Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift houdende verzoek tot het opleggen van een bestuursverbod in de zin van artikel 106a Faillissementswet (Fw), met producties, ingekomen ter griffie op 18 juli 2018;
- de beschikking van 30 augustus 2018 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verweerschrift van [belanghebbende] , ingekomen ter griffie op 28 november 2018;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 3 december 2018.
2.Het verzoek
[belanghebbende]’) (…). [belanghebbende] is niet verschenen tijdens de faillissementszitting. Vanaf de faillissementsuitspraak is getracht om met [belanghebbende] in contact te komen. Zijn telefoonnummer bleek echter te zijn afgesloten en ook verzoeken per post werden niet door hem beantwoord. Over een e-mailadres zou hij niet beschikken.
Pasa”). DM Holding en Pasa hebben dezelfde bestuurder, nl. [belanghebbende] .
Bijlage 2). [belanghebbende] is echter niet komen opdagen. Mijn kantoorgenoot mr. R de Jong is tevergeefs naar Amsterdam afgereisd. Hij zond mij wel een SMS met de tekst:
“Beste meneer de curator ik ben ziek daardoor kan ik niet komen voor onze afspraak van vandaag om 15 uur. Zodra ik beter ben bel ik u voor een nieuwe afspraak. [belanghebbende] .”
3.De beoordeling
Wettelijk kader
Kamerstukken II2013/14, 34011, nr. 3; hierna: de MvT) vermeldt ten aanzien van de c-grond het volgende, voor zover hier van belang:
Onderdeel c
criminal charge, en het onder dwang verkrijgen van informatie in de zin van artikel 106a lid 1 sub c Fw maakt een rechtstreekse inbreuk maakt op de essentie van het ‘nemo tenetur’-beginsel en daarmee dus op de wil van [belanghebbende] en diens wil om het zwijgrecht uit te oefenen wanneer informatie onder dwang van een bestuursverbod wordt verkregen.
Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid”. Daarmee is ook gegeven dat informatie die onder dreiging van een bestuursverbod wordt verkregen niet zijn weg mag vinden in het strafproces van de verdachte. Daarom zou een waarborg tegen het gebruik van dergelijke informatie op zijn plaats zijn. Deze waarborg is en wordt [belanghebbende] echter niet geboden. Het is nog niet bekend of het OM [belanghebbende] ook strafrechtelijk zal vervolgen. Deze mogelijkheid kan niet worden uitgesloten.
- i) punitieve sanctie bestaande uit het opleggen van een bestuursverbod in de onderhavige procedure en/of
- ii) veroordeling in een strafproces dat mogelijk nog tegen hem door het OM gaat worden geëntameerd.
criminal charge. Ter toelichting dient het volgende.
criminal charge, waarbij wordt verwezen naar de arresten EHRM 14 september 1999 (D.C., H.S. en A.D./Verenigd Koninkrijk, zaaknr. 39031/97) en EHRM 1 februari 2007 ( [partijnaam] / Noorwegen). De rechtbank komt niet tot een andere conclusie, omdat uit de rechtspraak van het EHRM met betrekking tot in het buitenland geldende regelgeving over civielrechtelijke bestuursverboden inderdaad kan worden afgeleid dat ook een aan de Nederlandse rechter ex artikelen 106a e.v. Fw gevraagd civielrechtelijk bestuursverbod niet heeft te gelden als een
criminal chargein de zin van artikel 6 EVRM. In dat verband is van belang dat het EHRM in de eerste genoemde uitspraak in relatie tot de regeling van het bestuursverbod in het Verenigd Koninkrijk heeft overwogen dat:
criminal chargetegen [belanghebbende] , in de zin van een strafproces, niet worden uitgesloten nu het OM zich daarover niet heeft uitgelaten. Als verder met [belanghebbende] wordt aangenomen dat ten tijde van de inbewaringstelling geen waarborg is gegeven zoals door de Hoge Raad bedoeld, heeft dat mogelijk consequenties voor het OM in een eventuele strafzaak tegen [belanghebbende] met betrekking tot het kunnen gebruiken van de wél van [belanghebbende] , onder dwang, verkregen gegevens. Die omstandigheid heeft echter geen betekenis voor de onderhavige bestuursverbodprocedure niet-zijnde een criminal charge. De omstandigheid dat [belanghebbende] zijn onder de dwang van de gijzeling door de curator verkregen toezegging tot medewerking en informatieverschaffing niet is nagekomen (waarmee artikel 105 lid 1 (oud) Fw is geschonden, zie 3.6.4) kan dan ook wél worden meegewogen in het kader van de c-grond.