ECLI:NL:RBAMS:2019:9678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
13/751668-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2019 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Judge van de Liverpool and Knowsley Magistrates’ Court in het Verenigd Koninkrijk. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk onderzocht, met name in de HMP Liverpool, waar de opgeëiste persoon naar verwachting zal worden geplaatst. De verdediging heeft aangevoerd dat de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk in strijd zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, wat zou leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon in een cel zal worden geplaatst met voldoende ruimte en dat er geen reëel gevaar bestaat voor schending van zijn rechten. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751668-17
RK-nummer: 18/2446
Datum uitspraak: 24 september 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 april 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juni 2017 door
the District Judge of the Liverpool and Knowsley Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedatum] ,
verblijvend op het adres: [verblijfadres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 mei 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 14 juni 2018 het onderzoek in de zaak heropend en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de beantwoording door het Hof van Justitie van de Europese Unie van de door het Ierse High Court gestelde prejudiciële vragen in de zaak C-327/18 PPU af te wachten.
Ter zitting van 16 oktober 2018 is het onderzoek in de zaak opnieuw aangevangen en ter zitting van 13 november 2018 is het onderzoek voortgezet.
Ter zitting van 15 maart 2019 is het onderzoek met instemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon hervat in de stand van het onderzoek van 13 november 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.A. Korff en door zijn raadsman, mr. Th.O.M. Dieben.
Bij tussenuitspraak van 29 maart 2019 is het onderzoek in de zaak heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere informatie over de detentie-omstandigheden bij de autoriteit van het Verenigd Koninkrijk op te vragen.
Ter zitting van 10 september 2019 is het onderzoek met instemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon hervat in de stand van het onderzoek van 15 maart 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door eerdergenoemde raadslieden.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de
Liverpool and Knowsley Magistrates’ Courtvan 30 mei 2017.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van het Verenigd Koninkrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5.
Detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna; ‘Handvest’)
Inleiding
De rechtbank heeft op 29 maart 2019 tussenuitspraak gewezen waarin onder ander het volgende is vermeld.
"De verdediging heeft de rechtbank op de zitting van 15 maart 2019 gewezen op de volgende stukken:
  • het jaarverslag 2017-18 van
  • een
  • het verslag van de
  • het verslag van de
  • een dringende kennisgeving van 16 augustus 2018 van de
  • een dringende kennisgeving van 12 september 2018 van de
  • het verslag van de
  • het verslag van de
  • een dringende kennisgeving van 17 januari 2018 van de
  • een dringende kennisgeving van 30 mei 2018 van de
  • een overzicht van het Britse Ministerie van Justitie van 31 januari 2019, getiteld:
De rechtbank heeft deze stukken als volgt samengevat:
"De Britse hoofdinspecteur voor gevangenissen noemt in het jaarverslag 2017-2018 de detentieomstandigheden in Britse gevangenissen uiterst verontrustend, oordeelt dat deze er sinds de laatste inspectie op achteruit zijn gegaan en dat veel aanbevelingen niet zijn opgevolgd. Bij de detentie-instellingen met de slechtste omstandigheden zijn dringende kennisgevingen gedaan (de zogeheten
urgent notificationprocedure) om alsnog de gedane aanbevelingen na te komen. Deze procedure is onder meer gevolgd bij HMP Wormwood Scrubs, HMP Nottingham, HMP Birmingham, HMP Exeter en HMP Bedford. De dringende kennisgevingen zien in de meeste gevallen op geweld en onveiligheid binnen de instellingen, maar in het geval van HMP Birmingham en HMP Bedford ook nadrukkelijk op de huisvesting en het gebrek aan zinvolle activiteiten. Bij drie detentie-instellingen, waaronder HMP Birmingham is vermeld dat de persoonlijke ruimte per gedetineerde ligt tussen de 3 en 4 m². Ook in HMP Liverpool is sprake van overbevolking, slecht onderhoud, slechte hygiëne en een gebrek aan zinvolle activiteiten."
