ECLI:NL:RBAMS:2019:4529

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
13/845243-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en witwassen in de investeringsfraude rondom Hollandsche Wind

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de oplichting van investeerders in het project Hollandsche Wind. De verdachte werd beschuldigd van het oplichten van investeerders voor een totaalbedrag van ongeveer 2,7 miljoen euro en van witwassen van de ontvangen gelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk een valse voorstelling van zaken had gegeven aan investeerders, waardoor zij werden bewogen tot het investeren van grote bedragen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de oplichting en het witwassen van de gelden. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Daarnaast werd een beroepsverbod van vijf jaar opgelegd. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hadden gemaakt aan ernstige strafbare feiten die de integriteit van het financiële verkeer in gevaar hadden gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845243-16 (Promis)
Datum uitspraak: 28 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
Geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 november 2017 en 22, 25, 26 en 29 maart, 9 en 10 april en 28 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. A. Rogaar en L.M.J. Backx (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van wat [verdachte] en zijn raadsvrouw mr. C.E van Dijk naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat door verschillende benadeelde partijen naar voren is gebracht.
De strafzaak tegen [verdachte] is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 1] (13/845244-16), [medeverdachte 2] (13/845020-17), [medeverdachte 3] (13/845021-17), [medeverdachte 4] (13/845022-17), [medeverdachte 5] (13/993089-17) en [medeverdachte 6] (13/993090-17). De rechtbank doet in alle zaken gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

Dit vonnis heeft betrekking op het strafrechtelijk onderzoek van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (hierna: FIOD) met de naam Monte Titano. Dit onderzoek richt zich op fraude rondom investeringsproducten met de namen Noordenwind en Hollandsche Wind. [verdachte] is samen met [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] aangemerkt als verdachte ten aanzien van Hollandsche Wind. [verdachte] is géén verdachte ten aanzien van Noordenwind.
De verdenking tegen [verdachte] is samengevat aan hem ten laste gelegd als:
Feit 1:oplichting van investeerders in Hollandsche Wind voor in totaal 2.753.500 euro;
subsidiair:verduistering van in totaal 2.753.500 euro, afkomstig van investeerders in Hollandsche wind;
meer subsidiair:medeplichtigheid aan oplichting;
uiterst subsidiair:medeplichtigheid aan verduistering;
Feit 2:witwassen van geldbedragen, afkomstig van Hollandsche Wind.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1bij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

3.Samenvatting van het vonnis

De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] als medepleger alle investeerders in Hollandsche Wind heeft opgelicht. Ook acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de ontvangen bedragen heeft witgewassen.
De rechtbank veroordeelt [verdachte] tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en daarnaast mag [verdachte] voor een periode van 5 jaar – kort gezegd – geen bestuurder van een rechtspersoon zijn.
De vorderingen van de benadeelde partijen kunnen in deze strafprocedure niet behandeld worden. De rechtbank ziet om procedurele redenen ook af van oplegging van een maatregel die inhoudt dat [medeverdachte 1] de veroorzaakte schade moet vergoeden.
In de rest van dit vonnis zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze beslissingen is gekomen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Hollandsche Wind (feit 1)
4.1.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zich als medeplegers schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting van alle investeerders in Hollandsche Wind.
4.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt niet bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt oplichting of verduistering ten aanzien van Hollandsche Wind. Zij voert daarvoor aan dat [verdachte] als onbewuste katvanger is gebruikt door andere verdachten, dat [verdachte] geen uitvoeringshandelingen voor oplichting heeft verricht en dat bij [verdachte] geen sprake was van opzet op oplichting of verduistering.
