Uitspraak
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
primairvan beschuldigd dat hij in de periode van 21 tot en met 22 maart 2016, samen met anderen dan wel alleen, opzettelijk (ongeveer) 4854 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of die hoeveelheid cocaïne opzettelijk heeft afgeleverd/verstrekt/vervoerd en/of heeft verwerkt, dan wel dat hij die hoeveelheid cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Subsidiairwordt verdachte medeplichtigheid bij en/of tot het plegen van voornoemd feit verweten.
bijlage Ibij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
3.Voorvragen
4.Inleiding
[gebruikersnaam 1], (hierna [gebruikersnaam 1] ) op 31 maart 2016 aangetroffen in de kofferbak van zijn auto. Uit onderzoek door een deskundige van het NFI naar de inhoud van de PGP-telefoon van [medeverdachte 3] , is gebleken dat hij veelvuldig contact heeft onderhouden met een persoon met de naam ‘ [naam] ’ (met gebruikersnaam
[gebruikersnaam 2], hierna [gebruikersnaam 2] ) en dat in die gesprekken is gesproken over de onderhavige zaak. Zo is in een gesprek tussen [medeverdachte 3] en [gebruikersnaam 2] van 23 maart 2016 naar voren gekomen dat zij met elkaar afstemmen dat [medeverdachte 3] aangifte zal gaan doen van diefstal van de container.
[gebruikersnaam 3](hierna [gebruikersnaam 3] ).
[gebruikersnaam 4](hierna [gebruikersnaam 4] ). Deze laatste twee gebruikers zijn tot op heden niet geïdentificeerd. Uit de ter beschikking gekomen berichten blijkt dat de gebruiker [gebruikersnaam 2] in ieder geval vanaf november 2015 zakelijke contacten heeft onderhouden met de gebruiker [gebruikersnaam 3] , onder andere over een transport.
[gebruikersnaam 5](hierna [gebruikersnaam 5] ) beschikbaar gekomen. De gebruiker, welke is geïdentificeerd als [medeverdachte 1] , wordt in berichten ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [bijnaam 2] ’ genoemd. [medeverdachte 1] heeft erkend berichten met een PGP-telefoon te hebben verstuurd. Evenals [medeverdachte 3] en de gebruiker [gebruikersnaam 2] had ook [medeverdachte 1] contact met [gebruikersnaam 3] . Uit de berichtenwisseling blijkt dat [medeverdachte 1] de gebruiker [gebruikersnaam 3] steeds in kennis stelde van zijn werkzaamheden uit naam van [naam firma] .
5.Waardering van het bewijs
een hoeveelheidcocaïne, omdat uiteindelijk slechts het deel dat is teruggeplaatst is ingevoerd, getransporteerd en is opgeslagen in de loods.
De container was afkomstig uit Zuid-Amerika en had een dekmantel lading. Er waren bijzondere voorzieningen getroffen voor het verdere vervoer en het lossen van de lading. Parallel aan de communicatie in het normale logistieke proces, heeft afgeschermde communicatie met PGP-telefoons plaatsgevonden. Tussen betrokkenen bij de container zijn onder meer de volgende PGP-berichten gewisseld (aangetroffen in de PGP-telefoon die in de auto van [medeverdachte 4] lag):
“Ja wollah zit over de 4 ton in broer pfff. 100 mil euro geen grap”, “Ja wat dacht jij dan 4170 om precies te zijn”, “Ik zei toch 1 na laatste grootste vanst ooit in antw.. die 8 ton was de grootste en nu deze dan als gepakt is”. De container moest op een andere locatie dan gebruikelijk afgeleverd worden. De chauffeur, [medeverdachte 3] , zou hiervoor € 50.000 ontvangen. De container werd tijdens het vervoer nauwlettend in de gaten gehouden door verkenners en/of beveiligers die elkaar waarschuwden voor de aanwezigheid van verdachte auto’s. Dit alles duidt op de (veronderstelde) aanwezigheid van een omvangrijke en waardevolle lading. De rechtbank is van oordeel dat al het voorgaande voldoende steun biedt aan de in Antwerpen verrichtte indicatieve tests, zodat bewezen kan worden dat de hele lading met blokken wit poeder cocaïne bevatte.
“ [verdachte] ik denk morgen de repaqatie ergens ochtend”. Opvallend is verder dat op het moment dat voornoemde berichten werden verzonden de container nog op de kade in Antwerpen aan de stroom stond en het koelsysteem nog naar behoren werkte. Op 22 maart 2016 om 13.09 uur werd de stroom pas van de container gehaald. Hieruit blijkt dat sprake is van een vooropgezet plan om de container met cocaïne naar de loods van verdachte te brengen en de inhoud op die locatie uit te laden. De reparatie werd daarvoor als dekmantel gebruikt.
“Hoi is die dame nog langs geweest met die folders”. Het antwoord van verdachte hierop was om 16.59 uur:
“Nog niks gezien”, “Komt ze nog wel”. Om 18.22 uur werd de container bij de loods afgeleverd. Vanaf het moment dat de container in de loods stond werd het volgende gesprek tussen verdachte en * [nummer] gevoerd. Aan verdachte werd gevraagd
“Hoe gaat het”. Verdachte heeft hierop geantwoord:
“We zijn nog nie begonnen”. Aan verdachte werd vervolgens gevraagd of er geen vreemde dames bij lopen, waarop verdachte heeft geantwoord:
“Zie wel dezelfde auto’s regelmatig voorbij kom”. De rechtbank maakt uit deze berichten op dat verdachte wel degelijk wist wat er werd bedoeld met ‘vreemde dames’ en ‘folders’.
“Er is iets gek met die koel motor denk ik”. Dit is een vreemde mededeling, omdat het defect aan de koelmotor nu juist de zogenaamde reden was dat de container naar de loods van verdachte was gebracht. Dit bericht dient in het licht van het voorgaande geen ander doel dan ter waarschuwing van andere betrokkenen.
een hoeveelheidcocaïne. [5]
6.Bewezenverklaring
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
- een loods, aan de [adres 1] , ter beschikking te stellen ten behoeve van het stallen, uitpakken en overslaan van een container met daarin die cocaïne en
- contact te onderhouden met onbekend gebleven persoon over
het verloop van het transport en het uitpakken van de container met daarin die cocaïne naar/in de loods, aan de [adres 1] .
7.De strafbaarheid van het feit
8.De strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf
27 maanden.
10.Beslag
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
27 (zevenentwintig) maanden.
-
HOGET65.01