ECLI:NL:RBAMS:2019:6798

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
13/997127-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verlengde invoer en het vervoeren van cocaïne met een gevangenisstraf van 40 maanden

Op 18 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de verlengde invoer en het vervoeren van cocaïne. De verdachte, geboren in 1963, werd beschuldigd van het samen met anderen invoeren van ongeveer 1.800 kilo cocaïne vanuit Colombia naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 6 december 2016 in Antwerpen een lading cocaïne van ruim 1.800 kilo werd onderschept, verstopt in dozen bananen. De verdachte kwam pas in beeld nadat de cocaïne in Antwerpen was aangekomen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de invoer van 1.800 kilo, maar veroordeelde de verdachte voor het medeplegen van de verlengde invoer en het vervoeren van 1,082 kilo cocaïne, waarvan 47,3 gram en 1,035 kilo die later bij de Voedselbank werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verlengde invoer en het vervoer van cocaïne, en legde een gevangenisstraf op van 40 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn leven op orde had gekregen na zijn voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997127-16
Datum uitspraak: 18 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.C. Niks, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – samengevat – van beschuldigd dat hij in de periode van 18 november 2016 tot en met 8 december 2016 samen met anderen vanuit Colombia via België ongeveer 1.800 kilo cocaïne Nederland (verlengd) heeft ingevoerd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 6 december 2016 is door Belgische ambtenaren in de haven van Antwerpen een lading cocaïne onderschept van ruim 1.800 kilo. De cocaïne zat verstopt in uit Colombia afkomstige dozen bananen die met het vrachtschip [naam schip] – via de Westerschelde – verscheept waren naar de haven van Antwerpen. De bananen waren bestemd voor het Nederlandse bedrijf [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ). Nadat in Antwerpen nagenoeg alle cocaïne in beslag was genomen door de Belgische autoriteiten, is in overleg met de Nederlandse autoriteiten besloten de rest van het transport – met daarin een drietal buisjes met een kleine hoeveelheid cocaïne (47,3 gram) afkomstig uit de onderschepte cocaïne – door te laten gaan naar Nederland. In de dozen bananen heeft de politie afluisterapparatuur geplaatst.
Op 8 december 2016 zijn de bananen met vrachtwagens van Antwerpen naar een loods in Medemblik vervoerd. Dit vervoer is mede georganiseerd door [naam 1] . In de loods zijn de bananen uitgeladen en uit de gesprekken die de politie heeft opgenomen valt onder meer af te leiden dat daar intensief gezocht wordt naar cocaïne. Enkele uren nadat de vrachtwagens bij de loods zijn aangekomen en de lading is gelost, doet de politie een inval in de loods. Als verdachten worden aangehouden: [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] en [verdachte] . Later wordt ook [naam 1] aangehouden.
In rubriek 3.4.1 volgt een meer gedetailleerde, chronologische weergave van de feiten en omstandigheden waarvan de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen – opgenomen in bijlage 2 – uitgaat.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de invoer van 1.800 kilo cocaïne. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte hierbij betrokken was. Hij komt pas in beeld nadat de cocaïne vanuit Colombia in Antwerpen is aangekomen.
Wel moet verdachte worden veroordeeld voor het medeplegen van de verlengde invoer, het vervoeren en het aanwezig hebben van 1,082 kilo cocaïne: de op 21 december 2016 bij de Voedselbank Huizen aangetroffen 1,035 kilo en de drie teruggeplaatste buisjes met daarin 47,3 gram.
3.3
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de invoer en de verlengde invoer van 1.800 kilo cocaïne. Wat betreft de 1,082 kilo cocaïne heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Feiten en omstandigheden
Tijdlijn voorafgaand aan 8 december 2016
Vertrek [naam schip] uit Turbo (Colombia)
Op 18 november 2016 vertrekt het vrachtschip [naam schip] vanuit Turbo (Colombia) naar de haven van Antwerpen (België). Voor de Spaanse firma [naam firma] zijn 96 pallets met daarop dozen bananen onderdeks geladen. [naam 1] (die naar eigen zeggen in het zaken doen de naam ‘ [naam bij zaken] ’ en het telefoonnummer [nummer] gebruikt) heeft verklaard dat hij als algemeen manager van [naam bedrijf 1] in zee is gegaan met [naam firma] . De bananen werden doorverkocht aan [naam bedrijf 1] . Op het Colombiaanse
certificado de circulación(certificaat van de circulatie) wordt [naam bedrijf 1] genoemd als de geadresseerde van de partij bananen.
[naam schip] in Nederlandse territoriale wateren
Op 5 december 2016 omstreeks 09:30 uur vaart de [naam schip] de Westerschelde en daarmee de Nederlandse territoriale wateren binnen. Omstreeks 12:03 uur verlaat het schip de Nederlandse territoriale wateren. Diezelfde dag komt het vrachtschip aan in de haven van Antwerpen.
Aantreffen cocaïne op 6 december 2016
Op 6 december 2016 wordt de inhoud van de dozen bananen in de haven van Antwerpen gecontroleerd door priemen in de dozen te steken. Hierbij wordt wit poeder aangetroffen dat positief is getest op de aanwezigheid van cocaïne. De cocaïne is verdeeld over vier pallets. In bijna alle dozen waarin cocaïne is aangetroffen, worden per doos zestien pakken cocaïne aangetroffen. In totaal worden 1.525 pakken cocaïne aangetroffen met een totaal (bruto) gewicht van 1.808 kilo.
