ECLI:NL:RBAMS:2019:9325

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
13/219858-19 (A) + 13/108000-18 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een handgranaat, witwassen van een Rolex horloge en mishandeling van de levensgezel

Op 17 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven. De verdachte werd veroordeeld voor bedreiging met een handgranaat, witwassen van een Rolex horloge en mishandeling van zijn levensgezel. De feiten vonden plaats in Amsterdam, waarbij de verdachte op 19 april 2019 een handgranaat op een brievenbus van een appartementencomplex plakte, wat leidde tot een ernstige bedreiging voor de bewoners. Dactysporen op de tape bevestigden de betrokkenheid van de verdachte. Daarnaast werd hij op 5 september 2019 aangehouden met een Rolex horloge, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard, wat leidde tot een veroordeling voor witwassen. Ook werd hij veroordeeld voor de mishandeling van zijn vriendin op 5 mei 2018. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het horloge verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/219858-19 (A) + 13/108000-18 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 17 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [Justitieel Complex] te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.E.A. Duyvendak en van wat door de raadsman van verdachte, mr. F.D.W. Siccama, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – in
zaak Aten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.het medeplegen van bedreiging van [slachtoffer] en/of bewoners van appartementencomplex [adres] door een handgranaat te plaatsen bij het appartementencomplex in Amsterdam op 19 april 2019;
2.het medeplegen van het voorhanden hebben van een handgranaat in Amsterdam op 19 april 2019; en
3.het witwassen van een Rolex horloge en geldbedragen van € 1.750,- en € 2.000,- euro in Amsterdam en/of Purmerend in de periode van 3 september 2019 tot en met 10 september 2019.
Aan verdachte is – kort gezegd – in
zaak Bten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
mishandeling van zijn levensgezel [naam vriendin] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding in zaak A
De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat er op 19 april 2019 een ernstig incident heeft plaatsgevonden bij het appartementencomplex [adres] in Amsterdam. Toen een bewoner van het appartementencomplex omstreeks 10:30 op straat liep, bleek op de brievenbussen van het appartementencomplex een handgranaat te zijn geplaatst. Er is naar aanleiding van de plaatsing van die handgranaat een opsporingsonderzoek genaamd Ladonia gestart. Tijdens het onderzoek is onder meer gebleken dat de handgranaat geplaatst is op de brievenbus van de woning nummer [nummer] , waar [slachtoffer] bewoner van is. [slachtoffer] was bestuurslid en woordvoeder van de [naam] in Amsterdam-Oost. Hij heeft al twee keer eerder aangifte gedaan van bedreiging. Tijdens het onderzoek is verder gebleken dat de handgranaat die tegen de brievenbus was geplakt met zwarte tape, een complete en intacte scherfhandgranaat van het type RGD-5 betrof en afkomstig was uit de voormalig Sovjetunie. Op twee stukken tape zijn dactyloscopische sporen aangetroffen in de vorm van een vingerafdruk en een handpalmafdruk. Na het dactyloscopisch onderzoek bleek dat de op de tape aangetroffen dactyloscopische sporen matchen met verdachte.
Op 5 september 2019 is verdachte aangehouden. Bij zijn aanhouding droeg hij een Rolex horloge om zijn pols en reed hij in een huurauto, waarvoor € 1.750,- huur en € 2.000,- borg was betaald.
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er wettig en overtuigend bewijs is. Hij heeft daartoe de in zijn ogen relevante bewijsmiddelen opgesomd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte in een huurauto werd aangehouden en dat bij de insluitingsfouillering van verdachte een Rolex horloge is aangetroffen. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd voor het witwassen van de geldbedragen van € 1.750,- en € 2.000,-, nu onvoldoende vast is komen te staan door wie of hoe deze gelden voor de huurauto waarin verdachte reed is betaald. Over het Rolex horloge heeft de officier van justitie opgemerkt dat uit het financieel onderzoek blijkt dat verdachte geen inkomen heeft, er een witwasvermoeden is en verdachte geen verifieerbare en geconcretiseerde verklaring erover heeft gegeven.
Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat de in zaak B ten laste gelegde mishandeling bewezen kan worden omdat er wettig en overtuigend bewijs is, nu er een aangifte ligt, verdachte heeft bekend dat hij zijn vriendin, [naam vriendin] , heeft geslagen en verdachte bij de politie heeft verklaard dat het mogelijk is dat hij haar ook heeft geduwd.
3.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij betrokken is geweest bij het incident op 19 april 2019. De raadsman heeft zich ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken voor het witwassen van de geldbedragen van € 1.750,- en € 2.000,-, nu voor het voorhanden hebben van die geldbedragen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman heeft ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde aangevoerd dat hij zich ten aanzien van wat verdachte heeft verklaard – dat hij zijn vriendin één keer heeft geslagen – refereert aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte degene is geweest die een handgranaat heeft geplaatst bij het appartementencomplex [adres] in Amsterdam.
