ECLI:NL:RBAMS:2019:9648

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
C/13/654688 / HA ZA 18-984
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op dwaling bij schikking in kort geding tussen Dataprovider B.V. en Stichting Internet Domeinregistratie Nederland

Op 17 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen Dataprovider B.V. en Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN). De zaak betreft een beroep op dwaling bij het aangaan van een schikking in het kader van een kort geding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vaststellingsovereenkomst, die op 21 maart 2018 was gesloten, niet vernietigbaar is op grond van dwaling. De rechtbank overweegt dat een vaststellingsovereenkomst bedoeld is om onzekerheid over de rechtsposities van partijen weg te nemen en dat het niet snel kan worden aangenomen dat deze overeenkomst op grond van dwaling kan worden aangetast. De rechtbank heeft de argumenten van Dataprovider, die stelde dat de schikking was aangegaan met het oog op een langdurige samenwerking, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de duur van de samenwerking en dat Dataprovider niet heeft aangetoond dat SIDN op de hoogte was van haar verwachtingen omtrent de samenwerking. De vorderingen van Dataprovider worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van SIDN, die zijn begroot op € 11.658,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/654688 / HA ZA 18-984
Proces-verbaal van mondeling vonnis, uitgesproken op 17 december 2019,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DATAPROVIDER B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J. Odink,
tegen
de stichting
STICHTING INTERNET DOMEINREGISTRATIE NEDERLAND,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.P. Meijboom.
Partijen zullen hierna Dataprovider en SIDN worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 1 mei 2019.
Tegenwoordig zijn mr. R.H.C. Jongeneel, mr. R.H. Mulderije en mr. M.R.J. van Wel, rechters, en S.V. Manbodh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- de heer [medewerker Dataprovider BV 1] , [functie] van Dataprovider;
- de heer [medewerker Dataprovider BV 2] , [functie] van Dataprovider;
- de heer [medewerker Dataprovider BV 3] , [functie] van Dataprovider;
  • mr. D. van Eek, advocaat van Dataprovider;
  • mr. Odink voornoemd;
  • de heer [medewerker SIDN 1] , [functie] van SIDN;
  • de heer [bedrijfsjurist SIDN 1] , bedrijfsjurist van SIDN;
  • mevrouw [bedrijfsjurist SIDN 2] , bedrijfsjurist van SIDN;
  • de heer [medewerker SIDN 2] , [functie] van SIDN;
  • mr. T.C.J.A. van Engelen, advocaat van SIDN;
  • mr. C. Jeloschek, advocaat van SIDN;
  • mr. Meijboom voornoemd.
In deze zaak heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan afzonderlijk proces verbaal is opgemaakt.
De voorzitter spreekt het navolgende vonnis uit.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
In het kader van een tussen partijen gevoerde kort geding is op 21 maart 2018 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Het gaat thans om de vraag of deze door Dataprovider buitengerechtelijk is vernietigd op grond van dwaling bij brief van 8 juni 2018.
1.2.
Daarbij moet worden vooropgesteld dat een vaststellingsovereenkomst dient om de onzekerheid over de rechtsposities van partijen weg te nemen en het daarom uit de aard van de overeenkomst voortvloeit dat niet snel kan worden aangenomen dat die overeenkomst aantastbaar is op grond van dwaling. Dat is echter wel mogelijk als een misvatting blijkt te bestaan ten aanzien van hetgeen partijen als zeker en onbetwist aan hun overeenkomst ten grondslag hebben gelegd.
1.3.
Bij de totstandkoming en uitleg van de vaststellingsovereenkomst let de rechtbank niet alleen op de tekst daarvan, maar ook op hetgeen partijen gezien de over en weer afgelegde verklaringen redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Daarbij is ook van belang dat partijen in de onderhandelingen zijn bijgestaan en vertegenwoordigd door hun advocaten.
1.4.
Als eerste is van belang te bezien wat het onderwerp was van de vaststellingsovereenkomst. Het kort geding ging om een gestelde doch betwiste inbreuk op intellectuele eigendomsrechten. Er was dus onzekerheid over de vraag of een inbreuk was gemaakt en zo ja welke gevolgen daaraan moesten worden verbonden. Partijen hebben daarover een regeling getroffen, waarbij ook werd geregeld wat tussen hen op dat punt in de toekomst zou gelden.
Dat het overeengekomen schikkingsbedrag alleen zou zien op de door Dataprovider gemaakte proceskosten, is in strijd met de tekst van de vaststellingsovereenkomst en gezien het kostenoverzicht van de proceskosten zoals in het kort geding door Dataprovider in het geding is gebracht ook onvoldoende toegelicht.
1.5.