Op 6 december 2016 wordt de teamleider van de Landelijke Recherche door Europol over de vondst van de cocaïne geïnformeerd. Daarbij wordt vermeld dat de pallets op 7 december 2016 worden geladen bij het bedrijf [naam bedrijf 2] te Antwerpen en dat zij vervolgens naar [naam bedrijf 1] in Rotterdam worden gebracht.
Naar aanleiding van deze melding is in overleg met de Belgische autoriteiten besloten om de cocaïne uit de lading te verwijderen en in beslag te nemen. De vier pallets waarin de cocaïne is aangetroffen, worden voorzien van drie buisjes met monsters cocaïne en vervolgens teruggeplaatst tussen de overige pallets met bananen. Besloten is om de hele lading daarna gecontroleerd door te laten leveren.
Tapgesprekken op 7 december 2016
Tijdens het onderzoek worden telefoongesprekken afgeluisterd, waaronder de gesprekken die gevoerd worden met voornoemd telefoonnummer [nummer] in gebruik bij [naam bij zaken] , de contactpersoon van [naam bedrijf 1] . Hij zegt onder meer dat hij “regelmatig met de douane heeft gebeld, maar dat niemand opneemt” en “dat het lastig is om een transporteur te krijgen, maar dat hij één Belgische transporteur bereid heeft gevonden om vandaag één of twee keer te rijden”. [naam bij zaken] zegt verder dat hij “op zoek is naar een transporteur die 96 pallets vanuit de haven van Antwerpen naar Rotterdam brengt, het liefst met een koeltransport, omdat het om fruit gaat, maar dit is geen must”.
Uit de tapgesprekken van 7 december 2016 volgt dat ook iemand die zich [naam 9] noemt gebruikmaakt van het telefoonnummer [nummer] . Verdachte heeft verklaard dat hij wel eens de naam [naam 9] heeft gebruikt als hij voor dingen belde die niet uit eigen naam waren. [naam 9] zegt onder meer dat hij “terugbelt, omdat [naam bij zaken] eten haalt” en “dat morgen in de loop van de middag op zijn vroegst de eerste ladingen gehaald kunnen worden”. [naam 9] staat [naam afnemer] , de afnemer van de zending bananen (hierna: [naam afnemer] ), te woord en zegt dat hij het “misschien makkelijker gaat maken door alles in één keer naar Nederland te halen”. Ook geeft [naam 9] door dat het transport morgen zeker doorgaat en vraagt een onbekende man (NNman) of de goederen geleverd kunnen worden op een andere locatie in Nederland. Diezelfde NNman zegt in een gesprek met [naam bij zaken] dat hij zijn, [naam bij zaken] , collega heeft gesproken. [naam bij zaken] zegt dat “zijn collega het al heeft doorverkocht aan een klant” en vraagt of de NNman het kan doorleveren naar het leveradres. [naam bij zaken] zegt in daarop volgende gesprekken dat “ze gelijk kunnen doorrijden naar de klant voor de extra stop in Medemblik” en “dat het gaat over 96 pallets in vier vrachtwagens”. [naam 9] zegt in volgende gesprekken dat hij bezig is met de planning van morgen, dat de NNman de eerste lading om 09:00 uur moet ophalen en dat [naam bij zaken] een bevestigingsmail gaat sturen. [naam 9] zegt dat het kenteken van de eerste wagen [kenteken] is en dat de chauffeur [naam chauffeur] heet.
8 december 2016
Huren heftrucks
[naam 10] van het bedrijf [naam bedrijf 3] in Medemblik, verklaart dat hij door [naam 9] is gebeld over het huren van heftrucks op 8 december 2016. [naam 10] heeft een folder van [naam bedrijf 1] ontvangen met de mededeling dat daarop het factuuradres van [naam bedrijf 1] staat. Door het observatieteam in Medemblik wordt op 8 december 2016 gezien dat met heftrucks de vier vrachtwagens met bananen worden gelost.
Tapgesprekken
Uit de tapgesprekken van 8 december 2016 volgt onder meer dat [naam afnemer] [naam bij zaken] belt en zegt dat hij gisteren met een collega van [naam bij zaken] heeft gesproken. [naam bij zaken] bevestigt dat [naam afnemer] met [naam 9] heeft gesproken. [naam bij zaken] zegt dat ze (de rechtbank begrijpt: de bananen) zijn op te halen bij [naam afnemer] in de regio. Hij legt uit dat ze een klant hebben met een groot magazijn in de regio Alkmaar, waar ze worden neergezet. [naam afnemer] zegt dat dit veel te ver uit de route is en dat ze op de Maasvlakte kunnen worden geleverd.
