ECLI:NL:RBAMS:2019:985

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
13/730031-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en medeplegen met partiële vrijspraak dreiging met geweld

Op 4 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak betreft een Roemeense vrouw die in Nederland was gekomen om werk te zoeken. De verdachte en zijn medeverdachte hebben haar drugs gegeven, onderdak geboden en haar in contact gebracht met een prostituee, met als doel haar in de prostitutie te laten werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die geen netwerk in Nederland had en de Nederlandse taal niet sprak. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van werving, vervoer en huisvesting van het slachtoffer met het oogmerk van uitbuiting. De verdachte werd echter vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hadden op dreiging met geweld, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van deze dreiging. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en sprak hem vrij van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730031-17
Datum uitspraak: 4 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]
,
feitelijk verblijvende op het [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.C.M. Sprenger naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 juni 2017 tot en met 8 juni 2017 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, een ander te weten [aangeefster]
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden
en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [aangeefster]
en/of
(sub 4)
voornoemde [aangeefster] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige
handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van)
zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster]
(sub 9)
die [aangeefster] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [aangeefster] met of voor een derde,
immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen
ten aanzien van die [aangeefster] ,
- die [aangeefster] drugs gegeven en/of toegediend en/of die [aangeefster] gedrogeerd en/of
- die [aangeefster] ondergebracht en/of onderdak geboden in een woning en/of in een auto
- die [aangeefster] (meermalen) met een auto vervoerd naar en/of tussen één of meer verschillende
locaties en/of
- die [aangeefster] (meermalen) opgesloten en/of achter gelaten in een auto en/of
- ( meermalen) een prostitutiekamer en/of ruimte voor die [aangeefster] geregeld en/of
- die [aangeefster] (meermalen) onder druk gezet en/of ervan overtuigd en/of gedreigd met dat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) de beschikking had(den) over een vuurwapen en/of die [aangeefster] er (zodoende) toe heeft aangezet en/of hefet gebracht om in de prostitutie te werken en/of
- die [aangeefster] in contact gebracht met een prostituee en/of zorg gedragen voor het contact met een prostituee met als doel [aangeefster] in de prostitutie te laten werken en/of
- ( een) foto(‘s) gemaakt van die [aangeefster] om die foto(‘s) te gebruiken voor het plaatsen van één of meerdere advertentie(s) van die [aangeefster] ;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 juni 2017 tot en met 8 juni 2017 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het
door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, een ander te weten [aangeefster]
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden
en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie, te werven, vervoeren, over te brengen, te huisvesten of op te nemen, met het oogmerk van uitbuiting van die [aangeefster]
en/of
(sub 4)
voornoemde [aangeefster] (telkens) met één van de voornoemde middelen te dwingen en/of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
dan wel
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige
handeling te ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van)
zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat
die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
immers heeft hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen
ten aanzien van die [aangeefster] ,
- die [aangeefster] drugs gegeven en/of toegediend en/of die [aangeefster] gedrogeerd en/of
- die [aangeefster] ondergebracht en/of onderdak geboden in een woning en/of in een auto en/of
- die [aangeefster] (meermalen) met een auto vervoerd naar en/of tussen één of meer verschillende locaties en/of
- die [aangeefster] (meermalen) opgesloten en/of achter gelaten in een auto en/of
- ( meermalen) een prostitutiekamer en/of ruimte voor die [aangeefster] geregeld en/of
- die [aangeefster] (meermalen) onder druk gezet en/of ervan overtuigd en/of gedreigd met dat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) de beschikking had(den) over een vuurwapen en/of die [aangeefster] er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken en/of
- die [aangeefster] in contact gebracht met een prostituee en/of zorg gedragen voor het contact met een prostituee met als doel [aangeefster] in de prostitutie te laten werken en/of
- ( een) foto(‘s) gemaakt van die [aangeefster] om die foto(‘s) te gebruiken voor het
plaatsen van één of meerdere advertentie(s) van die [aangeefster] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 juni 2017 tot en met 8 juni 2017
te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door drogeren van die [aangeefster]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meerdere handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster]
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- die [aangeefster] heeft aangeraakt en/of betast en/of aan de borsten en/of de vagina
van die [aangeefster] heeft gevoeld en/of
- die [aangeefster] zijn, verdachtes penis, heeft doen aanraken en/of erover doen
wrijven en/of aan doen trekken en/of
- zijn, verdachtes vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die
[aangeefster] heeft geduwd en/of heeft gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster] heeft gebracht en/of
geduwd;
3.
