Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 14 december 2017, met producties,
- de incidentele conclusie houdende verzoek tot aanhouding van Rabobank van 18 juli 2018, met producties,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van UBS c.s. van 18 juli 2018,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van Lloyds c.s. van 18 juli 2018,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van ICAP c.s. van 18 juli 2018, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord in de bevoegdheidsincidenten en in het aanhoudingsincident, tevens houdende akte wijziging van eis (ten aanzien van ICAP c.s.),
- het proces-verbaal van meervoudig pleidooi, gehouden op 18 juni 2019, en de daarin vermelde processtukken,
- de brief van mr. Winters van 30 juni 2019 met opmerkingen betreffende het proces-verbaal,
- de (fax)brief van mr. Wijers van 1 juli 2019 met opmerkingen betreffende het proces-verbaal,
- de (fax)brief van mr. Berendsen van 1 juli 2019 met opmerkingen betreffende het proces-verbaal.
2.De feiten voor zover van belang in de incidenten
Definities
submit) tegen welk rentetarief zij dachten dat een hypothetische grootbank ongedekte leningen in euro’s met verschillende looptijden kon verstrekken of aantrekken. Nadat Thomson Reuters van alle panelbanken de tarieven had ontvangen, werden de laagste en de hoogste weggestreept en vormde het gemiddelde van de overgebleven waarden de EURIBOR-rentebenchmark voor de betreffende looptijd.
submit) tegen welk rentetarief zij op dat moment in de interbancaire geldmarkt een lening verwacht te kunnen aantrekken. Elke LIBOR-(valuta)rentebenchmark heeft een eigen samenstelling van de panelbanken. Nadat Thomson Reuters van alle panelbanken de tarieven heeft ontvangen, worden de laagste en de hoogste weggestreept en vormt het gemiddelde van de overgebleven waarden de LIBOR-rentebenchmark voor de betreffende valuta en betreffende looptijd.
interdealer broker, zij bemiddelt tussen financiële instellingen die opereren als handelaren in onder meer financiële instrumenten. Zij is zelf geen partij bij financiële transacties.
class actions) aanhangig gemaakt tegen (onder meer) Rabobank. Daarvan is er inmiddels één definitief geëindigd (
Payne, et al. Bank of America Corp., et al., zaak 13-CV-00598) doordat de vorderingen jegens Rabobank en de andere gedaagden door de Amerikaanse rechter in eerste aanleg zijn afgewezen. Verder zijn er twee collectieve acties ten aanzien van GBP LIBOR geconsolideerd. Thans zijn er nog vijftien Amerikaanse collectieve acties jegens Rabobank (in eerste instantie of hoger beroep) aanhangig, te weten:
- i) Mayor and City Council of Baltimore, et al. v. Bank of America Corp., et al. (USD LIBOR),
- ii) Metzler Inv. GmbH v. Credit Suisse AG, et al. (USD LIBOR),
- iii) Gelboim v. Credit Suisse Group AG, et al. (USD LIBOR),
- iv) Laydon v. Mizuho Bank Ltd., et al. (TIBOR en/of JPY LIBOR),
- v) The Berkshire Bank v. Bank of America Corp., et al. (USD LIBOR),
- vi) 33-35 Green Pond Road Assoc., LLC v. Bank of America Corp., et al
- vii) Lieberman v. Credit Suisse Group AG, et al (USD LIBOR),
- viii) Courtyard at Amwell II, LLC et al. v. Bank of America Corp. (USD LIBOR),
- ix) Los Angeles Cty. Employee Retirement Assoc. v. Bank of America Corp., et al. (USD LIBOR),
- x) Guaranty Bank & Trust Co. v. Credit Suisse Group AG, et al. (USD LIBOR),
- xi) County of Riverside v. Bank of America Corp., et al. (USD LIBOR),
- xii) Sullivan v. Barclays PLC, et al. (EURIBOR),
- xiii) Nat’l Asbestos Workers Pension Fund, et al. v. Bank of America Corp., et al. (USD LIBOR),
- xiv) Sonterra Capital Master Fund, Ltd. v. Barclays Bank PLC, et al. (GBP LIBOR),
- xv) Sonterra Capital Master Fund Ltd., et al. v UBS AG et al. (JPY LIBOR en Euroyen TIBOR).
3.De vorderingen in de hoofdzaak
4.De vordering in het incident tot aanhouding
5.De beoordeling in het incident tot aanhouding
dezelfde partijenmoet op verordeningsautonome wijze worden uitgelegd. Vast staat dat de Stichting, die in deze Nederlandse procedure op de voet van artikel 3:305a BW op eigen naam en voor eigen rekening optreedt, als zodanig geen procespartij is in de Amerikaanse Collectieve Acties. Rabobank stelt echter dat, hoewel sprake is van verschillende formele procespartijen, feitelijk door zowel de Stichting als de eisers in de Amerikaanse Collectieve Acties wordt opgetreden voor dezelfde personen. Daarmee betoogt zij naar de rechtbank begrijpt dat in deze procedure en in de Amerikaanse Collectieve Acties dezelfde materiële procespartijen partij zijn.