Berichten in Pretty Good Privacy toestel (PGP) van verdachte
Op 8 december 2016 om 11:41 uur ontvangt verdachte het volgende bericht op zijn PGP-toestel van een contact genaamd [naam 11] : “Ik kan tot nu toe niemand vinden voor de laatste 8 pallets. [naam 12] is ook aan het zoeken om ze naar Rotterdam te brengen. Ben bang dat voor vandaag lastig gaat worden. Chauffeur en auto moet op tijd aangemeld worden dat kan tot 12 uur”. Op de vraag van verdachte “Heb alleen lijstje met kentekens niet. Geef me van eerste ff tel nr en plaat door” antwoordt [naam 11] : “Oke, eerste [naam 13] . Nrplaaten trekker/trailer [nummer] ”.
Om 13:55 uur ontvangt verdachte een bericht van [naam 14] , inhoudende: “Bel die chauffeur. Andere 8 pallets ook vandaag halen [nummer] ”. Verdachte stuurt vervolgens om 14:14 uur ditzelfde bericht door naar [naam 11] . Uit tapgesprekken blijkt dat [naam 1] kort daarna, om 14:19 uur, telefoneert met een van de vrachtwagenchauffeurs en vraagt of hij die andere acht pallets kan ophalen. De chauffeur antwoordt dat hij dit niet redt. Om 14:22 uur stuurt [naam 11] het volgende bericht naar verdachte: “Net gesproken. Lukt niet. Hij moet nog lossen en terugrijden”.
Op 8 december 2016 wisselt verdachte met zijn PGP-telefoon ook berichten uit met iemand die in zijn telefoon is opgeslagen als [naam 15] . Om 14:47 uur stuurt verdachte: “2 gelost, 2 staan er al. Alle pallets lijken origineel. Je hartslag kan omlaag”. Om 15:30 uur stuurt verdachte: “Ik ga niet weg zonder mijn deel. Heb hard gewerkt en aan het front gestaan!”. [naam 15] antwoordt om 15:39 uur: “Wanneer klaar rij na mijn partner toe okey in Rotterdam. Daar krijg je deel 8 st daar wordt snel ingepakt veiligheid nu”. Verdachte stuurt het volgende bericht naar [naam 15] : “Er staan nog 8 in de haven. Ze hebben de juiste pallets, maar de dozen zijn leeg gehaald”.
De observaties
[naam manager] , Operations Manager van [naam bedrijf 4] , geeft op 8 december 2016 om 07:20 uur aan het observatieteam door dat twee vrachtwagens met kentekens [kenteken] en [kenteken] klaar staan om geladen te worden met bananen. In een e-mailbericht van 08:56 uur geeft hij door dat de pallets in de vrachtwagen met kenteken [kenteken] zijn geladen en voor de klant, [naam bedrijf 1] , worden vervoerd naar Medemblik.
Door het observatieteam wordt op 8 december 2016 onder andere rondom de loods in Medemblik geobserveerd. Gezien wordt dat de vrachtwagen met kenteken [kenteken] het terrein van [adres 1] in Medemblik oprijdt, de loods inrijdt en dat een heftruck heen en weer aan het rijden is, kennelijk om de vracht te lossen. NN6 – later herkend als verdachte – is om 13:46 uur kennelijk in gesprek met de bestuurder van de vrachtwagen.
Om 13:52 uur rijdt de vrachtwagen met kenteken [kenteken] over de [straatnaam] aan de achterzijde van de loods. Verdachte maakt handgebaren naar de bestuurder en de vrachtwagen rijdt vervolgens de loods in.
Om 14:22 uur is te zien dat een vrachtwagen met kenteken [kenteken] het terrein oprijdt, voor de deur van de loods parkeert en dat een heftruck vervolgens in de loods bezig is om de vrachtwagen te lossen.
Om 15:20 uur parkeert een vrachtwagen met kenteken [kenteken] op het terrein. Om 15:58 uur is te zien dat verdachte met [naam 16] het hek van het terrein van de loods dichttrekt, dat het hek door hen wordt afgesloten en dat zij ieder op een heftruck wegrijden.
[naam snackbar]
Op camerabeelden van de in buurt van de loods gevestigde snackbar ‘ [naam snackbar] ’ van 8 december 2016 is te zien dat verdachte naar binnen komt en om 15:58:27 uur plaatsneemt aan een tafel. Vervolgens is te zien dat twee mannen, die herkend worden als [naam 2] en [naam 3] , om 16:27:22 uur [naam snackbar] binnen komen en verdachte een hand geven. Om 16:37:33 uur verlaten [naam 2] en [naam 3] . Om 16:47:20 uur komen [naam 2] en [naam 3] weer binnen en gaan zitten aan de tafel waar verdachte nog steeds zit. Op de beelden is te zien dat zij in gesprek zijn. Om 17:25:27 uur verlaten verdachte, [naam 2] en [naam 3] . Bij het veiligstellen van de beelden is vastgesteld dat de hiervoor genoemde tijden elf minuten achterlopen ten opzichte van de werkelijke tijd.