hij op of omstreeks 8 juni 2017 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
munitie te weten één patroon (Uma P.A. Knall, kaliber 9 mm), van categorie II
of III voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde, met uitzondering van de subonderdelen 6 en 9, wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft aan de hand van haar op schrift gestelde requisitoir de in haar ogen relevante bewijsmiddelen opgesomd.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter zitting het verzoek tot het horen van aangeefster als getuige herhaald.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman aan de hand van zijn pleitnotities vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat verdachte weliswaar aangeefster behulpzaam is geweest bij het zoeken naar prostitutiewerkzaamheden, maar dat hij daarbij geen dwangmiddel heeft toegepast. Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen heeft de raadsman betoogd dat de rol van verdachte zich slechts heeft beperkt tot het contact leggen met [naam getuige] , het vragen naar eventuele prostitutiewerkzaamheden en het vragen naar een slaapplek. Bij de werving van aangeefster door [medeverdachte 1] in de coffeeshop is verdachte niet aanwezig geweest en van het onder druk zetten en overtuigen van aangeefster dat de medeverdachte de beschikking had over een vuurwapen, was verdachte niet op de hoogte. Dit staat aan het aannemen van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking in de weg, zodat reeds hierom vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het onder sub 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is geweest van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Uit het dossier blijkt dat aangeefster een Roemeense vrouw is die naar Nederland is gekomen om werk te zoeken. Zij is de Engelse taal voldoende machtig, had geen schulden en had een geldig reisdocument. Uit het dossier blijkt niet van een liefdesrelatie tussen aangeefster en verdachte en er is geen sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen hen beiden. Er is geen sprake geweest van een dusdanig kwetsbare positie van aangeefster dat zij geen andere keuze had dan zich te prostitueren.
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had tot het uitbuiten van aangeefster. Als verdachte al een vorm van opzet zou hebben op het uitbuiten van aangeefster, dan was dit voorwaardelijk opzet. Echter, voorwaardelijk opzet is onvoldoende om tot bewezenverklaring van het impliciete bestanddeel (oogmerk) tot uitbuiting te komen. De raadsman heeft dan ook vrijspraak bepleit ten aanzien van hetgeen onder sub 1 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder sub 4 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat ‘uitbuiting’ als impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid, sub 4, van het Wetboek van Strafrecht heeft te gelden. Voor een bewezenverklaring van hetgeen onder sub 4 ten late is gelegd dienen uit de bewijsmiddelen omstandigheden te volgen waarbij kan worden verondersteld dat uitbuiting heeft plaatsgevonden. Nu dat in deze zaak niet het geval is, dient vrijspraak van dit subonderdeel te volgen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de subonderdelen 6 en 9 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich aan de hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt. Verdachte zal dan ook van die feiten worden vrijgesproken.
4.3.2
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Beslissing op het verzoek tot het horen van aangeefster als getuige
De rechtbank wijst het ter zitting herhaalde verzoek van de raadsman tot het horen van aangeefster als getuige af, nu uit het dossier blijkt dat alle redelijkerwijs te vergen inspanningen om een verhoor mogelijk te maken door de rechter-commissaris zijn gedaan en niet te verwachten is dat aangeefster op enige redelijke termijn gehoord kan worden.
Verklaringen aangeefster te gebruiken voor het bewijs?
Ambtshalve overweegt de rechtbank dat de onderdelen van de verklaringen van aangeefster die door verdachte zijn betwist en de rechtbank heeft gebruikt voor het bewijs, voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De bewezenverklaring is niet in beslissende mate op de verklaringen van aangeefster gebaseerd. De hieronder genoemde verklaringen van aangeefster kunnen dus voor het bewijs worden gebruikt.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de verklaring van aangeefster op p. 49 e.v. niet gebruikt mag worden voor het bewijs omdat deze verklaring niet auditief is geregistreerd, wat wel had gemoeten. Er is sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en dit verzuim moet tot bewijsuitsluiting leiden, aldus de raadsman. De rechtbank overweegt dat de rechtbank deze verklaring van aangeefster niet als bewijsmiddel heeft gebruikt, zodat dit verweer geen bespreking behoeft.
Bewijsoverwegingen
Beoordelingskader mensenhandel
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit wetsartikel staat in titel XVIII van voornoemd wetboek, de titel die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en vrijheid. Bij mensenhandel moet altijd uitgegaan worden van de intentie van de dader, niet van die van het slachtoffer.
De in artikel 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van artikel 273f Sr deel uitmaken.
Bij het ten laste gelegde feit wordt aan de rechtbank de vraag voorgelegd of het handelen van verdachte onder de specifieke omstandigheden kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
-
Sub 1
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Simpel gesteld betreft het de strafbaarstelling van de persoon die in het traject voorafgaand aan de uitbuiting actief is. De activiteiten van de persoon zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting of verwijdering van de organen. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting aan de orde is.
Sub 1 gaat uit van 3 componenten: handelingen, dwangmiddelen en het oogmerk van uitbuiting.
