In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een woning in Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De gemeente had een boete van € 6.000 opgelegd aan de eiser omdat hij zijn zelfstandige woning had omgezet naar vier onzelfstandige woningen zonder de vereiste vergunning. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bevoegd was om deze boete op te leggen, aangezien de eiser niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de onrechtmatige verhuur. De rechtbank stelde vast dat de woning aan vier personen werd verhuurd, wat in strijd is met de Huisvestingswet. Eiser voerde aan dat er geen aanleiding was voor de controle en dat zijn privacy was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat de controle rechtmatig was. Eiser had ook voldoende gelegenheid gekregen om zijn zienswijze in te brengen tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank concludeerde dat eiser als eigenaar verantwoordelijk was voor het rechtmatig gebruik van de woning en dat hij niet had voldaan aan zijn zorgplicht. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat hij eerst een waarschuwing had moeten krijgen voordat een boete werd opgelegd. De rechtbank vond het beleid van de gemeente om direct een boete op te leggen niet onredelijk. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken om matiging van de boete af.