OVC-gesprekken in de loods
Door middel van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC) is vastgesteld dat er gesprekken worden gevoerd in de directe nabijheid van de pallets bananen op het moment dat deze geplaatst zijn in de loods aan de [straatnaam] . Uit de in de loods opgenomen gesprekken tussen verschillende personen valt op te maken dat er een lading bananen is gelost op pallets. In deze lading verwacht men cocaïne aan te treffen. Op de bananendozen staan verschillende serienummers en vooral de nummers [nummer] , [nummer] en [nummer] zijn van belang. Er wordt gezocht tussen de bananendozen, waarbij ook dozen worden geopend. Er wordt één buisje cocaïne aangetroffen. Het lijkt de aanwezigen duidelijk dat er wel iets tussen de bananen heeft gezeten, maar dat dit er door ‘anderen’ uit is gehaald. Er wordt besproken door wie dit gedaan zou kunnen zijn: de douane of ‘de andere kant’. Tijdens de gesprekken is te horen dat sprake is van een rolverdeling tussen de aanwezige personen: één persoon geeft aanwijzingen, andere personen openen de dozen en er worden personen als ‘baas’ aangeduid.
Een van de stemmen die op de OVC wordt herkend, is de stem van verdachte. Er is onder meer te horen dat verdachte zegt: “Als dit de originele dozen zijn, als de douane het heeft gedaan, dan heb je niet…” (17:43:00 uur), “Maar ze checken het hier, ze checken het hier, dit is … Als de douane ze heeft geopend, dan is het anders…” (17:44:50 uur) en “Oké, maar je hebt de vier specifieke pallets aangetroffen?” (17:45:25 uur). Uit de OVC-gesprekken blijkt dat verdachte vanaf 17:43:00 uur weer terug is in de loods.
Aanhoudingen in de loods
Verdachte wordt om 18:10 uur samen met [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] in de loods aangehouden.
Doorzoeking Volkswagen Caddy van verdachte
Op 8 december 2016 bevond zich in de loods onder andere een Volkswagen Caddy, in gebruik bij verdachte. In deze personenauto is een handgeschreven notitieblaadje aangetroffen waarop het volgende is te lezen:
Accijs?
T1?
Verkoop?
Rek. expediteur
Bana 12,50 $ CIF
Welke boot? [naam boot] , [naam boot] , [naam boot]
Wat buren we
BV. 96 pallets p. week t/m dec
Betaling per week, 3x vooruit dan eigen
Okt t/m 30 dec
[naam bedrijf België] .
8/9 vertrek 1e 2000 per rit
382 x 13,50 =  5x overmaken 2 sept
Chaff – welke kade – (MSC terminal)
Geen pallets
Inklaren CG 2000 € + lossen
Uit onderzoek is gebleken dat [naam boot] , [naam boot] en [naam boot] rederijen zijn met schepen die varen op Turbo (Colombia). De lading bananen is geladen in Turbo. [naam schip] (het vrachtschip waarmee de bananen zijn vervoerd) is een vrachtschip van [naam boot] . De in beslag genomen partij cocaïne werd aangetroffen in een vervoer van in totaal 96 pallets met bananen.
3.4.2
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 4 september 2019 een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij wist dat de zending bananen cocaïne zou bevatten. In een voorbespreking op 5 december 2016 vernam verdachte dat het zou gaan om een proefzending, wat in zijn optiek een beperkte hoeveelheid cocaïne betekende, tussen de vier en tien kilo in totaal. In die voorbespreking werd afgesproken dat verdachte verantwoordelijk zou zijn voor het lossen van de zending bananen in de loods op 8 december 2016, waarvoor hij aanvankelijk € 1.750,- zou krijgen. Toen hem duidelijk werd dat er ook cocaïne werd vervoerd, is afgesproken dat verdachte acht pakketten van ieder één kilo cocaïne zou meenemen uit de loods en deze zou afdragen aan zijn opdrachtgever. Hiervan zou hij één pakket, met volgens verdachte een waarde van € 30.000,-, mogen houden. De acht pakketten zou verdachte de dag na het lossen in de loods aantreffen. Ook zou hij dan de zending bananen weer inladen. De tekst op het in de Caddy gevonden briefje heeft verdachte tijdens de voorbespreking overgeschreven van een ander briefje dat op het bureau van zijn gesprekspartner lag, toen die even naar het toilet ging.
Op 6 december 2016 is verdachte naar het bedrijf [naam bedrijf 3] in Medemblik gegaan waar hij onder de naam [naam 9] heftrucks heeft gehuurd. Op 7 en 8 december 2016 heeft hij met de telefoon van [naam bij zaken] (de rechtbank begrijpt: [naam 1] , alias [naam bij zaken] ) contact gehad met diverse transporteurs. Op 8 december 2016 heeft verdachte vanaf de aankomst van de eerste vrachtwagen met bananen bij de loods de pallets gelost. Verdachte moest van zijn opdrachtgever de loods verlaten zodra hij klaar was met lossen en dus is hij hierna met [naam 16] en [naam 17] , mannen die op 8 december 2016 ook bezig waren rondom de loods met onder meer het maaien van gras, naar de nabijgelegen snackbar [naam snackbar] gegaan om wat te eten. Hier werkte hij aan zijn administratie en onderhield hij met zijn PGP-telefoon contact met zijn opdrachtgever. Op een gegeven moment werd verdachte in [naam snackbar] benaderd door twee mannen die hem aanspraken over problemen in de loods. Ook kreeg hij een buisje te zien dat tussen de bananen was gevonden. Later bleek dit een van de buisjes met cocaïne te zijn die de douane tussen de lading had gestopt. Vanaf dat moment vertrouwde verdachte het niet meer en kreeg hij het vermoeden dat het om veel meer cocaïne ging dan hij aanvankelijk dacht. Uiteindelijk is verdachte met de twee mannen teruggekeerd naar de loods, omdat hij van zijn opdrachtgever de opdracht kreeg de vrachtbrieven te verzamelen. Ook wilde hij bewerkstelligen dat de acht pakketten cocaïne nog diezelfde dag aan hem werden gegeven in plaats van de volgende dag, omdat hij het gevoel had gekregen dat hij niet meer zou worden betaald.