De rechtbank is van oordeel dat het jaarverslag van de
HM Chief Inspector of Prisons for England and Wales, de onderliggende rapporten en dringende kennisgevingen degelijke objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens betreffen. De rechtbank is verder van oordeel dat deze documenten bewijzen bevatten voor het hiervoor bedoelde reële gevaar ten aanzien van in elk geval drie detentie-instellingen, te weten HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM, in het bijzonder het arrest van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), is de rechtbank van oordeel dat vanwege de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden een reëel gevaar bestaat dat detentie in genoemde detentie-inrichtingen in strijd komt met artikel 4 van het Handvest..
De rechtbank zal het onderzoek daarom heropenen met het oog op de volgende aanvullende vragen:
1a. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon indien zijn overlevering wordt toegestaan, naar verwachting worden geplaatst?
1b. Hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan? Is dit in- of exclusief de sanitaire ruimten?
1c. Wat zijn de overige detentieomstandigheden?

2. Heeft het door de opgeëiste persoon bij zijn laatste woord genoemde incident, inhoudende dat het hoofd van de criminele organisatie in detentie in nek en lichaam is gestoken met een mes, zich voorgedaan en zo ja, welke maatregelen zijn getroffen teneinde herhaling van dergelijke incidenten te voorkomen."

Bij brief van 25 juni 2019 van HM Prison & Probation Service (VK) is antwoord gekomen op voorgaande vragen. Deze brief houdt onder meer het volgende in:
"(…)
The EAW for Mr [opgeëiste persoon] was issued by Liverpool Magistrates Court and his case will be heard at Liverpool Crown Court. It is therefore likely that, throughout the duration of the trial, he will be located at HMP Liverpool.
HMP Birmingham and HMP Bedford are outside the North West region of the United Kingdom and so the likelihood of Mr [opgeëiste persoon] being housed there in advance of his trial is remote.
(…)
Following completion of the court case, if convicted and sentenced Mr [opgeëiste persoon] will be assessed and assigned a security category as per Prison Service Instrucion (PSI)10-2-11 Categorisation of adult males (Annex B) it is most likely that Mr [opgeëiste persoon] will be placed into a prison within the North West of England that is consistent with his assessed security categorisation and sentence length. This could be one of a number of prisons, including HMP Garth, Hindley, Risley and Wymott. He is most likely to remain in one of these North-West prisons throughout the duration of his sentence.
(…)
I have provided you with a photograph of a typical cell and the specifications of each of the different types of cells where Mr [opgeëiste persoon] will be placed if he is located at HMP Liverpool all of which meet the standards described above (Annex D and E). The smallest cell is 7.31m² (single occupancy only) and the largest is 8.67m² with a separate toilet annex that is 2.60m². Some cells are certified for double occupancy but all of those provide at least 4m² per person.
(…)
The latest published figures, from 26 april 2019, show that HMP Liverpool has an operational capacity of 700 places and held 661 prisoners on this day.
(…)
Safer custody is a priority for HMP Liverpool and significant activity has already taken place and work continues at the prison to address the safety concerns raised by HMIP in September 2015.
(…)
There remains a continued focus on the use of force at the prison with additional training being introduced for staff in decision making and de-escalating techniques.
We are rolling out keyworkers across the prison estate, under which prison officers based on residential wings take on a small caseload of around 6 prisoners each. This will allow them to provide prisoners with one-to-one time every week, so that they can develop a positive relationship and provide the support each prisoner needs. HMP Liverpool, an early adopter of this scheme, has had an additional 67 staff allocated which ensures that 7 sessions per day take place.
(…)
HMPPS are aware that an incident occurred in May 2018 in which a male linked to an Organised Criminal Group sustained an injury to the back of his head and that this has been referenced by Mr [opgeëiste persoon] . The male involved in the incident would not believed to be linked to Mr [opgeëiste persoon] . Since this incident, the work described above and as set out in the action plan has been undertaken to support violence management within HMP Liverpool.