Handelingen
De handelingen (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander) hebben elk een neutrale en feitelijk betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Dwangmiddelen
De dwangmiddelen zijn: dwang, (dreiging met) geweld of met een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie en het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de tewerkgestelde in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘een kwetsbare positie’ geldt dat dit begrip in de wet is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”.
De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
Oogmerk van uitbuiting
Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, behoudens voor zover in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten’. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn er meerdere invalshoeken die - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad - moeten worden beschouwd en die beoordeling is in ieder geval sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van die vraag zijn: de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor degene die het werk verricht, en het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. De in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven worden als referentiekader gehanteerd. [1]
De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat deze factoren niet cumulatief zijn. Immers: de strafbaarstelling van sub 1 ziet - hoewel bewezenverklaring tot een voltooid delict leidt - in feite op het voorbereidingsdelict voorafgaand aan de daadwerkelijke uitbuiting; sommige elementen kun je dan nog niet zien en gebruiken om uitbuiting in de zin van sub 1 vast te stellen. Er kan dan wel worden gekeken naar bijvoorbeeld de modus operandi, huisvesting en afspraken.
Uitbuiting veronderstelt volgens de rechtbank een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een bepaalde situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Bij het gebruik van (één van de) dwangmiddelen ontbreekt het bij het slachtoffer aan een vrije, reële keuze.
Uit jurisprudentie lijkt te volgen dat uitbuiting eerder aan de orde is in het geval van zeer kwetsbare slachtoffers, zoals minderjarigen, illegalen, verslaafden en schuldenaren, en als het gaat om het uitvoeren van strafbare activiteiten in plaats van het verrichten van andere arbeid.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de onmiskenbare bedoeling van de dader. Wel moet het opzet gericht zijn op de uitbuiting. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
-
Sub 4
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr stelt het gebruik van iemand in een uitbuitingssituatie strafbaar. Het gaat hier dus om de daadwerkelijke uitbuiting. Het gaat om de situatie waarbij een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in sub 1) wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, of waarbij onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De gedragingen in sub 4 volgen veelal op de gedragingen in sub 1, maar ze kunnen elkaar ook overlappen. Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren, etc. terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gelinkt aan het laten werken. Het ‘zich beschikbaar stellen’ is daarbij voldoende, wat betekent dat er ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [2]
-
Sub 6
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. [3] De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Een dwangmiddel is hier niet nodig.
-
Sub 9
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 9 Sr is degene die een ander met een van de in sub 1 genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde of van de verwijdering van diens organen.
Beoordeling
Ten aanzien van hetgeen aan verdachte onder sub 1 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij oorspronkelijk uit Roemenië komt en dat zij op 4 juni 2017 na een ruzie met haar ex-vriend vanuit België naar Nederland is gekomen. [4] Zij was toen 19 jaar en sprak geen Nederlands maar wel Engels. [5] Ze had geen telefoon. Op 5 juni 2017 is zij naar coffeeshop ‘ [naam coffeeshop] ’ in Amsterdam gegaan, waar zij [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt telkens: [medeverdachte 1] ) heeft leren kennen. Ze heeft hem verteld dat ze geen slaapplaats had en niemand kende en toen heeft hij voorgesteld om bij hem te gaan slapen. [6] In de woning van [medeverdachte 1] heeft aangeefster drugs gebruikt en heeft zij vrijwillige seks met hem gehad. De volgende dag (de rechtbank begrijpt: 6 juni 2017) zei [medeverdachte 1] tegen haar dat zij wat vrienden van hem kon leren kennen. Zij hebben drank gekocht en zijn vervolgens teruggegaan naar de woning waar [medeverdachte 1] verbleef. De medeverdachte (hierna ten behoeve van de leesbaarheid: [medeverdachte 2] ) is toen ook naar die woning gekomen. [7] In de woning heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] , aangeefster