De rechtbank stelt vast dat het merendeel van de verklaring van verdachte wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, zoals observaties, camerabeelden en telefoontaps. Bovendien ondersteunt het in de Caddy van verdachte gevonden briefje met notities de stelling van verdachte dat er een voorbespreking is geweest. Ook komt verdachte pas op 7 december 2016 bij de politie in beeld als hij met de telefoon van [naam 1] belt. Uit het onderzoek is niet gebleken dat verdachte al eerder handelingen heeft verricht die waren gericht op de invoer van cocaïne. Door te verklaren dat hij al vanaf 5 december 2016 wetenschap van de cocaïne had, heeft verdachte juist meer belastend voor zichzelf verklaard.
Gelet op deze vaststellingen acht de rechtbank de – daarmee strokende – verklaring van verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de invoer van de cocaïne, maar pas vanaf 5 december 2016 betrokken is geraakt bij de verdere afhandeling van het transport, geloofwaardig.
3.4.3
Vrijspraak van de (verlengde) invoer van 1.800 kilo cocaïne
De rechtbank is met de raadsman van verdachte en de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van de (ongeveer) 1.800 kilo cocaïne die in België in beslag is genomen. Hij zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
3.4.4
Veroordeling voor de verlengde invoer van 1,082 kilo cocaïne en het vervoer daarvan
Rol verdachte
Uit de verklaring van verdachte, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, blijkt dat hij zich wel schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer en het vervoer van cocaïne, samen met [naam 1] . Hij heeft immers op 5 december 2016 een voorbespreking gehad waarbij hij naar eigen zeggen vernam dat tussen de zending bananen een proefzending cocaïne zat. Ook werd tijdens die bespreking afgesproken dat verdachte verantwoordelijk zou zijn voor het lossen van de pallets bananen en dat hij acht pakketten cocaïne voor zijn opdrachtgever zou meenemen. Voor het lossen mocht hij één pakket zelf houden.
Op 6 december 2016 heeft verdachte bij het bedrijf [naam bedrijf 3] te Medemblik onder de naam [naam 9] heftrucks geregeld waarmee hij de pallets bananen kon lossen.
Op 7 december 2016 heeft verdachte onder de naam [naam 9] telefonisch contact gehad met onder meer [naam afnemer] en een NNman met een Belgisch nummer, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van de telefoon van [naam 1] en zelf heeft uitgebeld. Deze telefoontjes gingen over het transport van de zending bananen van de haven van Antwerpen naar de loods in Medemblik. Op diezelfde dag heeft ook [naam 1] diverse telefoontjes gepleegd die over het transport gingen.
Op 8 december 2016 heeft verdachte in en om de loods de binnenkomende vrachtwagens aangestuurd en de pallets bananen gelost. Ook heeft hij op dezelfde dag via zijn PGP-telefoon contact gehouden met zijn contacten [naam 11] en [naam 15] . Hij hield hen op de hoogte van de aankomst van de vrachtwagens, stuurde [naam 11] aan een chauffeur te bellen en liet [naam 11] en [naam 15] weten dat hij zelf contact heeft gehad met [naam 13] , een van de transporteurs. Ook hield verdachte [naam 15] op de hoogte van ‘de stand van zaken’ in de loods. Zo liet hij, nadat hij door twee mannen in [naam snackbar] was benaderd, weten dat het er slecht uitzag en dat ze niks konden vinden. Ze hadden de juiste pallets, maar de dozen zijn leeggehaald.
Door zich actief (telefonisch) te bemoeien met het transport van de zending bananen (waarvan verdachte wist dat deze cocaïne zou bevatten) van de haven van Antwerpen naar de loods in Medemblik – en daarmee het binnen het grondgebied van Nederland brengen –, heftrucks te huren om de zending bananen vervolgens zelf in de loods te lossen en het contact onderhouden met meerdere bij de lading betrokken personen, heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de keten van invoer van de cocaïne. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne en het vervoer daarvan.
Geen ‘aanwezig hebben’
De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of verdachte cocaïne aanwezig heeft gehad, nu zij de tenlastelegging door de formulering ‘althans aanwezig heeft gehad’ zo begrijpt dat het aanwezig hebben van cocaïne als impliciet subsidiair ten laste gelegd is gelegd.
Verlengde invoer
Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat verlengde invoer ziet op elke op het verder vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.
Ten aanzien van de hoeveelheid cocaïne overweegt de rechtbank dat van (verlengde) invoer in beginsel alleen sprake kan zijn indien en voor zover binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne nog niet strafvorderlijk in beslag is genomen. Handelingen die worden verricht nadat de cocaïne in beslag is genomen, kunnen immers per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne. [1] Nu de cocaïne op 6 december 2016 in Antwerpen in beslag is genomen, kan de verlengde invoer alleen zien op de hoeveelheid cocaïne die het Nederlands grondgebied nadien daadwerkelijk is binnengekomen.