Bij het appartementencomplex [adres] in Amsterdam is een handgranaat type RGD-5 aangetroffen die met duct tape was bevestigd op de brievenbus van woning nummer [nummer] , de woning van [slachtoffer] . Uit onderzoek is gebleken dat de ontsteekinrichting van de handgranaat functioneerde en
geschikt was om de explosieve lading van het handgranaatlichaam tot ontploffing te brengen.De tape is onderzocht op dactyloscopische sporen en hierop is een duimafdruk en handpalmafdruk aangetroffen. Uit dactyloscopisch onderzoek is vervolgens gebleken dat zowel de duimafdruk als de handpalmafdruk matcht met verdachte en dat de kans verwaarloosbaar klein is dat de sporen van een willekeurig ander persoon zijn.
De dactyloscopische sporen werden op de bovenste drie geplakte stukken tape aangetroffen. Er is zogeheten souche onderzoek gedaan naar de tape waarmee de handgranaat was geplakt. Uit dat onderzoek blijkt dat de afzonderlijke stukken tape oorspronkelijk een geheel hebben gevormd. Verder blijkt dat, gezien de plek waar de dactyloscopische sporen zijn aangetroffen en de diameter van de rol tape, vastgesteld kan worden dat de tape eerst moet zijn afgerold en moet zijn los gescheurd, waarna pas de dactyloscopische sporen op de tape terecht zijn gekomen. Het is verder algemeen bekend dat duct tape zeer goed hecht en kleeft; het is moeilijk om het van elkaar af te trekken en te hergebruiken als de tape eenmaal eerder afgerold en gebruikt is geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij betrokken is geweest bij het incident. Hij heeft verder echter niet willen aangeven wat zijn rol daarbij was. Hij heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat de bewoner van woning [nummer] een bestuurslid en woordvoeder van de [naam] in Amsterdam-Oost was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande – in onderlinge samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de handgranaat bij het appartementencomplex [adres] in Amsterdam heeft geplaatst en voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht het, gelet op het hiervoor overwogene, namelijk hoogst onwaarschijnlijk dat iemand anders al eerder gescheurde en gebruikte stukken tape heeft gebruikt om de handgranaat op de brievenbus te plakken. Daarnaast heeft verdachte daar ook niets over verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat verdachte de afgescheurde stukken tape waarmee de handgranaat was vastgeplakt, tijdens of na het afscheuren in handen heeft gehad en dat deze stukken tape vrijwel onmiddellijk daarna over de handgranaat zijn geplakt. Nu er niets kan worden vastgesteld over de eventuele betrokkenheid van andere personen hierbij, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte dit alles heeft gedaan. Om diezelfde reden acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met andere(n) heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het plaatsen van een intacte en functionerende handgranaat op een zichtbare en makkelijk te bereiken plek bij een appartementencomplex naast zeer gevaar zettend, ook zonder meer bedreigend voor alle bewoners van dit complex. Geconfronteerd met deze handgranaat, kan bij hen immers in redelijkheid de vrees ontstaan dat hiermee een aanslag op hun leven en op hun woningen is bedoeld of dat daarmee wordt gedreigd. Dat het ook als een bedreiging is ervaren, volgt uit de aangifte die er namens [slachtoffer] is gedaan.
3.4.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een Rolex horloge heeft witgewassen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte hier wetenschap van had, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Allereerst zal dus moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Verdachte werd tijdens zijn aanhouding aangetroffen in een huurauto waarvoor € 1.750,- huur en € 2.000,- borg was betaald. Ook werd bij de aanhouding van verdachte een Rolex horloge om zijn pols aangetroffen, ter waarde van € 11.500,-. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het aantreffen van een echt Rolex horloge en op het feit dat uit het financieel onderzoek blijkt dat verdachte destijds geen loon of uitkering ontving, zonder meer sprake is van een witwasvermoeden. Van verdachte mag onder de gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en het horloge, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij zijn aanhouding verklaard dat de auto van zijn vriend is en dat het Rolex-horloge nep is en ook toebehoort aan een vriend van hem.
Rolex horloge
De rechtbank is van oordeel dat de enkele verklaring van verdachte dat het horloge niet aan hem toebehoort, onvoldoende concreet en niet min of meer verifieerbaar is, zodat hieraan voorbij gegaan wordt. Verdachte had dit horloge tijdens zijn aanhouding om en uit onderzoek blijkt dat het een origineel Rolex horloge betreft. Verder blijkt uit een OVC-gesprek van 7 oktober 2019 dat verdachte heeft gezegd: ‘
Die horloge heb ik [naam 1] laten kopen’. In combinatie met de vorengenoemde omstandigheden kan het niet anders zijn dat het aangetroffen Rolex horloge onmiddellijk of middellijk van enig misdrijf afkomstig was en dat verdachte hiervan wetenschap had. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het Rolex horloge.
