3.3Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de mishandelingen in januari en in maart 2018 niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de mishandeling op 26 april 2018 wel wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[aangeefster] heeft aangifte gedaan wegens mishandeling door verdachte, haar ex-vriend, op 26 april 2018. In haar aangifte heeft ze onder meer verklaard dat ze eerder, op 7 april 2018, de relatie tussen hen heeft verbroken en dat verdachte langs kwam omdat ze ziek was. In de avond heeft verdachte de woning verlaten en daarbij heeft hij een opmerking gemaakt dat het niet uitmaakte wat hij deed, want [aangeefster] kwam toch wel bij hem terug, aldus [aangeefster] . [aangeefster] vond deze uitspraak respectloos en denigrerend en heeft hem bij terugkomst in de woning er op aangesproken. Er ontstond toen een discussie. [aangeefster] heeft toen gezegd: ‘Er zijn genoeg mannen die mij wel kunnen waarderen.’ Hierop verliet verdachte de woning en een minuut later kwam hij terug en duwde hij [aangeefster] naar binnen. Volgens [aangeefster] begon verdachte toen te schreeuwen, duwde en sloeg hij haar de trap op en sloeg hij haar tegen het bovenlichaam en haar gezicht. [aangeefster] heeft verder verklaard dat hij haar bleef slaan in haar gezicht, hij haar bleef uitschelden en aan haar haren trok. Ook heeft ze verklaard dat hij bleef slaan op haar bovenlichaam, benen en heupen. De verklaring van [aangeefster] wordt ondersteund door de letselverklaring. De huisarts heeft meerdere bloeduitstortingen op haar ooglid, pink, pols, onderarm, heup, benen en voetrug geconstateerd. Ook is er een schaafwond op haar ribbenkast geconstateerd. De verklaring van [aangeefster] wordt op onderdelen ook ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 april 2018 bij [aangeefster] was en dat er sprake was van een felle discussie. Hij heeft verklaard dat zij heeft gezegd dat er genoeg andere mannen zijn die haar kunnen waarderen. Hij heeft haar een paar keer geduwd en een keer tegen een deur aan geduwd. Volgens verdachte hebben ze ook een beetje gevochten, bestaande uit over en weer wat duwen en trekken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [aangeefster] gedetailleerd en geloofwaardig is. Uit de letselverklaring en de zich in het dossier bevindende foto’s van het letsel bij [aangeefster] blijkt ook dat zij op diverse plaatsen zichtbaar letsel had. De rechtbank acht gelet op het voorgaande de verklaring van verdachte dat hij alleen een paar keer geduwd heeft niet aannemelijk.
Partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat [aangeefster] op 26 april 2018 de levensgezel van verdachte is. Uit het dossier volgt niet dat tussen verdachte en [aangeefster] sprake was van een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die van echtgenoten of geregistreerde partners.De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode 26 april 2018 tot en met 26 juli 2018 [aangeefster] heeft belaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Contactmomenten
[aangeefster] heeft op 23 mei 2018 een klacht ingediend tegen verdachte, haar ex-vriend. Zij heeft onder meer verklaard dat zij op 7 april 2018 de relatie met verdachte had beëindigd. Hierna hebben ze elkaar nog twee keer gezien, maar was er telkens sprake van een discussie. [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte op 26 april 2018 in haar woning was en er weer een discussie ontstond waarna verdachte [aangeefster] heeft mishandeld. De volgende ochtend stuurde ze hem een bericht dat ze niets meer van hem wilde weten, horen, zien of spreken. Daarna had ze verdachte geblokkeerd en verwijderd van haar telefoon. [aangeefster] heeft vervolgens verklaard dat verdachte haar op 28 april belde en dat hij vanaf 29 april 2018 tot en met 23 mei 2018 haar tussen de zeven en dertig keer belde. Ook stuurde hij sms-berichten, aldus [aangeefster] . [aangeefster] heeft verklaard dat ze er niet op heeft gereageerd.
Verder heeft [aangeefster] verklaard dat verdachte op 7 mei 2018 voor haar woning stond. Verdachte bleef toen aanbellen.
[aangeefster] heeft ook schermafbeeldingen van haar belgeschiedenis bij haar aangifte gevoegd.