4.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van alle investeerders in Hollandsche Wind voor een totaalbedrag van € 2.753.500,. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [1]
4.1.3.1. Het begin van Hollandsche Wind
Op 26 november 2012 is [verdachte] Holding B.V. opgericht. Vanaf de oprichting is [verdachte] enig aandeelhouder en enig bestuurder van deze besloten vennootschap (hierna: bv). Bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) is ook als handelsnaam geregistreerd Nieuwe Hollandsche Wind. [2] Deze handelsnaam is op 26 juli 2016 toegevoegd. [3]
[verdachte] verklaart hierover dat hij door [medeverdachte 1] is benaderd of die zijn slapende bv kon gebruiken voor een nieuw project. [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij met iemand iets ging doen met obligaties. Het bleek te gaan om [medeverdachte 2] . [verdachte] is op verzoek van [medeverdachte 2] naar de KvK gegaan om Nieuwe Hollandsche Wind als handelsnaam toe te voegen. [4]
[verdachte] heeft op 2 augustus 2016 namens zijn bv bij de ING een bankrekening geopend op naam van Nieuwe Hollandsche Wind ( [nummer] ). [5] [verdachte] verklaart dat hij deze rekening op verzoek van [medeverdachte 2] heeft geopend. [6]
De website van Hollandsche Wind (www.hollandschewind.nl) is vanaf 5 augustus 2016 actief. [7] [medeverdachte 2] verklaart dat zijn werkzaamheden voor Hollandsche Wind onder meer bestonden uit het opzetten van de website en het ervoor zorgen dat de website hoger in Google stond. Ook verrichtte hij werkzaamheden voor het design, logo, briefpapier en memorandum. [8] [medeverdachte 2] verklaart dat hij de eerste maanden de leiding had bij Hollandsche Wind, dat hij in die periode de marketing deed en mensen coachte, trainde en motiveerde. [9]
[medeverdachte 1] heeft verklaard hoe zijn betrokkenheid bij Hollandsche Wind tot stand is gekomen. Noordenwind was één van zijn klanten. [medeverdachte 3] stelde hem de vraag of hij nog iemand wist met een lege bv. [medeverdachte 1] dacht toen aan [verdachte] en die wilde wel zijn bv ter beschikking stellen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens het contact gelegd tussen [verdachte] Holding en het callcenter in Oosterbeek, dat door [medeverdachte 2] werd geleid. [10] [medeverdachte 1] was vervolgens betrokken bij Hollandsche Wind, omdat hij de verloning deed. [11]
[medeverdachte 5] werkte eerst voor Noordenwind en is daarna bij Hollandsche Wind terecht gekomen. Hij hield zich bezig met personeelszaken. Als het personeel ergens tegenaan liep, hielp hij ze verder of gaf ze tips. Hij was het aanspreekpunt voor het personeel. [12] [medeverdachte 5] verkocht ook het product. [13]
4.1.3.2. De aanbiedingen van Hollandsche Wind
Hollandsche Wind verkocht twee soorten obligaties: obligaties Hollandsche Wind en obligaties Hollandsche Wind Winst op Windbond. Potentiële investeerders zijn op verschillende manieren geïnformeerd over de inhoud van de verschillende obligatiefondsen.
Door Hollandsche Wind zijn brochures gemaakt met informatie over de verschillende obligatiefondsen. In het originele dossier zijn twee enigszins verschillende ‘glossy’-varianten opgenomen en daarnaast een kleurenkopie van een derde variant; elk onder documentnummer DOC-262. In de gekopieerde versie, die betrekking heeft op de ‘Winst op Windbond’-obligatie, staat onder meer het volgende beschreven over het aangeboden product.