In de pallets zijn drie buisjes met in totaal 47,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne teruggeplaatst. Na de aanhoudingen in de loods is een deel van de zending bananen geschonken aan de Voedselbank in Huizen. In een van de geschonken dozen is een pakket van 1,035 kilo van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen. Dit pakket komt overeen met de pakketten die in Antwerpen in beslag zijn genomen. Het is redelijkerwijs niet anders denkbaar dan dat dit pakket behoorde tot de zending cocaïne die vanuit Colombia met het vrachtschip [naam schip] naar de haven van Antwerpen is verscheept, dat dit pakket door de Belgische douane is gemist en dat het pakket uiteindelijk op 8 december 2016 in de loods in Medemblik is beland. De rechtbank gaat daar dan ook van uit en komt daarmee tot een bewezenverklaring van de verlengde invoer en het vervoeren van 1,082 kilo van een materiaal bevattende cocaïne (47,3 gram plus 1,035 kilo).
Medeplegen
Verdachte heeft afspraken met anderen gemaakt over zijn werkzaamheden en zijn beloning hiervoor. Hij heeft samen met [naam 1] het transport van de zending bananen georganiseerd, waarbij hij gebruikmaakte van de telefoon van [naam 1] . Ook onderhield verdachte op 8 december 2016 via zijn PGP-telefoon contact met anderen om hen op de hoogte te houden van het transport naar de loods in Medemblik en het lossen van de vrachtwagens.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt. Zijn bijdrage is bovendien van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te spreken.
De bewezen verklaarde periode
Nu de rechtbank de verklaring van verdachte geloofwaardig acht en er daarmee van uit gaat dat verdachte vanaf het moment van de voorbespreking, op 5 december 2016, wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van cocaïne in de lading, zal de bewezen verklaarde periode beginnen op 5 december 2016 en eindigen op 8 december 2016, de dag dat verdachte in de loods werd aangehouden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 5 december 2016 tot en met 8 december 2016 te Medemblik en Antwerpen, in elk geval in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid van 1,082 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en opzettelijk heeft vervoerd.

4.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

5.Motivering van de straf

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes jaren gevorderd, met aftrek van het voorarrest. Hij vindt dat de strafwaardigheid gerelateerd moet worden aan 1.800 kilo cocaïne, het gewicht vóór inbeslagname in de haven van Antwerpen. [2] Bij deze hoeveelheden zijn gevangenisstraffen van lange duur aan de orde.
Daarnaast heeft verdachte een betekenisvolle rol gehad in het geheel. Hij was immers verantwoordelijk voor de afhandeling van de container (de rechtbank begrijpt: de zending bananen). Ook is verdachte in het verleden meermalen veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet.
Verder heeft de officier van justitie met een schuin oog gekeken naar de vonnissen van de medeverdachten in onderzoek 26Holmium. [naam 1] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en de rol van verdachte in het geheel is gelijkwaardig aan die van [naam 1] . Alles afwegende zou de straf van [naam 1] in deze zaak een passende strafeis zijn, maar in het voordeel van verdachte moet worden meegewogen dat de indruk bestaat dat hij een positieve uitzondering is op de gemiddelde verdachte. Hij heeft zijn leven vandaag de dag beter op orde dan een paar jaar geleden. Ook heeft verdachte bekennend verklaard over zijn wetenschap van de cocaïne.
Wat betreft de redelijke termijn heeft de officier van justitie opgemerkt dat de redelijke termijn op 8 december 2016 is aangevangen (de datum van de inverzekeringstelling) en dat op de dag van de uitspraak bijna twee jaar en negen maanden zijn verstreken. In beginsel wordt een overschrijding van negen maanden gecompenseerd met een strafvermindering van 10%, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Daags voor de inhoudelijke behandeling in februari 2016 is de verdediging neergelegd door de toenmalige raadsman van verdachte. Daarop is de zaak van verdachte afgesplitst en – op verzoek van de nieuwe raadsman – voor onbepaalde tijd aangehouden. Zonder deze omstandigheid zou de strafzaak binnen de redelijke termijn zijn behandeld. De overschrijding van de redelijke termijn is dan ook een gevolg van de advocatenwissel en is een bijzondere omstandigheid die maakt dat het uitgangspunt van strafvermindering niet opgaat.
5.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen met een flinke voorwaardelijke straf als stok achter de deur, met een proeftijd van drie of vier jaar. Daarnaast kan de maximale taakstraf van 240 uren worden opgelegd.
Verdachte heeft nooit geweten dat er 1.800 kilo cocaïne zou worden ingevoerd. Hem is verteld dat het om een proefzending zou gaan. Dat verdachte zou moeten weten dat het om een grote partij cocaïne zou gaan, omdat er meerdere mensen in de loods aanwezig waren, is slechts een aanname. De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf niet uit te gaan van 1.800 kilo cocaïne, maar in het uiterste geval van acht kilo cocaïne waarmee verdachte rekening had gehouden.
