Op 28 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verschillende bewonersverenigingen en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de kap van 25 bomen voor de oprichting van het Namenmonument, dat ter nagedachtenis aan de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust zal worden opgericht. De bewonersverenigingen hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende bouw- en kapvergunningen, en hebben de voorzieningenrechter verzocht om te voorkomen dat de bomen worden gekapt voordat de rechtbank op hun beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien de gemeente Amsterdam heeft aangekondigd op 1 maart 2019 te willen beginnen met de kap van de bomen. De rechter heeft de belangen van de verzoekers, die onomkeerbare schade willen voorkomen, afgewogen tegen de belangen van het stadsdeel en het NAC, die belang hebben bij een snelle uitvoering van de vergunningen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van de verzoekers zwaarder weegt, omdat de uitkomst van de beroepsprocedure nog ongewis is en er mogelijk onomkeerbare gevolgen kunnen optreden als de bomen worden gekapt.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit, zowel wat betreft de kapvergunning als de bouwvergunning, geschorst tot zes weken na de uitspraak op het beroep van de verzoekers. Tevens is het stadsdeel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers en het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.