(…)"
Standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft ter zitting aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van een mogelijke flagrante schending van artikel 4 Handvest bij overlevering van de opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk nu de kans bestaat dat hij wordt blootgesteld aan vernederende en onmenselijke detentieomstandigheden. Hiertoe wordt het volgende aangevoerd.
Ten eerste wordt aangevoerd dat nu er geen garantie is verstrekt, dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in HMP Liverpool, niet uit te sluiten valt dat hij wordt geplaatst in de HMP's Birmingham en Bedford waar al eerder een urgent notification procedure is gestart.
Ten tweede is het geweldsniveau dermate hoog in de detentie instellingen in het Verenigd Koninkrijk en in het bijzonder in HMP Liverpool dat de opgeëiste persoon eveneens een reëel gevaar loopt dat hij wordt blootgesteld aan omstandigheden die in strijd zijn met
artikel 4 Handvest. Anders dan in de brief van 25 juni 2019 staat vermeld is er sinds 2015 geen verbetering opgetreden in het aantal geweldsincidenten in detentie instellingen in het Verenigd Koninkrijk. Blijkens recente overgelegde gegevens van het ministerie van justitie van het Verenigd Koninkrijk van 25 juli 2019 en van de BBC uit augustus 2019 zijn het aantal geweldsincidenten in detentie instellingen in het Verenigd Koninkrijk sinds 2015 gelijk gebleven danwel gestegen. Het stelt de opgeëiste persoon niet gerust dat aan een medeverdachte van de opgeëiste persoon ernstige verwondingen zijn aangebracht terwijl er geen verband is met de zaak van de opgeëiste persoon.
Voorts verzoekt de verdediging om aanhouding van de zaak in verband met de aan het Europees Hof van Justitie in de zaak Dorobantu gestelde prejudiciële vragen over het meetellen van het meubilair voor de berekening van de 'personal space' per gedetineerde.
Ten slotte verzoekt de verdediging om aanhouding van de behandeling van de zaak in verband met de te verwachten rapporten van de Chief Inspector of Prisons over HMP Liverpool en van het CPT over onder andere HMP Liverpool.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan op grond van de informatie zoals die is verstrekt in de brief van het Verenigd Koninkrijk waarin wordt gesteld dat minimaal 4m² 'personal space' beschikbaar is voor gedetineerden in HMP Liverpool. De recente informatie over het geweldsniveau in de Britse gevangenissen vormt geen beletsel tot overlevering nu er geen gegevens beschikbaar zijn die wijzen op een reëel gevaar op schending van artikel 4 Handvest.
Zij verzet zich tegen aanhouding van de behandeling van de zaak in verband met het afwachten van de uitspraak van het Hof van Justitie op de in de zaak Dorobantu gestelde prejudiciële vragen. In de uitspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Muršić is al bepaald dat het meubilair niet wordt meegenomen in de berekening van de 'personal space'.
Ten slotte verzet zij zich tegen aanhouding in verband met het afwachten van het rapport van de Chief Inspector of Prisons van HMP Liverpool en het CPT rapport nu naar de ervaring leert het nog wel één jaar kan duren voordat het rapport wordt gepubliceerd.
Oordeel rechtbank
Reëel gevaar in verband met te weinig 'personal space' per gedetineerde
Allereerst stelt de rechtbank vast dat blijkens de brief van 25 juni 2019 de opgeëiste persoon waarschijnlijk gedurende de gerechtelijke procedure in de HMP Liverpool zal worden geplaatst en dat de opgeëiste persoon bij een veroordeling waarschijnlijk in de regio North-West zal worden geplaatst, mitsdien in een van de HMP’s in Garth, Hindley, Risley of Wymott. In al deze gevangenissen zal sprake zijn van een oppervlakte van minimaal 4 m2 in een meerpersoonscel. In Liverpool heeft de kleinste éénpersoonscel een oppervlakte van 7,31 m2.
