4.Is er aanleiding tot matiging van de boete?
23. Eiseressen vinden dat er aanleiding bestaat om de boetes te matigen. Met name eiseres 2 heeft onvoldoende financiële draagkracht om de boete te voldoen.
24. Verweerder heeft een boete van € 13.500,- opgelegd, terwijl volgens tabel 2 in bijlage 3 bij de Huisvestingsverordening een boete van € 20.500,- had moeten worden opgelegd. Door het opleggen van een lagere boete zijn eiseressen niet in hun belangen geschaad.
25. Hoewel het gefixeerde boetestelsel uit de Huisvestingsverordening volgens vaste rechtspraak met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel tot stand is gekomen, volgt uit artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het bestuursorgaan niettemin een lagere boete moet opleggen indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.Uit de uitspraken van de Afdeling volgt dat als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht.
26. De rechtbank vindt niet dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid bij eiseressen of een beperkte ernst van de overtreding. Bovendien is niet onderbouwd of anderszins gebleken dat bij eiseressen sprake is van geringe financiële draagkracht. Dat, zoals eiseres 1 ter zitting naar voren heeft gebracht, zij de boete van eiseres 2 voor haar rekening heeft genomen omdat eiseres 2 zelf onvoldoende financiële draagkracht heeft, is daartoe niet voldoende.
27. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er daarom geen aanleiding om de boete te matigen.
28. De beroepen gericht tegen de bestreden besluiten 1 en 2 zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseressen in zoverre geen gelijk krijgen.
Ten aanzien van de last onder bestuursdwang
29. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld aanleiding te zien om het bestreden besluit 3 in te trekken omdat, nadat het voornemen aan eiseressen ter kennis is gebracht, geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden. Hetgeen eiseressen in hun zienswijze hebben gesteld over het verwijderen van de keukenblokken en de sloten op de deuren alsmede het tijdsverloop tot het opleggen van de last, had daartoe wel aanleiding gegeven.
30. Eiseressen hebben vervolgens het beroep ter zitting ingetrokken en daarbij tevens verzocht om vergoeding van de proceskosten zowel in bezwaar als in beroep en vergoeding van het door eiseressen betaalde griffierecht.
31. De rechtbank stelt vast dat eiseressen het beroep hebben ingetrokken omdat verweerder aan eiseressen is tegemoetgekomen. Verweerder heeft dit ook erkend en de gemaakte aanspraak op proceskosten op de zitting niet bestreden.
32. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten van
eiseressen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 512,-, en een wegingsfactor 1).
33. Omdat eiseressen het griffierecht hebben voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb aan eiseressen het griffierecht van € 338,- te vergoeden.
- verklaart de beroepen in de zaken AMS 18/6765 en AMS 18/7185 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- in de zaak
AMS 18/4980 aan eiseressen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter, en mr. L.H. Waller en
mr. B.C. Langendoen, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. van Duinen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Huisvestingswet 2014
Artikel 21
Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie gebouwen en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
1. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
3. De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
Huisvestingsverordening Amsterdam 2016(geldig vanaf 1 oktober 2017)
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
c. Bed & breakfast: het gedeeltelijk gebruik van een zelfstandige woonruimte voor kort
verblijf bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt;
aa. Onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig
kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke
voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden
aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen;
xx. Woning: zelfstandige woonruimte;
eee. Zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en welke door een
huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van
wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;
1. Als woonruimte behorend tot een gebouw als bedoeld in artikel 21 van de wet wordt aangewezen:
a. alle zelfstandige woonruimte met een met een rekenhuur tot de liberalisatiegrens;
b. alle zelfstandige woonruimte tot en met 200 huurpunten;
c. alle zelfstandige woonruimte met meer dan 200 huurpunten;
d. alle onzelfstandige woonruimte tot 750 huurpunten.
4. Voor het gedeeltelijk onttrekken aan de bestemming tot bewoning ten behoeve van bed
& breakfast is geen vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet noodzakelijk mits
en zolang:
a. de hoofdbewoner de woning als hoofdverblijf heeft en deze bewoner ook als zodanig
in de basisadministratie staat ingeschreven;
b. de bestemming tot bewoning overheersend blijft;
c. aan niet meer dan vier personen per nacht onderdak wordt verleend; en
d. de hoofdbewoner, voordat het gebruik ten behoeve van bed & breakfast start,
het gebruik heeft gemeld bij burgemeester en wethouders.
1. Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de verboden bedoeld artikel 8 en artikel 21 van de wet of handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften bedoeld in artikel 24 van de wet.
2. Burgemeester en wethouders leggen een boete op:
b. voor de eerste overtreding van artikel 21, aanhef en onder a, b, c of d van de wet overeenkomstig kolom A van de in bijlage 3 opgenomen tabel 2;
In Bijlage 3, tabel 2, in kolom A is vermeld dat het boetebedrag voor het geheel of gedeeltelijk onttrekken van woonruimten aan de woonruimtevoorraad zonder vergunning
€ 20.500,00 is.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:46
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.