[partijnamen]). Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de belangen van de Stichting identiek en onlosmakelijk verbonden zijn met de belangen van de verschillende eisers in de verschillende Amerikaanse Collectieve Acties. Vooropgesteld wordt dat reeds de belangen van de verschillende eisers in de Amerikaanse Collectieve Acties uiteenlopen, nu wordt geprocedeerd ten behoeve van partijen die transacties zijn aangegaan in uiteenlopende financiële instrumenten waarbij de rente was gekoppeld aan uiteenlopende rentebenchmarks. De stellingen van Rabobank komen erop neer dat de belangen van al die verschillende eisers in de Amerikaanse Collectieve Acties identiek zijn aan de belangen van de (rechts)personen die de Stichting ingevolge haar statuten behartigt. Uit de statuten van de Stichting (zie 2.1) volgt echter dat zij mede optreedt ter behartiging van de belangen van (semi)professionele partijen die buiten de VS transacties in financiële instrumenten en/of betalingen hebben verricht die gekoppeld zijn aan (beweerdelijk) gemanipuleerde rentebenchmarks, terwijl zes van de vijftien Amerikaanse Collectieve Acties alleen zien op partijen die (ten minste één) transactie in of vanuit de VS hebben verricht. Daarmee is niet buiten elke twijfel verheven dat de verschillende partijen materieel als dezelfde kunnen worden beschouwd. Ook overigens heeft Rabobank onvoldoende toegelicht dat alle (rechts)personen wier belangen de Stichting behartigt, vallen binnen de reikwijdte van de diverse ‘
classes’ in de Amerikaanse Collectieve Acties. Het enkele feit dat mogelijk een deel van de belangen die de Stichting behartigt ten behoeve van haar statutaire achterban (ook) wordt behartigd in buitenlandse procedures, mag haar niet beroven van de mogelijkheid om jegens Rabobank haar belangen in rechte te doen gelden (zie HvJ 19 mei 1998, ECLI:EU:C:1998:242, r.o. 20,
[partijnamen]). Ook om die reden is niet voldaan aan het criterium
dezelfde partijen.
[partijnaam]) betoogd dat indien voor een deel sprake is van aanhangigheid in de zin van artikel 33 Brussel I bis-Vo omdat partijen in deze procedure en de Amerikaanse Collectieve Acties slechts ten dele dezelfde zijn, deze procedure voor dat gedeelte moet worden aangehouden. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding. Een dergelijke aanhouding zou tot versnippering van het geding leiden en is daarmee niet in het belang van een goede rechtsbedeling als bedoeld in lid 1 aanhef en onder b van artikel 33 Brussel I bis-Vo is.
6.De vorderingen in de incidenten tot onbevoegdheid
7.De beoordeling in de incidenten tot onbevoegdheid
[partijnamen], HvJ 28 januari 2015, ECLI:EU:C:2015:37, r.o. 58-65,
[partijnaam] /Barclays Bank, HvJ 16 juni 2016, ECLI:EU:C:2016:449, r.o. 42-46,
Universal Music/ [partijnaam]). Deze maatstaf geldt ook indien de Nederlandse rechter in het kader van de toepassing van de commune regels voor internationale rechtsmacht onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt (zie laatstelijk HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566, r.o. 3.4.4).
[partijnamen]). Die uitleg mag zich enkel uitstrekken tot de in die verordening uitdrukkelijk bedoelde gevallen (HvJ 11 oktober 2007, ECLI:EU:C:2007:595, r.o. 35,
[partijnamen]).
[partijnamen], HvJ 11 oktober 2007, ECLI:EU:C:2007:595, r.o. 40,
[partijnamen], HvJ 1 december 2011, ECLI:EU:C:2011:798, r.o. 79,
[partijnaam] /Standard Verlagsen HvJ 12 juli 2012, ECLI:EU:C:2012:445, r.o. 24,
[partijnamen]).
