Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
fee-afspraak). Allianz heeft het bedrag van € 100.000,- voldaan. Daarna zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 2] nog bijgestaan door andere, opvolgende advocaten, onder meer van advocatenkantoor Loyens & Loeff.
fee-afspraak ingeroepen wegens dwaling en misbruik van omstandigheden.
3.Het geschil
4.De beoordeling
fee-afspraak (zie hiervoor onder 2.5) afstand hebben gedaan van enig recht om Allianz te verzoeken zorg te dragen voor aanvullende vergoeding van advocaatkosten in hoger beroep, bovenop het door Allianz al betaalde bedrag van € 100.000,-. Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is echter de meest logische en redelijke uitleg van de
fee-afspraak dat deze zag op één hoger beroep procedure, dat wil zeggen de kosten die zijn gemaakt tot de prejudiciële vraagstelling door het gerechtshof aan de Hoge Raad. Die afspraak geldt volgens hen nu niet meer.
fee-afspraak zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen over en weer aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In de e-mail van 10 november 2015 heeft Allianz met zoveel woorden als onderdeel van haar aanbod bedongen dat zij na betaling van een
fixed feevan € 100.000,- geen vergoedingen meer zou voldoen voor eventuele nadere ontwikkelingen of een ander verloop van het hoger beroep dan vooraf ingeschat. Allianz wordt erin gevolgd dat aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] na hun instemming hiermee redelijkerwijs geen aanspraak meer toekomt op aanvullende vergoedingen voor het volledige hoger beroep. De afspraak is wat dat betreft duidelijk.
fee-afspraak door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] (zie hiervoor onder 2.6) in rechte standhoudt.
fee-afspraak gedaan met de mededeling dat als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet akkoord zouden gaan, de in de polis opgenomen weg van een arbitrageprocedure diende te worden bewandeld voor de vraag of Allianz nog gehouden was om dekking te verlenen en de kosten van het verweer in hoger beroep te vergoeden. De rechtbank had in het vonnis van 30 september 2015 namelijk overwogen dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] als bestuurders van [naam bv] bewust de markt hadden misleid en opzettelijk in strijd met de statuten van [naam bv] hadden gehandeld. Dit leverde volgens Allianz onder de polis een grond op voor uitsluiting van dekking. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat de polis geen algemeen arbitragebeding kende maar uitsluitend een beding voor zogeheten allocatievraagstukken, en dat zij onder de druk van het alternatief van een kostbare arbitrageprocedure akkoord zijn gegaan met het voorstel van Allianz van de
fixed fee.Geen van partijen heeft zich erover uitgelaten wanneer [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben ontdekt dat de polis geen algemeen arbitragebeding bevat. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het beroep op verjaring wegens dwaling is verjaard.
fee-afspraak af te dwingen, terwijl in het vonnis van 13 februari 2019 dergelijke overwegingen ontbreken. Eerst op 5 juni 2018, toen het gerechtshof heeft verstaan dat het vonnis van 30 september 2015 nietig was, heeft de invloed van het misbruik volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] opgehouden te werken met als gevolg dat de vernietiging wegens misbruik van omstandigheden niet is verjaard. Zij worden hierin voorshands gevolgd.
fee-afspraak van belang. Op 30 september 2015 was het vonnis van de rechtbank gewezen, waarin de rechtbank oordeelde dat bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] sprake was van opzet. Zij wilden tegen dat vonnis in hoger beroep en hun toenmalige advocaat legde aan Allianz voor dat zij de kosten van het hoger beroep inschatten op een bedrag van € 150.000,- Allianz had tot dan toe de kosten van de procedure vergoed. Zij maakte echter op dat moment jegens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een voorbehoud van dekking onder de polis omdat bewust handelen door de verzekerde in strijd met statuten van dekking is uitgesloten. Bovendien meende Allianz dat het bedrag van € 150.000,- bovenmatig was. Partijen zijn vervolgens in onderhandeling getreden hetgeen heeft geleid tot het voorstel van Allianz van een
fixed feevan € 100.000,- ter dekking van alle werkzaamheden in het kader van de hoger beroep procedure, zonder afstand te doen van de allocatieregeling. Het voorstel was niet onderhandelbaar en Allianz wees erop dat indien [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het voorstel niet zouden accepteren de in de polis opgenomen arbitrageprocedure zou moeten worden bewandeld. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn hiermee akkoord gegaan met de mededeling dat het
feebedrag alleen het honorarium van de advocaat betrof en niet de kosten voor de deurwaarder, griffierechten, vertaalkosten en eventuele deskundigen.