Volgens de verdediging valt met de hierboven genoemde mededeling van de autoriteit van het Verenigd Koninkrijk niet uit te sluiten dat hij alsnog in een gevangenis zal worden geplaatst waarin een reëel gevaar op schending van artikel 4 Handvest aanwezig is.
De rechtbank overweegt hiertoe dat blijkens de uitspraak in de zaak ML van het Hof van Justitie van 25 juli 2018 met nummer ECLI:EU:C:2018:589 het voldoende is dat alleen die detentie instellingen worden onderzocht waarvan het waarschijnlijk is dat de opgeëiste persoon daar zal worden geplaatst.
Immers heeft het Hof van Justitie in die uitspraak bij punt 117 overwogen dat:
"de uitvoerende rechterlijke autoriteit verplicht is uitsluitend de detentieomstandigheden te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de betrokkene, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis."
Over de 'personal space' per persoon in de detentie-instelling HMP Liverpool vermeldt de brief van 25 juni 2019 dat voor alle meerpersoonscellen geldt dat die tenminste 4m² bedraagt. De kleinste eenpersoonscel heeft een oppervlakte van 7,31 m2.
Van een beperkte individuele ruimte, die de rechtbank eerder aanleiding gaf tot het aannemen van een reëel gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling, is ten aanzien van de detentie-instelling in Liverpool om die reden geen sprake meer. Een en ander heeft tot gevolg dat daardoor ook geen voornoemd reëel gevaar bestaat ten aanzien van de detentie-instelling in Liverpool, zie ook de uitspraak van de rechtbank van 2 juli 2019 ECLI:NL:RBAMS:2019:4524. Voor de andere mogelijke detentie instellingen waar de opgeëiste persoon na zijn overlevering kan worden geplaatst zijn geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens beschikbaar die duiden op een reëel gevaar.
Aanhoudingsverzoek in verband met Dorobantu
In de zaak Dorobantu is de volgende in het geding gebrachte prejudicieel gestelde vraag aan het Hof van Justitie gesteld:
"Moet bij het bepalen van de celafmetingen de oppervlakte in mindering worden gebracht die door het meubilair in beslag wordt genomen?"
Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), in het bijzonder het arrest van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), volgt dat er wat betreft de materiële condities een minimummaatstaf geldt van 3 m2 ‘floor space’ per gedetineerde in geval van ‘multi-occupancy accommodation’. Als er in geval van ‘multi-occupancy accommodation’ sprake is van minder dan 3 m2 ‘personal space’, levert dit een ‘strong presumption’ op dat de detentieomstandigheden vernederend zijn in de zin van artikel 4 Handvest. In deze uitspraak wordt alleen het sanitair genoemd als iets dat buiten de berekening van de personal space van meerpersoonscellen dient te blijven, en niet het meubilair.
De minimumnormen die het EHRM in het arrest Muršić tegen Kroatië heeft gedefinieerd voor het verblijf in een meerpersoonscel, zijn niet als zodanig van toepassing op het verblijf in een enkelvoudige cel. Echter in het geval van de enkelvoudige cel is in voornoemde brief van 25 juni 2019 vermeld dat in Liverpool minimaal 7,31m² aan 'personal space' aanwezig is, hetgeen ruim boven de CPT-norm van 6m² ligt.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
Geweldsniveau in de detentie instellingen van het Verenigd Koninkrijk
In zijn arrest van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punt 78) heeft het Europese Hof van Justitie voorop gesteld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen vereist dat elk van de lidstaten, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uitgaat dat alle andere lidstaten het Unierecht en, meer in het bijzonder, de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.
Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden doen zich voor indien de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen heeft dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. In dat geval moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Bij haar oordeel moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (Aranyosi en Căldăraru, punten 88-89).
