1.3.Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat een Wob-verzoek betreffende de afhandeling van Wob-verzoeken over werkzaamheden die voortvloeien uit dan wel verband houden met zijn toezichttaken, eveneens een verzoek is tot openbaarmaking van informatie die ziet op werkzaamheden die verband houden of voortvloeien uit verweerders toezichttaken, zodat dergelijke informatie niet verstrekt wordt. Verder overweegt verweerder dat zij niet toekomt aan een beoordeling op grond van de Wob-weigeringsgronden, omdat op grond van de toezichtuitzondering verweerder voor bepaalde taken is uitgezonderd van de Wob.
3. De in deze uitspraak aangehaalde regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Op grond van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob (hierna: Het BbWW) is verweerder uitgezonderd als bestuursorgaan voor de Wob, voor zover belast met de werkzaamheden die voortvloeien uit, dan wel verband houden met haar taken op grond van het door verweerder gehouden toezicht op financiële instellingen op de voet van de daarvoor genoemde wettelijke regelingen (hierna: de toezichtuitzondering).
5. Verweerder heeft bij het afhandelen van het Wob-verzoek van eiseres onderscheid gemaakt tussen drie categorieën van documenten. Allereerst zijn er documenten die niet aan eiseres worden verstrekt, omdat deze vallen onder de toezichtuitzondering (categorie 1). Daarnaast zijn er documenten die weliswaar onder de toezichtuitzondering vallen (dus in zoverre gelijk zijn aan categorie 1), maar die verweerder uit het oogpunt van coulance en transparantie toch heeft bekendgemaakt (categorie 2). Deze categorie 2 is geschoond van de persoonsgegevens van de indiener van het Wob-verzoek en van DNB-medewerkers, correspondentie voor zover deze ziet op intern beraad en tevens voor zover de informatie in het besluit (ten dele) zag op toezichttaken van DNB. Tot slot zijn er documenten die niet onder de toezichtuitzondering vallen en, met inachtneming van de bepalingen van de Wob, openbaar zijn gemaakt (categorie 3).
Ten aanzien van categorie 1
6. Eiseres voert aan dat het afhandelen van haar Wob-verzoek door verweerder geen verband houdt met een aan verweerder bij wet opgedragen toezichtstaak. De ratio van de toezichtuitzondering verzet zich daartegen. Die ratio is immers dat onder toezicht van verweerder staande instellingen er op moeten kunnen vertrouwen dat informatie die zij verstrekken aan verweerder vertrouwelijk blijft en door verweerder niet openbaar wordt gemaakt. In besluitvorming op initiële Wob-verzoeken die zijn afgewezen vanwege de toezichtuitzondering staat evenwel per definitie geen toezichtvertrouwelijke informatie. Verweerder rekt de reikwijdte van de toezichtuitzondering te ver op door die documenten (waaronder het initiële Wob-verzoek en de afwijzing daarvan vanwege de toezichtuitzondering) niet openbaar te (willen) maken. Het besluit is daarom onbegrijpelijk gemotiveerd en willekeurig. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de toezichtuitzondering niet is neergelegd in een formele wet, zodat een meer restrictieve uitleg van de toezichtuitzondering is aangewezen, aldus eiseres.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat de toezichtuitzondering (vrijwel) absoluut is.Volgens verweerder zit de ratio achter de toezichtuitzondering niet alleen in het beschermen van individuele instellingen en de door die instellingen overgelegde vertrouwelijke (toezicht)informatie, maar ook in algemene belangen die worden gediend met de taken die verweerder uitvoert. De bewoordingen in het BbWW zijn ook dermate ruim omschreven dat de toezichtuitzondering kan worden ingeroepen zodra er verband is met een toezichthoudende taak. Dit betekent volgens verweerder dat in het geval van een Wob-verzoek waarin wordt verzocht om (onder andere) initiële Wob-verzoeken (hierna: Wob-op-Wob) de reikwijdte van de toezichtuitzondering zich ook uitstrekt over dit Wob-op-Wob verzoek, indien de initiële Wob-verzoeken zijn afgewezen met een beroep op de toezichtuitzondering.
8. De kernvraag in dit geschil is de (theoretische) vraag of de wijze waarop verweerder de reikwijdte van de toezichtuitzondering uitlegt juist is. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.