Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vorderden de eiseressen, drie besloten vennootschappen die internationaal handelen in levensmiddelen, van ING Bank N.V. dat de bankrelatie met hen zou worden voortgezet. De eiseressen stelden dat de beëindiging van de bankrelatie door ING niet in overeenstemming was met de zorgplicht van de bank en dat de opzegging onaanvaardbaar was. ING had de bankrelatie per 1 juli 2019 beëindigd, onder verwijzing naar ongewenste activiteiten op de rekeningen van de eiseressen, waaronder grote contante betalingen van Afrikaanse afnemers en doorbetalingen aan derden zonder adequate verantwoording. De voorzieningenrechter oordeelde dat ING voldoende redenen had om de bankrelatie te beëindigen en dat de opzegging niet in strijd was met de zorgplicht. De eiseressen hadden niet aangetoond dat zij niet bij een andere bank terecht konden en de opzegging was niet onaanvaardbaar. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.