[partijnaam] /Standard Verlags).
haarmedewerkers vanuit
haarkantoren), die los staan van de gestelde gedragingen van ieder van de overige gedaagden. Weliswaar maakt zij daarmee soortgelijke verwijten aan enerzijds Rabobank en anderzijds ieder van de overige gedaagden maar dát is niet voldoende (vgl. HvJ 13 juli 2006, ECLI:EU:C:2006:458, r.o. 27 en 31,
[partijnamen]). Daarbij komt dat het (ambtshalve door de rechtbank vast te stellen) toepasselijk recht op de Manipulatie-vorderingen jegens enerzijds Rabobank en anderzijds ieder van de overige gedaagden verschilt, zodat evenmin sprake is van eenzelfde situatie rechtens. Op de Manipulatie-vordering jegens Rabobank is immers Nederlands recht van toepassing, terwijl op de Manipulatie-vorderingen jegens de andere gedaagden noch op grond van de (tot 11 januari 2009 geldende) Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad (WCOD) noch op grond van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) noch op grond van artikel 10:159 van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht van toepassing is. De Stichting heeft zich weliswaar nog beroepen op de anti-kiesregel maar heeft niet onderbouwd dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van deze regel.
ieder voor zichzijn verrijkt ten koste van Belanghebbenden. De verrijking was volgens de Stichting het doel (en gevolg) van de eigen zelfstandige gedragingen van ieder van de gedaagden die ten grondslag liggen aan de Manipulatie-vorderingen. De Stichting heeft evenwel, noch ten aanzien van die Manipulatie-vorderingen, noch ten aanzien van de Ongerechtvaardigde Verrijking-vorderingen een samenhangend feitencomplex gesteld.
CDC), geen sprake is van een beschikking van de Europese Commissie waarin ten aanzien van alle gedaagden dezelfde inbreuk op artikel 101 VWEU wordt vastgesteld.
submissionsheeft gedaan voor welke rentebenchmark dan ook, en dat zij (althans haar medewerkers) ook geen contacten heeft gehad met Rabobank over (manipulatie van) rentebenchmarks. Ook ICAP plc heeft onweersproken gesteld dat zij een holdingmaatschappij is, zonder eigen onderneming en zonder werknemers en dat zij zelf geen
brokeris. In het licht daarvan heeft de Stichting haar stelling dat niettemin tussen de ingestelde Samenspanning- en Groepsaansprakelijkheid-vorderingen tegen enerzijds Rabobank en anderzijds respectievelijk LBG en ICAP plc een nauwe band in de zin van artikel 8, aanhef en punt, 1 Brussel I bis-Vo bestaat onvoldoende met concrete feiten onderbouwd. Weliswaar heeft de Stichting voor de feitelijke onderbouwing van haar vorderingen verwezen naar schikkingsdocumenten tussen de verschillende gedaagden en buitenlandse toezichthouders/buitenlandse justitiële autoriteiten, maar daarin zijn nu juist geen feitelijke gedragingen inhoudende rentebenchmarkmanipulatie vermeld van genoemde holdingmaatschappijen.
submitterwas niet mee dat de vereiste nauwe band ontbreekt, nu de Stichting concreet heeft gesteld dat ICAP Europe als
brokertrachtte de wensen van bijvoorbeeld UBS Japan met betrekking tot JPY LIBOR in te willigen bij Rabobank.
Handlungsort(de plaats van de gebeurtenis die de oorzaak is van de schade) niet in Nederland is gelegen omdat het handelen of nalaten van Lloyds c.s., UBS c.s. en ICAP c.s. niet in Nederland heeft plaatsgevonden. Evenmin kan worden vastgesteld dat het
Erfolgsort(de plaats waar de schade is ingetreden) voor de statutaire achterban van de Stichting in Nederland is gelegen. Het gaat in dit geding om zuiver financiële schade (vermogensschade) van - kort gezegd - professionele beleggingsinstellingen uit de gehele Europese Unie. De gestelde vermogensschade die zij hebben geleden vloeit voort uit transacties en/of betalingen die (behalve in de VS) overal ter wereld (kunnen) hebben plaatsgevonden. Anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:925 (r.o. 4.5) kan in deze zaak dan ook niet tot uitgangspunt worden genomen dat de gestelde schade van de statutaire achterban van de Stichting rechtstreeks in Nederland is ingetreden. Het enkele feit dat
mogelijkeen deel van de statutaire achterban van de Stichting
mederechtstreeks schade heeft geleden in Nederland, kan dus niet leiden tot de vaststelling dat het
Erfolgsortin Nederland is gelegen. De rechtbank volgt de Stichting ook niet in haar betoog dat deze uitleg afbreuk zou doen aan het doel van artikel 3:305a BW (efficiënte en effectieve rechtsbescherming van groepen van benadeelden), nu dit artikel niet beoogt rechtsmacht te creëren ten aanzien van gedaagden die op grond van de verordeningsautonome uitleg van voormelde rechtsmachtsbepalingen niet kunnen worden opgeroepen voor de Nederlandse rechter.
8.De beslissing
25 september 2019voor conclusie van antwoord aan de zijde van Rabobank,
25 september 2019voor akte uitlating voortzetting procedure aan de zijde van de Stichting, Lloyds Bank, UBS Zwitserland, UBS Japan en ICAP Europe,