Het is de vraag of partijen bij de vaststellingsovereenkomst ook de voortzetting van de toekomstige samenwerking aan hun overeenkomst ten grondslag hebben gelegd. Uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst is dat in ieder geval niet op te maken, nu niets is afgesproken over de duur van de verdere samenwerking en ook uit de gemaakte afspraken niet blijkt dat een lange duur van de verdere samenwerking uitgangspunt van de regeling is geweest. De regeling zelf berust dus niet op dwaling.
1.6.
Dataprovider stelt echter dat zij de schikking alleen is overeengekomen omdat zij uitging van een langdurige toekomstige samenwerking.
In de aan het kort geding voorafgaande correspondentie is door beide partijen gesproken over “toekomstige samenwerking”, “naar de toekomst kijken” en dergelijke. Daaruit vloeit echter nog niet voort dat Dataprovider mocht rekenen op een samenwerking van lange duur. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang:
- Dat op de zitting is gesproken over het voortbestaan van de overeenkomst betekent niet zonder meer dat een langdurige samenwerking mocht worden verwacht.
- Er was geen exclusieve samenwerking bedongen; het stond SIDN gedurende de looptijd van de overeenkomst vrij ook bij andere leveranciers soortgelijke dienstverlening in te kopen of zelf soortgelijke activiteiten te verrichten. Er waren alleen beperkingen met betrekking tot het gebruik van de door Dataprovider gegenereerde data.
- Dataprovider heeft in de aan het kort geding voorafgaande onderhandelingen een reseller-overeenkomst met een looptijd van vijf jaar voorgesteld; dat voorstel heeft SIDN afgewezen. Dus bleef tussen partijen een opzegtermijn van drie maanden van kracht.
- Voor zover in het kader van de aan het kort geding voorafgaand correspondentie (productie 11 bij dagvaarding) sprake was van voorstellen over toekomstige samenwerking zijn die voorstellen verworpen en spelen die dus in het kader van de schikkingsonderhandelingen in het kader van het kort geding geen rol meer.
- Dat SIDN in het kader van aan het kort geding voorafgaande correspondentie of in het kader van de onderhandelingen ter zitting een concrete uitlating zou hebben gedaan over de duur van de toekomstige samenwerking is niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat van dwaling door mededelingen van SIDN (artikel 6:228 lid 1 onder a BW) geen sprake is.
- Het belangrijkste is echter: Dataprovider heeft de schikking niet afhankelijk gesteld van de langdurige voortzetting van de samenwerking en ook niet duidelijk gemaakt dat zij alleen met een voorstel van de wederpartij instemde
omdatzij uitging van de voortzetting van de samenwerking voor langere tijd.
1.7.
Op grond van deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het SIDN duidelijk moest zijn dat Dataprovider slechts tot de schikking bereid was omdat zij rekende en mocht rekenen op een langdurige samenwerking en dat op SIDN daarom een spreekplicht (in de zin van artikel 6:228 lid 1 onder b BW) rustte met betrekking tot de ‘tool’ die zij aan het ontwikkelen was, waardoor zij Dataprovider niet langer nodig zou hebben, om zo te voorkomen dat Dataprovider zou dwalen.
1.8.
Nu geen van de in artikel 6:228 lid 1 BW geregelde gevallen zich voordoet, is de vaststellingsovereenkomst niet vernietigbaar op grond van dwaling.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor nadere bewijslevering.
Dat betekent dat de schikking zoals tussen partijen overeengekomen niet is vernietigd door een buitengerechtelijke verklaring en dus nog steeds van kracht is.
De rechtbank zal dus de vorderingen van Dataprovider afwijzen, met veroordeling van Dataprovider in de kosten van het geding en in de nakosten.
1.9.
Gezien de beslissing van de rechtbank bij rolbeslissing van 20 februari 2019 over de door SIDN opgeworpen incidenten zullen de kosten in de incidenten worden gecompenseerd.
De kosten worden berekend volgens het normale tarief omdat voor de beslissing van de zaak geen vraag van intellectuele eigendom van belang is geweest.
De rechtbank kent geen vergoeding toe voor het op verzoek van SIDN uitgebrachte rapport van partij-deskundigen, nu daarvoor geen rechtsgrond aanwezig is, zie HR 27 juni 1997, NJ 1997/651, HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50 en Hof 's-Hertogenbosch 4 april 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1538.
1.10.
Het op artikel 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering gebaseerde incident komt niet aan de orde, evenmin als de voorwaardelijke vordering in reconventie.
1.11.
De kosten aan de zijde van SIDN worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)
Totaal € 11.658,00

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt Dataprovider in de proceskosten, aan de zijde van SIDN tot op heden begroot op € 11.658,00,
2.3.
veroordeelt Dataprovider in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Dataprovider niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
2.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit proces-verbaal is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt.
Waarvan proces-verbaal,