2.3.Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat woningvorming een nieuw begrip is in de Huisvestingswet 2014, maar dat deze vorm onder de toenmalige Huisvestingswet ook al vergunningplichtig was. Het viel toen onder de term “onttrekking”.
Over de passsage in de toelichting waar eiser naar heeft verwezen heeft verweerder toegelicht dat tijdens de voorbereidingen voor de nieuwe Huisvestingsverordening over verschillende scenario’s is gesproken met betrekking tot het opstellen van een boetetabel. Differentiatie naar type overtreder is bij de voorbereiding in een vroeg stadium meegenomen en om die reden ook in de toelichting opgenomen. Het besluitvormingsproces is echter anders verlopen en het bestuur heeft er uitdrukkelijk voor gekozen geen differentiatie in de boetetabel op te nemen. Per abuis is vervolgens in de laatste versie de toelichting op dit punt niet aangepast. Om die reden kan eiser geen lagere boete worden opgelegd.
Met betrekking tot eisers stelling dat de boete gematigd moet worden, stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser zich specifieker had moeten informeren. Eiser heeft wellicht informatie ingewonnen, maar niet zodanig dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn geweest dat eiser drie afzonderlijke huishoudens zou vestigen in de drie woningen. De gemachtigde van verweerder heeft hierover navraag gedaan bij het loket van het stadsdeel Zuid-Oost en heeft met een collega van de heer [naam 2] gesproken. De heer [naam 2] werkt bij het stadsdeel Zuid-Oost, maar kan zich eiser niet meer herinneren. In de tijd dat eiser inlichtingen vroeg, werkte de gemeente met een loket waar men zonder afspraak vragen kon stellen (inzage bestemmingsplan, vergunningvrij bouwen etc.). Toezeggingen aan het loket werden nooit gedaan omdat het over het algemeen informatieve vragen betreft en minder complexe verzoeken. Zodra het gaat om meer specifieke vragen of bouwplannen, moet de loketmedewerker verwijzen naar een backoffice medewerker. De heer [naam 2] zou in dat opzicht gevraagd kunnen zijn om de plannen te beoordelen. Hij is technisch geschoold en zijn taak is het beoordelen van Wabo vergunningen. Doorverwijzing naar de backoffice kon echter niet zonder afspraak. Bij hoge uitzondering zou de heer [naam 2] zelf aan het loket zijn verschenen. Als dat toch gebeurd zou zijn, zo heeft een collega van de heer [naam 2] toegelicht, dan zou bij het zien van een tekening met daarop meerdere huishoudens in een woning, zijn aangegeven dat een vergunning voor kamerverhuur of woningvorming wellicht noodzakelijk was. Als de tekening slechts de indeling van de woning zou laten zien en de uit te voeren werkzaamheden, dan zou wellicht slechts de Wabo vergunning zijn besproken.
Voorts heeft verweerder op zitting nog opgemerkt dat verweerder meerdere zaken heeft lopen over [naam 3] . Verweerder heeft in deze zaken vaak te horen gekregen dat er een soort sfeer is ontstaan dat alles kan en alles mag. Het is echter geen project geweest waarbij de gemeente heeft gezegd alles kan en mag. Dat beeld is gecreëerd door projectontwikkelaars en makelaars. Zij hebben niet voldoende voorgelicht over de vereisten. [naam 3] was gericht op grotere gezinnen met een kleine beurs. Helaas zijn de woningen in de meeste gevallen niet terecht gekomen bij deze groep mensen. Dat investeerders de woningen goedkoop opkochten om vervolgens aan te verdienen, is helaas een onderschat neveneffect geweest. Door de overlast en meldingen van woonfraude, werd handhaving prioriteit. Eiser is – hoe onbedoeld ook – onderdeel van de problematiek die speelt in de [naam 3] flat en om die reden is verweerder van mening dat matiging niet op zijn plaats is.
3. Bij de beoordeling van het beroep gaat de rechtbank uit van het juridisch kader zoals dit is opgenomen in de bij deze uitspraak gevoegde bijlage.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser de woonruimte op het adres [adres] heeft verbouwd van één zelfstandige in drie zelfstandige woonruimten ( [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] ) en deze woonruimten heeft verhuurd.
5. Eisers grond dat woningvorming geen overtreding was op grond van de Huisvestingswet in 2014 faalt. Op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet zoals die gold toen eiser begon met de verbouwing, viel woningvorming onder onttrekking. Eiser had dus hiervoor ook op het moment dat hij ging verbouwen een vergunning nodig.
6. Omdat eiser deze vergunning niet had, was verweerder bevoegd een boete aan eiser op te leggen.
7. Eiser heeft geen gronden gericht tegen de uitleg die verweerder heeft gegeven over de zinssnede (opgenomen in de toelichting op de Huisvestingsverordening) “Bij woningvormen is onderscheid gemaakt naar het type overtreder. Een professionele eigenaar die zonder vergunning meerdere woningen verbouwt tot kleinere eenheden is de boete hoger”. Verweerder heeft uitgelegd hoe dat is gegaan en de rechtbank kan verweerder hierin volgen. Op grond van de Huisvestingsverordening wordt bij het opleggen van een boete slechts onderscheid gemaakt in eerste overtreding en recidive, zodat hiervan moet worden uitgegaan.