Vanaf € 25.000,- doet u mee en investeert u in een bestaand windmolenpark in Groningen. U draagt bij aan een duurzame toekomst en profiteert van een mooie rente. 6,2% vaste couponrente per jaar. Winstafhankelijke uitkering maximaal 3,5% per jaar. Fiscaal groenfonds: belastingvoordeel tot 1,9%. [14]
In één van de glossy’s staat onder meer het volgende over het aangeboden product:
Al vanaf 5000 euro doet u mee en investeert u in een bestaand windmolenpark in Groningen. U draagt bij aan een duurzame toekomst en profiteert van een mooie rente. Vast rendement 5,2% per jaar. [15]
In de tweede glossy, van het originele dossier, staat onder meer het volgende over het aangeboden product:
Duurzaamheid met profijt: rendement van 7,1 tot 9,6% P/J. [16] Vanaf € 25.000,- doet u mee en investeert u in een bestaand windmolenpark in Groningen. U draagt bij aan een duurzame toekomst en profiteert van een mooie rente. 7,1% vaste couponrente per jaar. Afhankelijke winstuitkering maximaal 2,5% per jaar. [17]
In een informatieblad over de Hollandsche Wind-rentevast obligatie staat onder meer het volgende vermeld:
Rentevergoeding 5,2% vast rente per jaar (Hollandsche Wind keert 1,9% extra rente uit, tot dat Hollandsche Wind onder het Groenfonds valt. De rente zal tot die tijd 7,1% per jaar bedragen). Winstafhankelijke uitkering 2,5% maximaal per jaar. [18]
Ook op de website van Hollandsche Wind staat informatie over de aangeboden obligaties. Op een print van 17 november 2016 is onder meer het volgende te lezen.
Wij zijn sinds de oprichting van Hollandsche Wind met een aantal projecten bezig geweest. Zelfs ten tijde van het economisch zware weer wist Hollandsche Wind soortgelijke projecten tot een succes te maken. Momenteel is Hollandsche Wind, door dit soort projecten, voorloper op de offshore windmarkt op de Noordzee. [19] Kernpunten Hollandsche Wind Obligatie: Veilig, groen en duurzaam beleggen met een vast rendement van 7,1%. Winstafhankelijke uitkering van 2,5%. [20]
Tijdens het onderzoek is ook een document aangetroffen met als titel ‘Informatie Nieuwe Hollandsche Wind’ (DOC-256). [naam 1] schrijft in een e-mailbericht aan de belastingdienst dat dit document werd toegezonden aan mensen die informatie wilden over de obligaties van Hollandsche Wind. [21] In dit document staat onder meer het volgende.
Nieuwe Hollandsche Wind bestaat sinds 2007 en investeert op dit moment in bestaande Nederlandse windmolenpark(en). De mensen achter Hollandsche Wind zijn medeverantwoordelijk geweest voor het bouwen van één van de grootste windmolenparken van Groningen en hebben deze toentertijd verkocht aan Essent. Hierdoor is er een fondsvermogen beschikbaar van 39 miljoen euro. [22]
[naam 1] schrijft dat een aantal passages uit dit document ook is gebruikt voor het belscript, waaronder de mededeling dat de mensen achter Hollandsche Wind medeverantwoordelijk zijn voor het bouwen van één van de grootste windmolenparken van Groningen. [23]
4.1.3.3. Investeerders in Hollandsche Wind
Hollandsche Wind liet de investeerders geld op verschillende bankrekeningen overmaken: op een ING-rekening op naam van Nieuwe Hollandsche Wind ( [nummer] ), een KNAB-rekening ( [nummer] ) op naam van Hollandse Wind en op een BUNQ-rekening ( [nummer] ) op naam van Hollandsche Wind. Ook is er geld van investeerders binnengekomen op een rekening van Kenko Infra B.V. ( [nummer] ).