en [medeverdachte 2] , waarbij werd gesproken over heel veel geld en dat zij heel rijk zouden worden. Zij heeft op dat moment alles geaccepteerd omdat ze toch geen plek had om ergens te verblijven. [medeverdachte 1] vertelde dat hij heel goed bevriend was met [medeverdachte 2] en hij zei tegen aangeefster dat zij goed moest luisteren naar [medeverdachte 2] . Daarop liet [medeverdachte 2] aangeefster foto’s op zijn telefoon zien waarop een pistool stond afgebeeld. Vervolgens zei [medeverdachte 2] tegen haar dat als zij niet zou doen wat hij zei, dat hij dan een pistool in haar mond zou duwen. [8] In de mobiele telefoon die onder [medeverdachte 2] in beslag is genomen bleken drie foto’s te staan waarop een vuurwapen was afgebeeld. [9] Aangeefster heeft verklaard dat zij op een gegeven moment met [medeverdachte 2] en verdachte (hierna ten behoeve van de leesbaarheid: [verdachte] ) in een auto is gestapt. [medeverdachte 1] is niet meegegaan. [10]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij aangeefster op 6 juni 2017 op straat heeft ontmoet toen zij daar samen met [medeverdachte 1] stond. [verdachte] heeft verklaard dat aangeefster door een vriend van [medeverdachte 2] aan hen is overgedragen, omdat die vriend aangeefster zat was. Hoe de exacte ontmoeting ook heeft plaatsgevonden, [medeverdachte 2] en [verdachte] bevestigen de verklaring van aangeefster dat zij op 6 juni 2017 met zijn drieën in de auto van [verdachte] hebben gezeten en hebben rondgereden. [11] Aangeefster heeft verklaard dat zij wel drie XTC-pillen mocht hebben omdat het de eerste dag was. [12] Zij heeft die drie XTC-pillen ingenomen en veel trekjes genomen van joints. [13] Zij zou zich laten prostitueren en zou de helft krijgen. Ze weet niet van welk bedrag zij de helft zou krijgen. [14] [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat er die avond 3 XTC pillen voor haar geregeld zijn die ze heeft ingenomen en niet heeft betaald. [15]
Bij het onderzoek naar de mobiele telefoon die onder [verdachte] in beslag is genomen is een WhatsApp gesprek op 6 juni 2017 tussen [mobiele nummer 1] (telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 2] ) en [mobiele nummer 2] (telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] ) aangetroffen. [16] Dat gesprek gaat als volgt:
[medeverdachte 2] om 09:42:00 :
luister
[medeverdachte 2] om 09:42:03 :
er is een kip
[medeverdachte 2] om 09:42:07 :
ze heegt(de rechtbank begrijpt: heeft)
geen slaapplek
[medeverdachte 2] om 09:42:13 :
we gaan der na lengte brengen ja[verdachte] om 09:42:19 :
welke kip[verdachte] om 09:42:32 :
stuur picca
[medeverdachte 2] om 09:42:32 :
ze is bij [medeverdachte 1]
[medeverdachte 2] om 09:42:35 :
roemeense
(…)
[medeverdachte 2] om 09:42:47 :
ze wil ergens slapen.
De rechtbank stelt vast dat er een discrepantie bestaat tussen het door de politie opgestelde overzicht van WhatsApp berichten op dossierpagina 253 en de onderliggende stukken op basis waarvan dat overzicht is opgesteld op dossierpagina’s 306 tot en met 310. Uit het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2019 blijkt dat verbalisant [naam opsporingsambtenaar 1] bij de weergave van de WhatsApp berichten op dossierpagina 253 een vergissing heeft gemaakt en dat [medeverdachte 2] het bericht “
er is een kip” heeft verstuurd. [17] De rechtbank gaat dan ook uit van de weergave van het WhatsApp gesprek zoals hiervoor is opgenomen.
Uit het onderzoek van de telefoon van [verdachte] blijkt verder dat hij op 6 juni 2017 om 23:11 uur twee WhatsApp berichten naar de getuige [naam getuige] ( [mobiele nummer 3] ) heeft gestuurd, te weten “
oké ik heb een meid die wilt werken” en “
se is nu met mij”. Het lukt hen niet meer om elkaar diezelfde avond te ontmoeten om erover te praten. [18]
Aangeefster heeft verklaard dat zij zich in de auto met [verdachte] en [medeverdachte 2] heel slecht voelde door de drugs die zij had gebruikt. Zij gebruikte naar eigen zeggen drugs om in een andere stemming te komen, zodat niets haar meer zou raken. [19] Zij leidde uit de vragen die [verdachte] en [medeverdachte 2] haar stelden af dat zij in de prostitutie moest gaan werken. Toen [medeverdachte 2] haar vroeg waarom zij huilde, heeft zij gezegd dat zij zomaar moest huilen, omdat ze niet wilde zeggen dat ze bang voor hem was. [20] Aangeefster werd de volgende ochtend rond 05:00 uur (de rechtbank begrijpt: op 7 juni 2017) wakker in de auto op een parkeerplaats. [21] [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat aangeefster in de nacht van 6 op 7 juni 2017 op een parkeerplaats inderdaad in zijn auto heeft geslapen. [22]
