Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juli 2019 in de zaak tussen
de stichting genaamd Stichting Nederlands Auschwitz Comité, te Amsterdam,
de gemeente Amsterdam,
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank vindt het aannemelijk dat het Namenmonument zal zorgen voor meer verkeersbewegingen (voetgangers, fietsers, auto’s en bussen) en een hogere parkeerbezetting in de naaste omgeving. Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank het aannemelijk dat alle natuurlijke personen gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van het Namenmonument. Zij zijn daarom belanghebbenden bij de bouwvergunning.
Voor [naam 7] , [naam 2] , [naam 5] en [naam 3] geldt dit ook voor de kapvergunning, omdat zij zicht hebben op de te kappen bomen. Ook [naam 4] en [naam 1] zijn als belanghebbenden aan te merken bij de kapvergunning. Zij wonen zo dichtbij dat aannemelijk is dat zij gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van het kappen van de bomen. [naam 6] woont weliswaar net als [naam 1] aan de [adres] , maar haar woning ligt, anders dan die [naam 1] , niet zeer dicht in de buurt van de hoek van de [adres] / [adres] van waar de te kappen bomen zichtbaar zijn. Gelet hierop kan van [naam 6] niet worden gezegd dat zij zo dichtbij woont dat aannemelijk is dat zij gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van het kappen van de bomen. Het college heeft [naam 6] dan ook ten onrechte als belanghebbende bij de kapvergunning aangemerkt.
- De omvang van de toetsing en de gevolgde procedure, met name in verband met de locatiekeuze en de inspraak.
- De verlening van de binnenplanse vrijstelling. Deze moet voldoen aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 2:12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1 van de Wabo.
- De vereisten van het Bouwbesluit. Indien daar niet aan wordt voldaan, moet de bouwvergunning op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder a van de Wabo worden geweigerd.
Voldoet het bouwplan aan het Bouwbesluit?.
De rechtbank is van oordeel dat het relativiteitsvereiste niet aan beoordeling van deze beroepsgronden in de weg staat. Het belang van eisers bij deze beroepsgronden is het behouden van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving. Dit is een aspect dat deel uitmaakt van ‘een goede ruimtelijke ordening’ als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo. Een goede ruimtelijke ordening strekt ook tot bescherming van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van eisers. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat deze bepaling kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van eisers.
Het college is terecht van mening dat het bouwplan daarmee ook in overeenstemming is met het Haalbaarheidsonderzoek. Als randvoorwaarde staat daarin namelijk vermeld dat de toegangspoort en de centrale as van de tuin vanaf de Weesperstraat waarneembaar moeten blijven. [23] Het college heeft verder terecht verwezen naar het advies van het CWM van 7 december 2016. In dit advies heeft het CWM vermeld dat de doorzichten naar de Hoftuin voldoende zijn opengehouden. Ten slotte heeft het college op goede gronden aan het standpunt dat de cultuurhistorische waarden ter plaatse van het plantsoen niet worden aangetast ten grondslag gelegd dat het plantsoen van relatief recente datum is omdat tot de aanleg van de metrolijn in de jaren 60 er nog huizen stonden op de bouwlocatie.
eenmonument niet gelijk kan worden gesteld met het belang van
ditontwerp op
dezeplek. Het college heeft volgens hen verzuimd te onderbouwen waarom juist de realisatie van dit monument op deze locatie een zwaarwegend belang dient. Eisers wijzen er in dit verband op dat geen draagvlakonderzoek is gedaan, niet naar een namenmonument in het algemeen, niet naar de meest wenselijke vormgeving van een namenmonument en niet naar dit specifieke ontwerp op deze plek. Zij vinden dat het NAC het realiseren van een namenmonument ook met een ander ontwerp en/of op een andere locatie zou kunnen realiseren en dat het college dit ten onrechte niet heeft meegewogen bij de belangenafweging. Verder vinden zij dat ook de belangen van anderen dan zijzelf meegewogen moeten worden, zoals de nabestaanden, direct betrokkenen en mensen met directe banden met de Joodse gemeenschap.
Het college was bekend met de verschillende meningen. Hij heeft deze meningen bij zijn oordeel betrokken. Daarbij heeft het college meegewogen dat het gaat om een monument van nationaal belang. De Holocaust heeft miljoenen slachtoffers gemaakt, waaronder ongeveer 60.000 Amsterdammers. Op de projectlocatie stonden tijdens de oorlog 27 panden van bewoners van wie de naam straks een plek op het Namenmonument krijgen. Juist daarom vindt het college van belang dat het Namenmonument op deze plek komt. Het Namenmonument moet een blijvende herinnering zijn aan de verschrikkingen van de Holocaust en een indringende waarschuwing tegen discriminatie, aldus het college. Het college heeft bij zijn besluit medewerking te verlenen ook meegewogen dat er brede politieke steun is voor het monument, zoals blijkt uit het verslag van de Raadscommissie Algemene Zaken van 5 juli 2018; alle partijen steunen de komst van dit monument op deze plek. Ook het kabinet steunt de komst van het Namenmonument. [25] Het college heeft op grond van deze overwegingen doorslaggevend gewicht toegekend aan de bouw van het Namenmonument.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover het is ingediend door [naam 6] gegrond;
- verklaart het beroep voor zover het is ingediend door de overige eisers ongegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het college daarbij het bezwaar van [naam 6] tegen de kapvergunning ongegrond heeft verklaard;
- verklaart het bezwaar van [naam 6] tegen de kapvergunning alsnog niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 345,- aan eisers vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.024,-.
.