Op de ING-rekening komt tussen 8 augustus 2016 en 13 oktober 2016 in totaal € 1.825.000,- binnen van investeerders. [24] Op de KNAB-rekening komt tussen 13 oktober 2016 en 2 november 2016 in totaal € 733.500,- binnen van investeerders. [25] Investeerders storten tussen 9 november 2016 en 23 november 2016 in totaal een bedrag van € 175.000,- op de BUNQ-rekening. [26] Op de rekening van Kenko wordt op 29 november 2016 (€ 5.000,-), [27] 6 december 2016 (€ 10.000,-) [28] , 16 december 2016 (€ 5.000,-) [29] en 28 december 2016 (€ 25.000,-) [30] in totaal € 45.000,- bijgeschreven, steeds onder vermelding van obligatienummers of ‘obligatie’. In de woning van [medeverdachte 2] is een bankpas van de Rabobank aangetroffen van de bankrekening van Kenko. [31] [medeverdachte 2] verklaart hierover dat hij van [medeverdachte 1] de rekening moest beheren om salarissen en facturen te betalen. [32]
Daarmee heeft Hollandsche Wind in totaal € 2.778.500,- ontvangen van investeerders. De rechtbank constateert overigens dat de bijschrijving op 28 december 2016 van € 25.000,- op de rekening van Kenko niet is meegenomen in het totaaloverzicht van investeringen in Hollandsche Wind in het dossier, hetgeen verklaart waarom in de tenlastelegging is uitgegaan van een bedrag van € 2.753.500,-. .
De rechtbank zal nu in gaan op enkele concrete verhalen van investeerders in de producten van Hollandsche Wind.
Als eerste staat de rechtbank stil bij [naam 2] . Op 24 augustus 2016 wordt zijn inleg van € 10.000,- ontvangen op de ING-rekening. [33] [naam 2] verklaart dat hij telefonisch in contact is gekomen met Hollandsche Wind en dat hij daarna foldermateriaal heeft ontvangen. [34] Doorslaggevend voor hem om daadwerkelijk te investeren waren de windmolens waarin ze zouden investeren. Dat heeft de toekomst dus dat leek hem wel een betrouwbare belegging. [35]
[naam 3] heeft op 30 augustus 2016 € 10.000,- geïnvesteerd in Hollandsche Wind. Het geld is ontvangen op de ING-rekening van Hollandsche Wind [36] . [naam 3] is door Hollandsche Wind gebeld. Zij had bij Eneco willen beleggen, die hadden ook Hollandsche wind mogelijkheden. [naam 3] vindt duurzaam beleggen belangrijk. Zij verklaart met name misleid te zijn door de naam Hollandsche Wind. [37] Haar is verteld dat ze rond de 5% rendement zou krijgen en dat er geïnvesteerd zou worden in windmolens. [38]
[naam 4] heeft in totaal € 150.000,- geïnvesteerd in Hollandsche Wind. Dit bedrag is in twee keer overgemaakt naar de ING-rekening: € 100.000,- op 4 september 2016 [39] en € 50.000,- op 21 september 2016. [40]
[naam 5] heeft zijn investering in Hollandsche Wind overgemaakt naar de KNAB-rekening van Hollandsche Wind. Op deze rekening is op 2 november 2016 een bedrag van € 3.500,- ontvangen. [41] [naam 5] verklaart via [naam 6] in contact gekomen te zijn met het product Hollandsche Wind. [42] Dat het ging om windenergie en het rendement waren de doorslaggevende argumenten om te investeren. [43]
Ook [naam 7] heeft in Hollandsche Wind geïnvesteerd. Zijn investering van € 25.000,- wordt op 23 november 2016 ontvangen op de BUNQ-rekening van Hollandsche Wind. [44] [naam 7] had ook geïnvesteerd in Noordenwind en werd in oktober 2016 benaderd door – zo begrijpt de rechtbank – [naam 8] die hem vertelde dat er bij Noordenwind niets meer gedaan kon worden, maar dat er wel bij Hollandsche Wind geïnvesteerd kon worden. [45] [naam 7] ontving op 28 oktober 2016 een e-mailbericht van info@hollandschewind.nl. In dit bericht stond onder meer het volgende over de ‘Hollandsche Wind Winst op Windbond’obligatie.