Rond het middaguur kwam [verdachte] terug bij de auto. Zij hebben [medeverdachte 2] opgehaald en weer wat gerookt. [23] Bij het onderzoek naar de onder [verdachte] inbeslaggenomen iPhone 5 zijn vijf relevante afbeeldingen aangetroffen waarop aangeefster staat afgebeeld. Op alle afbeeldingen zit zij in een auto op de achterbank en de afbeeldingen zijn gemaakt op 7 juni 2017 tussen 13:51 en 13:57 uur. [24] Aangeefster is vervolgens rond etenstijd weer een paar uur alleen in de auto achtergelaten. [medeverdachte 2] was het eerste terug en [verdachte] kwam rond 21:40 uur terug. Toen vertelde [verdachte] tegen aangeefster dat ze vandaag zaken moesten gaan doen, omdat ze het geldprobleem moesten oplossen. Zij voelde zich slecht, maar heeft het geaccepteerd omdat ze dan tenminste wat geld had. [25] Vervolgens werd [medeverdachte 2] ergens afgezet en heeft [verdachte] haar naar een meisje (de rechtbank begrijpt: [naam getuige] ) gebracht die al langer in de ‘business’ zat, zodat ze van haar misschien een klant kon krijgen. [naam getuige] werd heel erg boos en aangeefster moest haar beloven dat zij geen zaken met [verdachte] zou doen, omdat hij haar alleen maar wilde gebruiken om geld te verdienen. [verdachte] zei tegen aangeefster dat zij [naam getuige] niet moest geloven. [verdachte] is weggegaan en aangeefster is bij [naam getuige] gebleven. [26] Met toestemming van [naam getuige] is een WhatsApp gesprek tussen [verdachte] en [naam getuige] veiliggesteld. Daaruit blijkt dat [verdachte] in de avond van 7 juni 2017 opnieuw contact zoekt met [naam getuige] . Om 19:57:02 stuurt hij “
oké ben met die meid” en om 20:40:05 stuurt hij “
oké maar kan je wat voor der fixen vandaag”. [27] In reactie op een spraakbericht van [naam getuige] , inhoudende “
en als ik wat voor haar kan fixen vandaag dan zou ze met mij mee op pad moeten vandaag en dan ontvangen in een hotel dan kan ik wat voor haar fixen weet je”, stuurt [verdachte] “
ja maar hoe weet ik dan dat er wat gemaakt wordt”. [28] Om 21:04 uur stuurt [verdachte] naar [naam getuige] “
maar mag ik d’r ook baksen bij je kijken of ze het goed doet” en meteen daarna “
want ze gaat voor ons werken toch”. [29] Uit een onderzoek naar de andere iPhone die onder [verdachte] in beslag is genomen is gebleken dat er op 7 juni 2017 op internet is gezocht naar “ [aangeefster] ” en naar www.seksmarkt.nl en sites te relateren aan escortwerk. Opvallend is hierbij dat vóór en na 7 juni 2017 niet naar sekssites is gezocht. [30]
[naam getuige] heeft verklaard dat zij op 6 juni 2017 door [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) werd benaderd via WhatsApp en dat hij zei dat hij een meid had die voor hem wilde werken. Zij kent [verdachte] als een dealer in XTC. [naam getuige] probeerde in de Engelse taal met aangeefster te communiceren, maar [verdachte] onderbrak haar steeds en zei tegen aangeefster dat zij haar niet moest geloven. Aangeefster heeft tegen [naam getuige] gezegd dat zij drie XTC-pillen had gehad. [verdachte] zei tegen [naam getuige] dat hij een advertentie voor aangeefster had gemaakt, maar dat geloofde [naam getuige] niet omdat zij weet dat dat tot 24 uur kan duren. Hij heeft haar wel foto’s laten zien die hij van aangeefster had gemaakt op de achterbank van een auto. [naam getuige] heeft hem uitgelegd dat dit niet de juiste foto’s voor een seks advertentie waren. [naam getuige] heeft verklaard dat aangeefster tegen haar had gezegd dat [medeverdachte 1] , die zij in coffeeshop ‘ [naam coffeeshop] ’ had leren kennen, haar een dag later had overgedragen aan [verdachte] , zodat [verdachte] geld kon maken. Dat heeft [verdachte] later ook zelf tegen haar gezegd. Hij zei daarbij dat hij en aangeefster 50/50 wilden doen, maar dat van die 50% van aangeefster ook een deel naar [medeverdachte 1] zou gaan. [31] Aangeefster heeft de nacht van 7 op 8 juni 2017 bij [naam getuige] doorgebracht omdat zij haar zou helpen met prostitutiesites. [naam getuige] wilde aangeefster bij zich houden, omdat zij angst bij haar zag. [naam getuige] heeft verklaard dat aangeefster in eerste instantie vertelde dat zij niet wist of zij haar paspoort gegeven had of dat [verdachte] en [medeverdachte 2] het van haar hadden afgenomen. [32]
Aangeefster heeft verklaard dat [verdachte] in de ochtend van 8 juni 2017 voortdurend belde dat hij haar op wilde halen. Zij heeft toen gezegd dat zij haar identiteitskaart terug wilde en [verdachte] zei dat [medeverdachte 2] die had. Zij weet niet hoe [medeverdachte 2] daaraan kwam; haar identiteitskaart zat in haar tas en in de ochtend dat zij in de auto wakker werd zag zij dat al haar spullen over de vloer van de auto verspreid lagen. [verdachte] zei toen tegen haar dat [medeverdachte 2] haar identiteitskaart had en dat zij met hem mee moest gaan als ze die identiteitskaart terug wilde. [33]
Bij het onderzoek naar de mobiele telefoon die onder [verdachte] in beslag is genomen is een WhatsApp gesprek in de nacht van 6 op 7 juni 2017 tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] aangetroffen. [34] Dit WhatsApp gesprek is gewist op de uitgelezen iPhone van [medeverdachte 2] . Uit het WhatsApp gesprek blijkt dat [medeverdachte 2] om 02:21 uur het volgende tegen [verdachte] zegt: “