Daarna heeft ze bij de politie verklaard dat ze na het doen van aangifte nog steeds door verdachte werd gebeld. Hierop deed de verbalisant een onderzoek naar haar telefoon. De verbalisant trof meerdere berichten aan en uit haar belgeschiedenis bleek dat zij op 10, 19 en 21 mei 2018 meermalen werd gebeld door een telefoonnummer wat ze had opgeslagen als verdachte. Op 15 mei 2018 ontving [aangeefster] ook een e-mail van verdachte.
Op 20 mei 2018 heeft [aangeefster] vervolgens de politie gebeld, omdat ze had gezegd dat verdachte voor haar deur stond en zich agressief gedroeg. De verbalisanten zijn toen naar het verblijfadres van verdachte gegaan en hebben hem duidelijk gemaakt dat hij geen contact met [aangeefster] moest opnemen. Na het gesprek met verdachte gingen de verbalisanten naar de woning van [aangeefster] . Terwijl de verbalisanten bij [aangeefster] waren werd zij gebeld door verdachte. De verbalisanten hebben verdachte toen weer geconfronteerd met zijn handelen. Verdachte heeft toen gezegd dat hij de boodschap duidelijk begreep.
Op 27 juli 2018 heeft [aangeefster] verklaard dat ze op 25 en 26 juli 2018 verdachte is tegengekomen en dat hij haar heeft aangesproken.
[aangeefster] heeft verklaard dat ze constant bang is en dat ze beperkt wordt in haar dagelijks functioneren.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij twee keer bij de woning van [aangeefster] is geweest, maar dat [aangeefster] dat niet wilde. Hij heeft ook verklaard dat hij toen heeft aangebeld.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij veel berichten naar [aangeefster] heeft gestuurd, omdat zij na 26 april 2018 geen contact meer wilde. Dat heeft ze eerder gezegd en hij heeft het veel later ook gemerkt, omdat ze niet wilde opnemen. Hij heeft ook verklaard dat hij haar meermalen heeft geprobeerd te bellen en dat het klopt dat hij haar op 25 en 26 juli 2018 tegen kwam. Volgens verdachte was er toen sprake van toevallige ontmoetingen.
Beoordelingskader belaging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of er sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster] meermalen heeft gebeld, meermalen sms-berichten heeft gestuurd en éénmaal een e-mail bericht heeft gestuurd. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich naar de woning van [aangeefster] heeft begeven en daar heeft aangebeld. Op 25 en 26 juli 2018 heeft verdachte [aangeefster] , hoewel dit wellicht een toevallige ontmoeting was, ook aangesproken op straat, waardoor zij het gevoel heeft gekregen dat zij niet vrij was in haar doen en laten.
Conclusie
Verdachte heeft een grote hoeveelheid sms-berichten gestuurd naar [aangeefster] en haar meermalen gebeld, terwijl zij aangaf niets meer van hem te willen horen. Op 10 mei 2018 is er zelfs 14 keer gebeld. Door aldus te handelen heeft verdachte tenminste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarmee een inbreuk pleegde op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] .
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat, gezien voornoemde criteria, sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] . Alle bewezen geachte handelingen, in onderling verband beschouwd, zijn dermate stelselmatig dat sprake is van belaging.
Verdachte heeft met zijn handelen [aangeefster] gedwongen te dulden dat telkens contact met haar werd opgenomen terwijl zij geen contact meer wilde met verdachte. Verdachte had daarnaast het oogmerk haar te dwingen iets te doen, namelijk met hem te spreken.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan belaging van [aangeefster] , door haar te dwingen de ongewenste gedragingen van verdachte te dulden.
Periode
De rechtbank stelt vast dat [aangeefster] vanaf 26 april 2018 stelselmatig door verdachte is benaderd, terwijl [aangeefster] meermalen vanaf 26 april 2018 heeft aangegeven geen contact meer te willen. Daarna bleef verdachte contact zoeken met [aangeefster] . De rechtbank realiseert zich dat de heftigheid van de belaging in de eerste periode zit na 26 april 2018, maar daarna is het doorgegaan. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich in de periode van 26 april 2018 tot en met 26 juli 2018 schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Leksteken van de voorband van de scooter van [aangeefster]
De rechtbank acht voor het tenlastegelegde leksteken van de voorband van de scooter van aangeefster onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.