Het aanvangsrendement is 6,2% per jaar rentevast + winstafhankelijke bonus van 3,5% per jaar (Hollandsche Wind keert 1,9% extra rente uit, tot dat Hollandsche Wind onder het Groenfonds valt. De rente zal tot die tijd 8,1% per jaar bedragen). [46]
Van doorslaggevende betekenis om daadwerkelijk te investeren was dat er geïnvesteerd werd in windmolenparken, waar [naam 7] vertrouwen in had, en dat het rentepercentage aannemelijk was. [47]
4.1.3.4. Bestedingen
Er is onderzoek gedaan waaraan het geïnvesteerde geld is uitgegeven. Het meeste geld is binnengekomen op de bankrekening bij ING (€ 1.825.000,-). Ten tijde van de beslaglegging resteerde nog een bedrag van ongeveer € 100.000 [48] , wat betekent dat ongeveer € 1.700.000 is uitgegeven en/of overgemaakt naar andere rekeningen.
Op de bankrekening bij KNAB zijn investeringen van in totaal € 733.500 ontvangen. Ten tijde van de beslaglegging op 5 december 2016 resteerde nog een bedrag van € 468.948,34. [49] Het resterende saldo van ruim € 250.000 is dus uitgegeven en/of overgemaakt naar andere rekeningen.
Op de bankrekening bij BUNQ zijn voor € 175.000,- investeringen ontvangen. Ten tijde van het beslag resteerde nog een bedrag van bijna € 35.000. In totaal is ruim € 140.000 van het geïnvesteerde bedrag uitgegeven en/of overgemaakt. [50]
Op de bankrekening van Kenko Infra B.V. is in totaal een bedrag van € 45.000,- van investeerders ontvangen. Op 14 november 2016 is het saldo op deze rekening € 0,19 en op 14 december 2016 is het saldo op de rekening € 0,47. In de tussentijd wordt ruim € 25.000 ontvangen én uitgegeven, waarvan € 15.000,- afkomstig was van investeerders in Hollandsche Wind. [51] Op 16 december 2016 wordt nog € 5.000,- ontvangen van een investeerder en diezelfde dag wordt voor € 3.550,- overgeboekt. In de periode van 16 december 2016 tot en met 30 december 2016 wordt in totaal een bedrag van € 30.283,21 bijgeschreven, waarvan € 30.000,- van investeerders. Tegenover deze bijschrijvingen staan uitgaven voor een totaalbedrag van € 27.846,38. [52]
Uit het voorgaande blijkt dat tegenover een totaalbedrag van ruim € 2.750.000 aan betalingen door investeerders in Hollandsche Wind, uitgaven staan van in totaal ruim € 2.100.000. Uit het onderzoek naar de uitgaven van Hollandsche Wind is
nietgebleken dat er op enig moment ook maar iets van het uitgegeven bedrag is besteed aan investeringen in windparken of andere duurzame projecten. [53]
Daartegenover staat dat er wel geld is uitgegeven ten behoeve van de verschillende verdachten. Verderop zal bij de witwasverdenking verder ingegaan worden op de verschillende transacties, voor zover dat voor dit vonnis nodig is. Op deze plek wordt volstaan met een kort overzicht van de verschillende geldstromen richting [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [verdachte] .
[medeverdachte 1] heeft in totaal ruim € 376.000 ontvangen van geld dat door investeerders was overgemaakt naar Hollandsche Wind. [54] [medeverdachte 5] heeft naast zijn salaris/commissies voor zijn werkzaamheden voor Hollandsche Wind ook een bedrag van in totaal € 177.500,- ontvangen. [55] Hiervan heeft hij in totaal € 105.000,- overgeboekt naar [medeverdachte 2] en [naam 13] , [56] een rechtspersoon van [medeverdachte 1] . [57] Het resterende bedrag van € 72.500,- heeft [medeverdachte 5] gehouden. Ook [verdachte] heeft geld ontvangen vanuit Hollandsche Wind, in totaal een bedrag van ruim € 32.000 (netto). [58]
De uitgaven aan verschillende verdachten worden gedaan vanaf het moment dat het geld van investeerders op de rekening van Hollandsche Wind is ontvangen. Dit blijkt onder meer uit het volgende.