Laaat der on die waggien blijven en zegder she cant go ik heb derbid (de rechtbank begrijpt: haar id)
.en “
ze moet het morgen halen”. Het gesprek gaat die ochtend als volgt verder:
[medeverdachte 2] om 08:48:39 :
is ze der nog
[verdachte] om 08:48:52 :
ik weet never ben net wakker[medeverdachte 2] om 08:48:55 :
die sannie is open vandaag
[medeverdachte 2] om 08:49:02 :
Die parenclub
[medeverdachte 2] om 08:49:21 :
We moeten der meteen laten weerkenb
[verdachte] om 08:51:18 :
Ja
[medeverdachte 2] om 08:51:40 :
Is cool ik hoop dat ze niet pia is man (straattaal pia = weg)
(…)
[verdachte] om 09:16:06 :
Yo ik ga nu naar saar
[verdachte] om 09:16:07 :
daar
[verdachte] om 09:34:06 :
Ze is er[verdachte] om 09:34:09 :
We komen nu [35]
De rechtbank is, gelet op het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2019 van verbalisant [naam opsporingsambtenaar 1] , de berichten “
we moeten der meteen laten weerkenb” (de rechtbank begrijpt: werken) en “
is cool ik hoop dat ze niet pia is man(straattaal pia = weg)” door [medeverdachte 2] , en dus niet door [verdachte] zijn verstuurd.
Uit het onderzoek van de onder [medeverdachte 2] inbeslaggenomen iPhone is gebleken dat [medeverdachte 2] op 8 juni 2017 contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . Om 11:06:10 opent [medeverdachte 1] het gesprek met “
Offa(ofa is straattaal voor hé, alles goed [36] )
heeft ze al een beetje gewerkt”. [37]
Aangeefster en [naam getuige] hadden op 8 juni 2019 afgesproken met [verdachte] en [medeverdachte 2] in de buurt van het Centraal Station in Amsterdam om de identiteitskaart van aangeefster terug te krijgen. Toen zij van aangeefster hoorde dat er een wapen in de auto van [verdachte] lag, heeft zij de politie ingelicht. Daarop zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] aangehouden. Bij de doorzoeking van de auto van [verdachte] is een omgebouwd gas-/alarmpistool en een hoeveelheid munitie aangetroffen.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de identiteitskaart van aangeefster op 6 juni 2017 in handen van de medeverdachte is gekomen. In de nacht van 6 op 7 juni 2017 heeft de medeverdachte immers een WhatsApp bericht naar verdachte gestuurd dat ze (de rechtbank begrijpt: aangeefster) in de auto moest blijven en dat hij tegen haar moest zeggen dat ze niet weg kan gaan omdat de medeverdachte haar identiteitskaart nog onder zich heeft. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de medeverdachte op 7 juni 2017 in de middag is opgehaald door verdachte en aangeefster. Hij had toen alle gelegenheid om haar identiteitskaart terug te geven, maar heeft dit niet gedaan. In plaats daarvan is aangeefster in de avond van 7 juni 2017 naar [naam getuige] gebracht. Pas op 8 juni 2017, nadat [naam getuige] zich er uitgebreid mee had bemoeid en met verdachte via WhatsApp had gediscussieerd, is er een afspraak gemaakt om de identiteitskaart van aangeefster aan haar terug te geven.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachte zowel misbruik hebben gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht als van de kwetsbare positie van aangeefster. Zij hebben verklaard dat zij wisten dat aangeefster uit Roemenië kwam en de Nederlandse taal niet sprak. Zij wisten dat aangeefster geen contacten had in Nederland en om die reden ook geen plek had om te verblijven. Zij wisten dat zij geen geld had, dat zij nog jong was en hebben drugs aan haar gegeven. [38] Ook heeft de medeverdachte haar identiteitskaart onder zich gehouden, en niet teruggegeven toen aangeefster daar om vroeg. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat aangeefster illegaal in Nederland verbleef. [39]
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte en de medeverdachte hebben verklaard dat aangeefster zelf aan hen te kennen heeft gegeven dat zij in de prostitutie wilde werken, en dat zij haar alleen hebben geholpen door haar in contact te brengen met [naam getuige] . [40] De rechtbank gaat aan deze verklaringen voorbij. Uit de hiervoor uitgewerkte WhatsApp gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte, tussen de verdachte en [naam getuige] en tussen de medeverdachte en [medeverdachte 1] leidt de rechtbank, hoewel aangeefster zich nog niet daadwerkelijk heeft geprostitueerd, de onmiskenbare bedoeling van verdachte en de medeverdachte af om haar in de prostitutie te brengen met het oogmerk van uitbuiting van aangeefster. Zowel aangeefster als [naam getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat het de bedoeling was dat de opbrengsten 50/50 zouden worden verdeeld. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster door een vriend van de medeverdachte aan hen was overgedragen, en uit de WhatsApp gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte leidt de rechtbank af dat de medeverdachte ook van de opbrengst zou profiteren. Het verweer wordt verworpen.