3.4.3.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen van € 1.750,- en € 2.000,-. Mede gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat hij degene is geweest die het geld voor de auto heeft betaald, kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zijn vriendin [naam vriendin] heeft mishandeld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 5 mei 2018 heeft [naam vriendin] aangifte gedaan wegens mishandeling door verdachte. Zij heeft – kort gezegd – verklaard dat zij een relatie met verdachte heeft, ze ruzie kregen en dat ze tegen verdachte heeft gezegd dat ze er klaar mee was. Zij heeft vervolgens verklaard dat verdachte haar bij haar arm heeft beetgepakt en haar een harde duw gaf, waardoor ze ergens tegenaan viel. Ze voelde pijn aan haar linkerarm. Tegen de politie heeft ze ook verklaard dat ze is geslagen door verdachte. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van [naam vriendin] weg moest en dat hij daarom boos was op haar. Hij heeft verklaard dat hij [naam vriendin] heeft geduwd en dat er sprake was van trekken en sleuren. Hij heeft haar daarna met zijn platte hand een tik gegeven op haar linkerwang. Ter terechtzitting heeft verdachte dit bevestigd. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [naam vriendin] heeft mishandeld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde:
op 19 april 2019 te Amsterdam [slachtoffer] en bewoners van het appartementencomplex aan de [adres] , heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat en enig misdrijf tegen het leven gericht door door middel van duct tape een handgranaat op een brievenbus in gebruik bij [slachtoffer] , van voornoemd appartementencomplex (aan de [adres] ), te plakken
en hij op 19 april 2019 te Amsterdam een wapen van categorie II, te weten een handgranaat (type RGD5), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
op 5 september 2019 te Amsterdam een voorwerp, te weten een horloge (merk Rolex, type Oyster Perpetal Datejust) (met een geschatte waarde van 11.500 euro) voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
op 5 mei 2018 te Amsterdam zijn levensgezel, [naam vriendin] , heeft mishandeld door
- voornoemde [naam vriendin] in het gezicht te slaan en
- voornoemde [naam vriendin] bij haar arm te pakken en te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er is sprake van eendaadse samenloop tussen de bedreiging en het voorhanden hebben van de handgranaat. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in de zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte in zaak A de betrokkenheid heeft erkend en met het feit dat verdachte geen enkele wetenschap had van de hele context. Er is geen enkele link tussen verdachte en het slachtoffer. De raadsman heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van zaak A bij een bewezenverklaring niet aan te sluiten bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapens en explosieven. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht om rekening te houden met de leeftijd van verdachte en zijn kwetsbaarheid. Hij verwijst verder naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2019:11744), waarbij aan een verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk is opgelegd voor het voorhanden hebben van een handgranaat en bedreiging door die handgranaat op te hangen aan het supportershome van ADO Den Haag. Volgens de raadsman heeft de handgranaat in die zaak een langere periode gehangen dan in onderhavige zaak. Ook verwijst hij naar de uitspraak van deze rechtbank (ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6633), waarbij aan een verdachte die een handgranaat in een woning heeft gegooid, een gevangenisstraf van 2 jaar is opgelegd. Tot slot heeft de raadsman verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstaf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, indien dat geïndiceerd is en de verplichting om mee te werken aan begeleid wonen, indien dat geïndiceerd is.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een handgranaat voorhanden gehad. Hij heeft hiermee [slachtoffer] en de bewoners van het appartementencomplex [adres] bedreigd. Het onbevoegd bezit van een dergelijk explosief is in strijd met de wet en is, gelet op de enorme risico's, maatschappelijk onaanvaardbaar. Verdachte heeft een zeer gevaar zettende situatie gecreëerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat, na het onbeheerd achterlaten van een handgranaat aan de openbare weg, men niet langer de controle heeft over het verdere verloop. Een willekeurige voorbijganger had kunnen denken dat het een namaak of speelgoed variant van een handgranaat betrof, met alle gevolgen van dien. Als de handgranaat was geactiveerd, kon deze na enkele seconden tot ontploffing komen, waardoor niet alleen materiële schade had kunnen ontstaan maar er ook gevaar voor dodelijk letsel voor personen zou zijn geweest. Waarom verdachte dit heeft gedaan is verder niet duidelijk geworden. Verdachte heeft hierover geen enkele openheid van zaken gegeven. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte met zijn handelen kennelijk het doel had om [slachtoffer] te intimideren, nu de handgranaat op diens brievenbus was geplakt. Dat is ook gebeurd. [slachtoffer] is enorme schrik aangejaagd en ook in het algemeen heeft deze actie van verdachte voor grote onrust gezorgd. De rechtbank acht het van groot belang dat er streng opgetreden wordt tegen dergelijke intimidatie.