De rechtbank heeft in dit verband kennis genomen van het rapport van het CPT-rapport van 19 april 2017, dat ziet op een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in het Verenigd Koninkrijk van 30 maart tot 12 april 2016. Hierin staat onder ander het volgende vermeld.
"The CPT examined the violence through the prism of three criteria: recording incidents of violence, responding to such incidents and specific measures taken to reduce violence. Despite the considerable number of instruments established to capture data regarding violent incidents, there were systemic and structural weaknesses in the documentation process. At both Doncaster and Pentonville Prisons, the delegation gained the impression that the actual number of violent incidents appreciably exceeded the number recorded. This issue appeared to be particularly acute at Doncaster Prison, where the delegation established that some violent incidents had either not been recorded or recorded as being less serious than they were in practice. Moreover, the delegation observed first-hand that violent incidents were not always reported by staff. While the number of recorded violent incidents at all prisons visited was alarmingly high, the CPT believes that these figures under-record the actual number of incidents and consequently fail to afford a true picture of the severity of the situation.
(…)
While noting that the White Paper and Prisons’ Bill have yet to be finalised, the CPT recommends that concrete and effective measures to address the lack of safety and high levels of violence in English adult prisons and the youth estate be prioritised.
These should include urgent measures to bringing prisons back under the effective control of staff, measurably reversing the recent trends of escalating violence, self-harm and self-inflicted deaths; as well as concrete steps to significantly reduce the current prison population, without which the implementation of the wider reform programme will be unattainable."
Uit het voorgaande valt af te leiden dat het CPT sterk de indruk heeft dat in de bezochte detentie instellingen het aantal geweldsincidenten hoger lag dan het gedocumenteerde aantal gevallen. Aanbevolen wordt een betere registratie te voeren van het aantal geweldsincidenten en maatregelen te nemen binnen de organisatie van de detentie instellingen die nodig zijn om het aantal geweldsdelicten terug te brengen. Bovendien dient ter bestrijding van het aantal geweldsincidenten de overbevolking te worden tegengegaan.
In het door de verdediging aangehaalde jaarverslag van 2018 van de
Chief Prison Inspectoris onder meer het volgende opgenomen ten aanzien van alle gevangenissen in het verenigd Koninkrijk opgenomen:
"that far too many of out jails have been plagued by drugs, violence, appalling living conditions and a lack of access meaningful rehability activity."
Specifiek over de HMP Liverpool is het volgende opgenomen:
The prison had deteriorated to such an extent that living conditions were among the worst inspectors had ever seen.
De rechtbank leidt echter uit voornoemde brief van 25 juni 2019 af dat ten aanzien van HMP Liverpool maatregelen zijn genomen en in de praktijk zijn gebracht om geweldsincidenten tegen te gaan.
De rechtbank heeft niet zoals in de door de verdediging onder de aandacht gebrachte recente uitspraak van 20 augustus 2019 van de rechtbank Amsterdam over de detentie- omstandigheden in Litouwen (ECLI:NL:RBAMS:2019:6202) vast kunnen stellen dat sprake is van buitengewone niveaus van geweld, intimidatie en uitbuiting in de detentieinstellingen waar de opgeëiste persoon mogelijk kan worden geplaatst.
Alhoewel er zorgen zijn over de veiligheid brengt dit de rechtbank niet tot de conclusie dat de veiligheid binnen de detentie instellingen in het Verenigd Koninkrijk van dien orde is dat voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling bestaat.
Afwachten rapporten Chief Inspector Prison
Het verzoek tot aanhouding van de verdediging om publicatie van eerder genoemde rapporten af te wachten wijst de rechtbank af nu de ervaring leert dat vooral een nieuw CPT-rapport nog lang op zich kan laten wachten en het bij de beoordeling van het reële gevaar gaat om de actuele gegevens. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak hiervoor aan te houden.
Overlevering
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank geen beletsel om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Judge of the Liverpool and Knowsley Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk).
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. H.J. Fehmers en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 september 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.