Medeplegen
Voor het aannemen van medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist. Of hiervan sprake is geweest, dient aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. Er dient sprake te zijn van een gezamenlijke uitvoering van een bepaald strafbaar feit, zij het dat niet alle ten laste gelegde bestanddelen door alle medeplegers behoeven te worden vervuld. Medeplegers kunnen echter alleen worden gestraft voor elkaars gedragingen voor zover deze binnen hun gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet kunnen worden gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt. Zij hebben aangeefster samen rondgereden, drugs gegeven en in de auto laten slapen. Uit de inhoud van de WhatsApp gesprekken tussen beiden leidt de rechtbank af dat zij er beiden op gebrand waren dat aangeefster zo snel mogelijk in de prostitutie zou gaan werken en dat zij daaraan zouden gaan verdienen. Zij hebben misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie van aangeefster in Nederland, met het oogmerk van uitbuiting van aangeefster.
De rechtbank is echter van oordeel dat er ten aanzien van de ten laste gelegde dwangmiddel dreiging met geweld geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de medeverdachte aangeefster onder druk heeft gezet en ervan heeft overtuigd en heeft gedreigd met dat hij de beschikking had over een vuurwapen, wat aangeefster er toe heeft aangezet om in de prostitutie te gaan werken. Deze dreiging met geweld heeft plaatsgevonden in de woning van [medeverdachte 1] . Nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op dat moment in die woning aanwezig was, dan wel dat hij op een andere manier op de hoogte is geraakt van de dreiging met geweld, en niet is gebleken dat er in de auto is gedreigd met geweld, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van dat dwangmiddel geen sprake is van medeplegen. Verdachte wordt ten aanzien van dat deel van de tenlastelegging dan ook vrijgesproken.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte van hetgeen aan hem onder sub 4 ten laste is gelegd, vrijspreken. Zij overweegt hiertoe het volgende. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad vormt ‘uitbuiting’, hoewel niet als zodanig in de tekst van sub 4 opgenomen, wel een impliciet bestanddeel daarvan. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [41] Met de raadsman van verdachte en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er in deze zaak nog geen sprake was van een daadwerkelijke uitbuitingssituatie, nu aangeefster nog geen prostitutiewerkzaamheden had verricht. Verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen hetgeen onder de subonderdelen 6 en 9 ten laste is gelegd. Verdachte zal van die delen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
op in de periode van 7 juni 2017 tot en met 8 juni 2017 te Amsterdam en/of Almere tezamen en in vereniging met een ander, een ander te weten [aangeefster] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander ten aanzien van die [aangeefster] ,
- die [aangeefster] drugs gegeven en
- die [aangeefster] ondergebracht in een woning en in een auto
- die [aangeefster] meermalen met een auto vervoerd naar en tussen verschillende locaties en
- die [aangeefster] meermalen achter gelaten in een auto en
- die [aangeefster] in contact gebracht met een prostituee met als doel [aangeefster] in de prostitutie te laten werken en
- foto‘s gemaakt van die [aangeefster] om die foto‘s te gebruiken voor het plaatsen van een advertentie van die [aangeefster] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 1 primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, voor het geval de rechtbank zijn primaire standpunt tot integrale vrijspraak niet zou volgen, verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de korte pleegperiode en het feit dat aangeefster nooit een klant heeft ontvangen. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de beperkte rol van verdachte, gezien zijn afwezigheid bij het werven in de coffeeshop en zijn afwezigheid bij de bedreiging met de foto’s in het huis van de getuige [naam getuige] .