fee-afspraak kan worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst. Aannemelijk is dat voor partijen op dat moment de kern van hun geschil was dat Allianz een voorbehoud maakte wegens uitsluiting van dekking, terwijl [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vergoeding wensten van hun kosten in hoger beroep. De mededeling van Allianz over de arbitrageprocedure is terzijde gedaan. Allianz had een stevige onderhandelingspositie omdat in het vonnis van 30 september 2015 was geoordeeld dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] met opzet hadden gehandeld. Het eindvoorstel van Allianz was niet onderhandelbaar. Het is onder deze omstandigheden niet aannemelijk dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het voorstel zouden hebben afgewezen indien Allianz de onjuiste mededeling over de arbitrageprocedure achterwege zou hebben gelaten (artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub a BW), zodat het beroep op dwaling onvoldoende kans van slagen heeft.
fee-afspraak geen stand houdt, zodat in dit vonnis van de geldige totstandkoming van die afspraak wordt uitgegaan.
fee-afspraak. Volgens hen is het zo onvoorzien dat het gerechtshof prejudiciële vragen zou stellen aan de Hoge Raad en vervolgens wegens nietigheid van het vonnis van 30 september 2015 de zaak terug zou verwijzen naar de rechtbank, dat de afspraak niet meer tussen partijen van toepassing is (artikelen 6:248 lid 2 en 6:258 BW). Terecht voert Allianz daartegen echter aan dat onderdeel van de
fee-afspraak was dat Allianz € 100.000,- zou betalen voor alle advocaatwerkzaamheden in het kader van het hoger beroep. Na betaling daarvan zou zij dan geen vergoedingen meer doen voor eventuele nadere ontwikkelingen of een ander verloop dan vooraf ingeschat (zie hiervoor onder 2.5). Het was dus duidelijk dat onverwachte ontwikkelingen in het hoger beroep in de afspraak waren begrepen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben overigens zelf de preliminaire grief, dat het vonnis van 30 september 2015 nietig was, opgeworpen zodat zij rekening konden houden met de mogelijkheid dat het gerechtshof de zaak zou terugverwijzen naar de rechtbank, de rechtbank hen andermaal aansprakelijk zou houden wegens onbehoorlijk bestuur en zij andermaal in hoger beroep zouden gaan. Aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] komt dan ook jegens Allianz contractueel geen beroep toe op aanvullende vergoeding van kosten en het is niet onaanvaardbaar dat Allianz hen daaraan houdt. Allianz mag voorshands in redelijkheid ongewijzigde instandhouding van de
fee-afspraak verwachten.
fee-afspraak en de allocatieafspraak niet zijn gemaakt. Allianz voert daartegen aan dat de aanspraak op enige uitkering gegrond op de Dockwise polis is verjaard.
Artikel 7:942 BW bepaalt dat de verjaring jegens de verzekeraar intreedt drie jaar nadat de verzekerde met de opeisbaarheid van de uitkering bekend is geworden. In dit geval is op 25 september 2012 schriftelijk door Dockwise jegens Allianz aanspraak gemaakt op uitkering, mede namens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . Deze datum kan worden aangemerkt als de dag waarop [eiser sub 1] en [eiser sub 2] met de opeisbaarheid van de uitkering bekend waren. Daarna hebben zij op 10 oktober en 4 december 2017 Allianz aangemaand om haar verplichtingen onder (onder meer) de Dockwise polis na te komen. Dat is meer dan drie jaar later, zodat die brieven geen tijdige stuiting van de verjaring kunnen bevatten. Intussen had Allianz op 3 februari 2016 aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een e-mail gestuurd waaruit zij hebben afgeleid dat Allianz dekking onder de Dockwise polis weigerde. Zij worden er niet in gevolgd dat op dat moment pas de verjaringstermijn van artikel 7:942 BW is aangevangen. Voorshands hebben zij uit hoofde van de Dockwise polis dan ook geen aanspraken jegens Allianz.
€ 980,00