaat deelneemt maar zelf geen rechter of rechterlijke instantie is, de beslissing omeen dergelijk aanhoudingsbeveluit te vaardigen en met name de evenredigheid van een dergelijke beslissing in de betreffende lidstaat het voorwerp moet kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming”.
“zelfs indien dit Europees aanhoudingsbevel gebaseerd is op een nationale beslissing van een rechter of een rechterlijke instantie.”
bovendien”, overweging 75) dat de beslissing om een EAB uit te vaardigen en met name de evenredigheid van die beslissing, het voorwerp moeten kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming, met andere woorden van een procedure voor een rechter of een rechterlijke instantie.
PF [5] . In die zaak is het nationale aanhoudingsbevel afgegeven door een rechterlijke instantie (zie
Minister for Justice and Equality -v- Lisauskas[2017] IEHC 232 (27 February 2017), overwegingen 22 en 54 van het arrest), neemt de procureur-generaal van Litouwen bovendien deel aan de strafrechtsbedeling in Litouwen (overweging 42) en is gewaarborgd dat de procureur-generaal van Litouwen onafhankelijk is van de uitvoerende macht (overweging 66), maar moet de verwijzende rechter desalniettemin nagaan
of de beslissingen van de procureur-generaal om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen het voorwerp kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de door een effectieve rechterlijke bescherming gestelde eisen”.
naar de lettervan de arresten aan beide vereisten zoals bedoeld in overweging 68 en 75 van het arrest
OGen
PIzijn voldaan.
OGen
PI. In een aantal van die zaken is betoogd dat de toets die de nationale rechter aanlegt bij zijn beslissing over de uitvaardiging van het nationale aanhoudingsbevel
materieelvoldoet aan de vereisten van die overweging.
materieelin
ex nunc. Hoewel in dit geval de nationale rechterlijke beslissing en de beslissing tot uitvaardiging van het EAB op dezelfde dag zijn genomen, kan in het algemeen tussen het nemen van de nationale rechterlijke beslissing – en dus de beoordeling op voorhand van de evenredigheid van de uitvaardiging van een EAB – en de uitvaardiging van een EAB enige tijd zijn verstreken waarin zich nieuwe feiten en omstandigheden kunnen hebben voorgedaan die relevant zijn voor de evenredigheid van de uitvaardiging van een EAB. In zo een geval zou een voorafgaande rechterlijke beoordeling geen effectieve rechterlijke bescherming kunnen bieden tegen een onevenredige beslissing tot het uitvaardigen van een EAB. Zou de vraag positief beantwoord moeten worden, dan zou het daarom in de rede liggen om in elk geval de voorwaarde te stellen dat de daadwerkelijke beslissing tot uitvaardiging van het EAB zo spoedig mogelijk na de beoordeling van de evenredigheid moet zijn genomen.
na zijn daadwerkelijke overleveringwordt
OGen
PI.
OGen
PInaar de letter op een ontkennend antwoord wijst. Het is dus wenselijk om
welin overeenstemming is met de beginselen die tot uitdrukking zijn gebracht in de voorwaarde dat de beslissing van de officier van justitie om een EAB uit te vaardigen en, met name, de evenredigheid daarvan het voorwerp moeten kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming, dan moet de rechtbank het EAB in behandeling nemen en inhoudelijk over de tenuitvoerlegging daarvan oordelen.
nietvoldoet aan die beginselen, dan hangt het van de beantwoording van de in overweging 2.15 bedoelde vraag af of de rechtbank het EAB inhoudelijk in behandeling kan nemen en op het overleveringsverzoek kan beslissen.
zoals bedoeld in overweging 75 van het arrest van het Hof van Justitie van 27 mei 2019 (ECLI:EU:C:2019:456),
indien voor de gezochte persoon na zijn daadwerkelijke overlevering een rechtsgang openstaat waarin bij de rechter in de uitvaardigende lidstaat de nietigheid van het EAB kan worden ingeroepen en waarin deze rechter onder meer de evenredigheid van de beslissing tot het uitvaardigen van dat EAB onderzoekt?
3.Verzoek om toepassing van de prejudiciële spoedprocedure
4.Slotsom
5.Beslissing
zoals bedoeld in overweging 75 van het arrest van het Hof van Justitie van 27 mei 2019 (ECLI:EU:C:2019:456),
indien voor de gezochte persoon na zijn daadwerkelijke overlevering een rechtsgang openstaat waarin bij de rechter in de uitvaardigende lidstaat de nietigheid van het EAB kan worden ingeroepen en waarin deze rechter onder meer de evenredigheid van de beslissing tot het uitvaardigen van dat EAB onderzoekt?