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan witwassen. Hij was bij zijn aanhouding in het bezit van een Rolex horloge van een aanzienlijke waarde, terwijl hij niet over legale middelen beschikt om een dergelijk horloge te kunnen bekostigen Verdachte heeft met zijn handelen de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. Hierdoor heeft hij een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden betreft, heeft de rechtbank allereerst gelet op een uittreksel Justitiële Documentatie van 31 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2015 meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 28 november 2019, opgemaakt door D. de Vries. Uit het rapport blijkt – kort gezegd – onder meer het volgende. Er is sprake van een slechte maatschappelijke inbedding van verdachte als gevolg van het niet beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats, het ontbreken van startkwalificaties en werkervaring, en het ontbreken van financiële stabiliteit. Verdachte spreekt serieus over zijn toekomstplannen, echter de ervaring leert dat verdachte onvoldoende gemotiveerd en in staat is om verandering aan te brengen in zijn situatie. Er is bij verdachte sprake van een verstandelijke beperking. Het gebrek aan zelfinzicht en de vermoedelijke invloed van een negatief sociaal netwerk, in combinatie met de maatschappelijke afhankelijkheid van verdachte, zijn volgens de reclassering de criminogene factoren die mogelijk hebben geleid tot het plegen van de strafbare feiten. Verdachte lijkt daarbij gemakkelijk inzetbaar door mogelijk radicaliserende personen en groepen, hetgeen de reclassering ernstig zorgen baart. Elk plan mislukte als gevolg van het gebrek aan medewerking van verdachte. De reclassering schat in dat verdachte gebaat zou zijn bij een vorm van 24-uurs zorg. Verdachte is hier echter niet voor te motiveren. Het risico op recidive wordt op basis van de justitiële voorgeschiedenis in combinatie met de psychische- en maatschappelijke problematiek van cliënt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade en het onttrekken aan voorwaarden wordt eveneens ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS-oriëntatiepunten). Wat betreft witwassen bestaat er geen LOVS-oriëntatiepunt, in de praktijk wordt aangesloten bij het oriëntatiepunt Fraude. In het geval van verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag tussen de € 10.000,- tot € 70.000,- zou conform het LOVS-oriëntatiepunt Fraude als uitgangspunt een gevangenisstraf tussen de 2 en 5 maanden moeten worden opgelegd. Voor de mishandeling is het oriëntatiepunt een geldboete. In de orëntatiepunten staat echter dat in huiselijk geweld-zaken in beginsel geen geldboete wordt opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting “vuurwapens en explosieven” die de rechters bij de rechtbank Amsterdam hanteren. De rechtbank is van oordeel dat er geen enkele reden is om niet aan te sluiten bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapens en explosieven van mei 2019. Deze oriëntatiepunten zijn weliswaar na het plegen van onderhavige feiten bekendgemaakt, maar hiermee is niets veranderd met betrekking tot de strafbaarheid daarvan en de maximaal op te leggen straf. Voor het voorhanden hebben van – enkel – een handgranaat in een publieke ruimte is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De rechtbank zoekt aansluiting bij deze oriëntatiepunten, maar ziet de combinatie van bewezenverklaarde feiten, bedreiging en het voorhanden hebben van een handgraat, in een woongebied en de recidive van verdachte, als zeer strafverzwarend.
De rechtbank houdt verder bij de straftoemeting rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, omdat verdachte na 5 mei 2018 (zaak B) meermalen is veroordeeld voor het plegen van andere misdrijven en met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop van de in zaak A onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen enkel inzicht heeft verschaft over de achtergronden van zijn criminele keuze en daden, geen openheid van zaken heeft gegeven en in die zin geen daadwerkelijke verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
Verdachte is een (jong)volwassen man van 22 jaar. In de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en de persoonlijkheid van verdachte zoals deze naar voren is gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De zaak zal volgens het volwassenenstrafrecht worden afgedaan.
De rechtbank zal, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, bij de straftoemeting afwijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, passend. De rechtbank zal geen deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, omdat verdachte in het verleden al onder reclasseringstoezicht heeft gestaan, wat niet goed is verlopen. De reclassering heeft voorts geschreven dat verdachte een ongemotiveerde houding heeft en dat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of zijn gedrag te veranderen.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
 Horloge, Rolex Oyster Perpetual Datejust (58026280).
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen horloge verbeurd te verklaren, nu het Rolex horloge is witgewassen.
De raadsman heeft geen standpunt ten aanzien van het beslag genomen.
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het in zaak A onder 3 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 33, 33a, 55, 57, 63, 285, 300 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde:
eendaadse samenloop van bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen ontstaat en met enig misdrijf tegen het leven gericht en het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
witwassen;
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
 Horloge, Rolex Oyster Perpetual Datejust (58026280).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2019.