ECLI:NL:RBAMS:2019:9737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
19/437
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste locatievermelding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting leidt tot vernietiging

Op 20 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Koog aan de Zaan en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 50,30. De eiser had op 24 november 2018 geparkeerd ter hoogte van een kringloopwinkel, maar de naheffingsaanslag vermeldde een onjuiste locatie. Eiser stelde dat hij niet op de aangegeven locatie had geparkeerd en dat hij niet op de hoogte was van de parkeerbelasting. De rechtbank oordeelde dat de locatie waar geparkeerd is een essentieel onderdeel is van de naheffingsaanslag. De rechtbank stelde vast dat de auto van eiser feitelijk niet op de aangegeven locatie stond, maar op een andere straat. De rechtbank concludeerde dat de onjuiste locatievermelding in de naheffingsaanslag niet kon worden toegestaan en vernietigde de naheffingsaanslag. Eiser kreeg het door hem betaalde griffierecht van € 47,- vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Koog aan de Zaan, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: C.D.H. Helder).

Procesverloop

Op 28 november 2018 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd van € 50,30.
In de uitspraak op bezwaar van 24 december 2018 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2019.
Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De aanleiding voor dit beroep
1. Verweerder heeft geconstateerd dat de auto van eiser met [kenteken] op 24 november 2018 om 15:55 uur stilstond ter hoogte van [adres] te Amsterdam zonder dat hiervoor parkeerbelasting was voldaan. Verweerder heeft daarom aan eiser een naheffingsaanslag van € 50,30 opgelegd.
Het standpunt van eiser
2. Eiser wist niet beter dan dat het gratis parkeren is. Dit blijkt ook uit de informatie die de Kringloopwinkel geeft. Hij heeft geen borden of parkeerautomaten gezien. Hij heeft dit niet moedwillig gedaan, maar was onkundig van het feit dat er betaald moest worden. Hij voelt zich beticht van wanbetaling terwijl hij absoluut betaald zou hebben als hij wist dat op deze plek kennelijk inmiddels wel betaald had moeten worden.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht aan eiser een naheffingsaanslag heeft opgelegd.
Parkeerlocatie
4.1.
In de naheffingsaanslag staat vermeld dat eisers auto met [kenteken] op 24 november 2018 om 15:55 uur stilstond ter hoogte van [adres] te Amsterdam terwijl daar geen parkeerbelasting voor was betaald. Volgens eiser klopt dit niet, omdat hij heeft geparkeerd aan [straat] . Daar is namelijk ook de (publieks)ingang van de kringloopwinkel, aldus eiser.
4.2.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het systeem de GPS-coördinaten van een parkeerplek waarop een voertuig staat geparkeerd, koppelt aan het dichtstbijzijnde adres. Dat dichtstbijzijnde adres is dan de locatieaanduiding op de naheffingsaanslag. Dat kan ook een adres zijn van een andere straat dan de straat waar feitelijk is geparkeerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de foto’s duidelijk kenbaar blijkt waar eiser is geparkeerd en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, ongeacht de (foutieve) locatieaanduiding.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat op verweerder de last rust om te bewijzen dat het belastbare feit, waarvoor de naheffingsaanslag is opgelegd, zich heeft voorgedaan.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de auto van eiser op voormelde datum en tijd feitelijk niet op [adres] stond geparkeerd maar op [straat] . Dat eiser feitelijk aan [straat] heeft geparkeerd wordt door verweerder niet betwist en dit blijkt ook uit de scanfoto’s. De vraag is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, nu als parkeerlocatie ‘ter hoogte van [adres] ’ is vermeld in plaats van [straat] .
6.1.
In artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening Parkeerbelastingen 2017 van de gemeente Amsterdam, is het belastbare feit als volgt omschreven:
Onder de naam van parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
(…)
6.2.
De rechtbank overweegt dat daaruit volgt dat de locatie waar is geparkeerd een essentieel onderdeel is van het belastbare feit en daarom op de naheffingsaanslag moet worden vermeld. [1]
7.1.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat via GPS-coördinaten en/of Google Maps foto’s bepaald kan worden of [adres] het dichtstbijzijnde adres is. Dat [adres] het dichtstbijzijnde adres is heeft verweerder echter niet voldoende aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen via Google Maps, voor zover mogelijk, de situatie ter plekke bekeken. Uit Google Maps blijkt, zo heeft ook de gemachtigde van verweerder ter zitting bevestigd, dat ook [straat] 5 het dichtstbijzijnde adres zou kunnen zijn, te meer omdat het [straat] is waar eiser feitelijk geparkeerd heeft. Uit de verklaring ter zitting van verweerder volgt dat de onjuiste locatievermelding het gevolg is van het door verweerder gebruikte systeem. Dat dit systeem de GPS-coördinaten koppelt aan het (mogelijk) dichtstbijzijnde adres en niet aan het feitelijk juiste adres, dient voor rekening en risico van verweerder te komen. Het had vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van verweerder gelegen daarmee rekening te houden door bij de nacontrole ook de juistheid van de straatnaamregistratie door de scanauto na te gaan en, zo nodig, te corrigeren. Uit de onjuiste vermelding van de parkeerlocatie in de naheffingsaanslag blijkt dat die nacontrole niet, dan wel onzorgvuldig heeft plaatsgevonden.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de op de naheffingsaanslag vermelde locatie ter hoogte van [adres] , waar geparkeerd zou zijn, een zodanig essentieel onderdeel daarvan uit dat niet kan worden toegestaan dat parkeerbelasting, verschuldigd vanwege parkeren op een andere locatie, te weten [straat] , in de naheffingsaanslag wordt begrepen. Dit betekent dat de onjuiste locatievermelding dient te leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
Conclusie
8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en vernietigt de naheffingsaanslag.
9. Verweerder dient het door eiser betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • vernietigt de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Reichert, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 november 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:13653) en het arrest van de Hoge Raad van 20 december 1978 (ECLI:NL:HR:1978:AX2808).