Daar komt bij dat verdachte zijn leven op orde heeft. Hij heeft werk en een stabiel gezin. De reclassering heeft in haar rapportage opgemerkt dat een gevangenisstraf verstrekkende gevolgen zal hebben. Met een andere strafmodaliteit is niet alleen verdachte gebaat, maar ook de maatschappij. Met het in stand houden van zijn werk en zijn stabiele omgeving wordt recidive immers voorkomen.
De raadsman van verdachte wijst er voorts op dat verdachte, in tegenstelling tot de andere (inmiddels) veroordeelden in onderzoek 26Holmium, heeft bekend en zijn verantwoording heeft genomen. Tevens heeft hij zich nooit eerder bezig gehouden met cocaïne.
Tot slot is de redelijke termijn overschreden. Begin februari 2016 is er een vertrouwensbreuk ontstaan tussen verdachte en diens toenmalige raadsman. Na de zitting op 5 februari 2016 heeft de huidige raadsman van verdachte zich direct gesteld en heeft hij geen onderzoekswensen meer ingediend. Na zeventien maanden is de zaak van verdachte – zonder aanwijsbare reden – pas weer op zitting gekomen, hetgeen niet aan de verdediging is te wijten.
Indien de rechtbank wel een gevangenisstraf langer dan het voorarrest oplegt, verzoekt de raadsman van verdachte om opheffing van de voorlopige hechtenis.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feitencomplex
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de verlengde invoer en het vervoeren van 1,082 kilo cocaïne. Het invoeren van cocaïne is een ernstig feit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Door de invoer van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. De verspreiding van cocaïne gaat bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun verslavingsbehoefte. Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is en dat in het bijzonder de grensoverschrijdende handel in zowel de invoer- als de uitvoerlanden tot maatschappelijke problemen leidt. Het kan verdachte kwalijk worden genomen dat hij hier geen oog voor heeft gehad en dat hij puur uit eigen financieel gewin heeft gehandeld.
Persoonlijke omstandigheden
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op het rapport ‘Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever’ van Reclassering Nederland van 2 september 2019. Hieruit blijkt dat het reclasseringstoezicht van verdachte op 13 juni 2018 is gestart in het kader van een Penitentiair Programma (hierna: PP). Doordeweeks woont verdachte in zijn eigen woning in [woonplaats] en in het weekend verblijft hij bij zijn partner en zijn twee stiefkinderen in [woonplaats] . Het PP is succesvol afgesloten: er hebben zich geen incidenten voorgedaan.
Verdachte werkt vijf dagen per week bij [naam werkgever] in [plaats] . Zijn werkzaamheden richten zich met name op relatiebeheer en de distributie van elektrische scooters. Een werkweek van zestig uren is voor verdachte eerder regel dan uitzondering. Het is de verdienste van verdachte dat er inmiddels een aanzienlijk klantenbestand is opgebouwd. Hij is dan ook een belangrijke spil in het bedrijf en het idee is dat hij over een aantal jaren het bedrijf overneemt van zijn werkgever, die dan met pensioen kan gaan.
De reclassering concludeert dat het reclasseringstoezicht positief verloopt: verdachte heeft een eigen woning, een betaalde betrekking en een ondersteunend netwerk in de vorm van een stabiele relatie, een goede band met zijn dochter en stiefkinderen en een betrokken werkgever. Hij kan op legale wijze in zijn eigen levensonderhoud voorzien en is naar eigen zeggen schuldenvrij. In gesprekken met de reclassering en ter zitting zegt verdachte dat hij voor het eerst bestaansrecht heeft en dat hij alle reden heeft om op het rechte pad te blijven omdat hij zoveel te verliezen heeft. De reclassering schat de kans op recidive momenteel dan ook laag in. Een eventuele gevangenisstraf zal naar verwachting de tot nu toe succesvolle resocialisatie teniet doen.
Ook heeft de rechtbank onderbouwende stukken ontvangen, te weten de arbeidsovereenkomst van verdachte, een loonspecificatie en brieven van zijn werkgever, partner en stiefzoon.
Uitgangspunten voor de straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten van de LOVS voor het invoeren en voor het vervoer van harddrugs. Die oriëntatiepunten zijn gebaseerd op de hoeveelheid harddrugs die wordt ingevoerd en vervoerd. In dit geval is slechts een relatief geringe hoeveelheid drugs daadwerkelijk (verlengd) ingevoerd en vervoerd, doordat 1.800 kilo drugs in België in beslag is genomen. Verdachte is ingestapt in een trein die door anderen al op het spoor was gezet. Hij heeft op zitting verklaard dat hij wetenschap had van de cocaïne. Hoewel verdachte zegt slechts opzet te hebben gehad op een beperkte hoeveelheid cocaïne, een proefzending zoals hij het noemt, heeft hij hierbij wel het risico genomen dat de lading een substantiële hoeveelheid cocaïne betrof. De rechtbank vindt het dan ook geen recht doen aan de ernst van de zaak om bij de strafbepaling slechts van die ruim 1 kilo uit te gaan, die daadwerkelijk in Nederland (verlengd) is ingevoerd en vervoerd.