Verder heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij werkt fulltime bij [naam B.V.] en zijn arbeidsovereenkomst is onlangs met een half jaar verlengd. Hij woont samen met zijn vriendin en hun twee kinderen en heeft zijn leven aardig op de rit. De raadsman heeft verwezen naar de inhoud van het e-mailbericht van 15 januari 2019 van de toezichthouder van verdachte bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
De raadsman van verdachte heeft – onder verwijzing naar jurisprudentie – verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft expliciet verzocht om daarnaast niet ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte in een periode van twee dagen schuldig gemaakt aan mensenhandel. Zij hebben misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van het slachtoffer. Zij hebben haar drugs gegeven, ondergebracht in een woning en in de auto van verdachte laten slapen. Zij hebben haar vervoerd en achtergelaten in een auto. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in contact gebracht met een prostituee met als doel het slachtoffer in de prostitutie te laten werken en haar op die manier uit te buiten. Hij heeft foto’s gemaakt van het slachtoffer met de bedoeling die foto’s te gebruiken voor het plaatsen van een seksadvertentie en de medeverdachte heeft de identiteitskaart van het slachtoffer onder zich gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich hiermee heeft schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft niet geschroomd om misbruik te maken van de kwetsbare positie van het slachtoffer in Nederland. Hij heeft met zijn gedragingen een grote inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid, persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van aangeefster. Dat het niet tot daadwerkelijke uitbuiting in de prostitutie door verdachte is gekomen, is slechts te danken aan de prostituee waarmee verdachte het slachtoffer in contact had gebracht. Zij heeft tijdig alarm geslagen en de politie geïnformeerd, waarna verdachte kon worden aangehouden. De rechtbank betreurt het dat verdachte op geen enkele wijze empathie heeft getoond voor het slachtoffer en neemt hem kwalijk dat hij zichzelf als slachtoffer ziet en het slachtoffer als dader.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 17 december 2018, niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Verdachte moet ten aanzien van het bewezenverklaarde feit dus worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een e-mailbericht van 15 januari 2019 van
[naam] , trainer en adviseur bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, en sinds december 2017 toezichthouder van verdachte in het kader van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Dit e-mailbericht houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat het toezicht van verdachte – op wat opstartproblemen na – goed is verlopen. Hij houdt zich aan de afspraken, is goed bereikbaar en zet zich in om zijn leven (nog) beter op de rails te krijgen. Hij woont sinds eind vorig jaar met zijn gezin in Almere en werkt fulltime. Hij heeft betalingsregelingen getroffen met de bedrijven waar hij schulden bij heeft en betaalt maandelijks automatisch zijn schulden af.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met de korte pleegperiode en het feit dat het slachtoffer geen daadwerkelijke prostitutiewerkzaamheden voor verdachte heeft verricht. Hij is first offender en lijkt zijn leven inmiddels op de rit te hebben.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank vindt, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

9.Beslag

De officier van justitie heeft ten aanzien van de op de beslaglijst genoemde goederen gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van verdachte heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank zal ten aanzien van de op de beslaglijst genoemde goederen gelasten dat deze worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
mensenhandel, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
onttrekking aan het verkeervan:
1.00 STK Pistool
5399443
1.00 STK Onderdeel van
5399664 (afgezaagde loop)
1.00 STK Munitie
IMA 9 MM
5399578
8.00 STK Munitie
5399692
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst afhet verzoek tot het horen van aangeefster [aangeefster] als getuige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2019.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
2.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
3.HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2017119728 van 8 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , dossierpagina 148, laatste alinea en dossierpagina 149, eerste alinea.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 261.
6.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 154, alinea 12.
7.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 155, alinea’s 14 en 15.
8.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 156, alinea’s 3, 5, 9.
9.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina’s 182, 190-191.
10.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 156, alinea 6.
11.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
12.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 156, alinea 11.
13.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 157, alinea 11.
14.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 157, alinea’s 1-2.
15.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
16.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 306.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20171199728 van 21 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , niet genummerd.
18.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 261.
19.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 157, alinea 13.
20.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 157, alinea 7.
21.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 157, alinea 4.
22.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
23.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 158, alinea 9.
24.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 245.
25.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 158, alinea’s 9, 11-13.
26.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 159, alinea’s 2-4.
27.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728-14 van 8 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 4] , dossierpagina 15.
28.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 246, laatste alinea en dossierpagina 247, eerste alinea.
29.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 268, laatste 2 alinea’s.
30.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 315.
31.Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2017119728 van 8 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 6] en [naam opsporingsambtenaar 7] , dossierpagina 9, alinea’s 1-3, 7.
32.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam getuige] bij de rechter-commissaris op 4 oktober 2017, los genummerd, pagina 3-4.
33.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] , dossierpagina 159, alinea 6.
34.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 307.
35.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 22 augustus 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 308.
36.https://straatwoordenboek.nl/letter/o/ofa
37.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017119728 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , dossierpagina 195.
38.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
39.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2017119728-10 van 9 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 5] , dossierpagina 75, alinea 1.
40.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
41.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.