Aan de andere kant voert het naar het oordeel van de rechtbank te ver om bij de beoordeling van de strafwaardigheid uit te gaan van 1.800 kilo cocaïne, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist dat er 1.800 kilo cocaïne zou worden ingevoerd. Verdachte heeft naar de inschatting van de rechtbank redelijk vrij en open verklaard hoe hij tot het plegen van deze feiten is gekomen en wat zijn precieze aandeel is geweest. Gelet op de verklaring van verdachte en het dossier komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte toch een duidelijk andere rol heeft gehad dan zijn medeverdachten. Aansluiting zoeken bij de straf van [naam 1] , die wel óók is veroordeeld voor de invoer van 1.800 kilo, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, gaat dan ook niet op.
Persoonlijke belangen verdachte
Voorts heeft verdachte zijn persoonlijke belangen voldoende onderbouwd en is de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte veel, zo niet alles, te verliezen heeft. Sinds zijn voorlopige hechtenis met ingang van 27 juli 2017 is geschorst om verdachte de gelegenheid te geven oude straffen uit te zitten, heeft verdachte de tijd gehad én daadwerkelijk benut om zijn leven op de rit te krijgen. De brief van de werkgever van verdachte illustreert hoe hij zich op de werkvloer heeft ingezet en dat nog steeds doet. Zijn partner en stiefzoon hebben met hun brieven een inkijk gegeven in het persoonlijke leven van verdachte en de steun die hij voor hen is. Niet alleen verdachte, maar ook de maatschappij heeft er vanuit het oogpunt van voorkoming van recidive belang bij dat hetgeen verdachte tijdens zijn schorsing heeft opgebouwd niet volledig teniet wordt gedaan door de op te leggen straf. Daar komt bij dat verdachte zo ruim de kans heeft gehad zijn leven weer op te bouwen doordat de schorsing door de rechtbank niet uitdrukkelijk aan een termijn was gebonden en de officier van justitie nooit opheffing van de schorsing heeft gevorderd.
Redelijke termijn
Tot slot geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. In deze zaak is verdachte op 8 december 2016 in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem terzake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat het vonnis vóór 8 december 2018 had moeten worden uitgesproken. De zaak is op 5 februari 2018 voor onbepaalde tijd aangehouden, waarna deze op 4 september 2019 weer bij de rechtbank is aangebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aan verdachte te wijten dat de zaak niet vóór 8 december 2018 bij de rechtbank is aangebracht. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken waarom het aanbrengen van de zaak na 5 februari 2018 zo lang heeft geduurd en waarom die niet vóór 8 december 2018 kon. De rechtbank constateert dan ook dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden met een periode van ruim negen maanden.
Strafmaat
Vanwege de ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De door de raadsman bepleite combinatie van een gevangenisstraf en een taakstraf vormt in dit geval geen alternatief. Op grond van artikel 9 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht kan daarbij naast een taakstraf maximaal zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Vanwege de ernst van het feit vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden niet passend. De door de raadsman van verdachte geopperde mogelijkheid om een gevangenisstraf conform het voorarrest (232 dagen tot aan de zitting, ruim zeven maanden) op te leggen, acht de rechtbank om dezelfde reden niet passend.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, wel aanleiding om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Tezamen met de overige genoemde factoren, rechtvaardigt dit naar het oordeel van de rechtbank dat een substantieel deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. De rechtbank overweegt verder dat terugkeer naar de gevangenis voor beperkte duur geen onoverkomelijke doorkruising van het door verdachte opgebouwde leven, waarin zijn werk, familie en gezin een prominente plaats innemen, zal opleveren. Alles afwegende acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Opheffing geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
De rechtbank constateert dat de – geschorste - voorlopige hechtenis van verdachte nog slechts is gegrond op recidivegevaar. Nu uit het reclasseringsrapport van 2 september 2019 blijkt dat de reclassering de kans op recidive op dit moment als laag inschat, ziet de rechtbank aanleiding het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

6.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Zaktelefoon, Blackberry Curve, goednummer [nummer] ;
1 STK Zaktelefoon, Apple iPhone, goednummer [nummer] ;
1 STK Zaktelefoon, Blackberry Bold, goednummer [nummer] ; en
1 STK Zaktelefoon, Blackberry 9320, goednummer [nummer] .
De rechtbank beslist als volgt.
6.1
Onttrekking aan het verkeer
De Blackberry Bold (voorwerp 3) zal worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze telefoon het bewezen verklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De Blackberry Curve en de Blackberry 9320 (voorwerpen 1 en 4) zullen worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het bewezen verklaarde en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
6.2
Teruggave aan verdachte
De iPhone (voorwerp 2) zal aan verdachte worden teruggegeven.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van het medeplegen van het opzettelijk overtreden van het in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 4 en lid 5 van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
24 (vierentwintig) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beslag
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1 STK Zaktelefoon, Blackberry Curve, goednummer [nummer] ;
3. 1 1 STK Zaktelefoon, Blackberry Bold, goednummer [nummer] ;
3. 1 1 STK Zaktelefoon, Blackberry 9320, goednummer [nummer] .
Gelast
de teruggaveaan
[verdachte]van:
1 STK Zaktelefoon, Apple iPhone, goednummer [nummer] .
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2019.

Voetnoten

1.HR 17 maart 2018, NJ 1998, 515.
2.De officier van justitie heeft verwezen naar ECLI:NL:RBAMS:2018:3866 (onderzoek 26Riesling) en ECLI:NL:RBAMS:2019:547 (onderzoek 26Willemsbos).