[medeverdachte 1] stuurt op 14 augustus 2016 aan [medeverdachte 2] een bericht dat hij een overzicht heeft gemaakt van de eerste week. [59] Op 15 augustus 2016 stuurt [medeverdachte 1] vervolgens een foto van een Excelblad naar [medeverdachte 2] . [60] Dit Excelblad bevat de volgende informatie: [61]
Week 1
Totaal geboekt:
Toeset
€ 5.000,00
[naam 9]
€ 5.000,00
[naam 10]
€ 5.000,00
[naam 11]
€ 110.000,00
[naam 12]
€ 5.000,00
Tot:
€ 130.000,00
Af
Deel:
Gedaan:
nog ontv:
[medeverdachte 2]
€ 40.605,86
€ 7.500,00
€ 33.105,86
[medeverdachte 5]
€ 40.605,86
€ 5.000,00
€ 35.605,86
[medeverdachte 1]
€ 40.605,86
€ 8.000,00
€ 32.605,86
Kst
IEX media
€ 6.048,79
inqar
€ 1.349,15
Drukwerkdeal
€ 784,49
Tot:
€ 8.182,43
Beschikbaar:
€ 121.817,57
De in het overzicht genoemde investeringen zijn terug te vinden op het overzicht van de ING‑rekening van Hollandsche Wind en betreffen alle investeringen in de periode van 8 augustus 2016 tot en met 14 augustus 2016. De genoemde kosten zijn daarin eveneens terug te vinden en ook deze zijn gemaakt in de periode tot en met 14 augustus. Verder zijn in de periode tot en met 14 augustus 2016 overboekingen te zien naar [medeverdachte 2] (in totaal € 17.500,-) en [medeverdachte 5] (in totaal € 12.500,-) en contante geldopnamen (in totaal € 9.500) in Hengelo, de woonplaats van [medeverdachte 1] . Voor het overige zijn er geen transacties zichtbaar op het overzicht van de ING-rekening in de periode tot en met 14 augustus 2016. [62] De rechtbank gaat er gelet op deze transacties van uit dat de ‘ [medeverdachte 2] ’ staat voor Stephan ( [medeverdachte 2] ), de ‘ [medeverdachte 5] ’ voor [medeverdachte 5] ) en de ‘ [medeverdachte 1] ’ voor [medeverdachte 1] ).
4.1.3.5. Tussenconclusie: Alle investeerders in Hollandsche Wind zijn opgelicht
Hiervoor is de rechtbank uitgebreid ingegaan op de start van Hollandsche Wind, de producten van Hollandsche Wind, de investeerders in Hollandsche Wind en de uitgaven van Hollandsche Wind.
De rechtbank leidt uit de beschreven feiten en omstandigheden af dat alle investeerders in Hollandsche Wind zijn opgelicht. Daarvoor is het volgende van belang.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Uit de beschreven feiten en omstandigheden komt het volgende beeld naar voren. Vanaf augustus 2016 worden mensen benaderd om te investeren in Hollandsche Wind en beginnen de eerste investeringen binnen te komen. Het binnenkomende geld wordt vrijwel direct uitgegeven en niet in de laatste plaats ten behoeve van verdachten. Dit blijkt in het bijzonder uit het door [medeverdachte 1] gemaakte overzicht (DOC-225): Het plan is kennelijk om de binnenkomende investeringen, na aftrek van bedrijfskosten, te verdelen onder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] .
Het verdelen van het geld komt vaker voor in WhatsApp-gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Op 15 september worden de volgende berichten uitgewisseld.
[medeverdachte 2] 14:55:20:
Volgende week maar eens een rondje doen. Blijft voldoende over
[medeverdachte 1] 14:55:30:
Zat
[medeverdachte 2] 14:55:52:
En er komt nog behoorlijk veel binnen
[medeverdachte 1] 14:56:13:
3 keer 50?
[medeverdachte 2] 14:56:23:
Ja
[medeverdachte 1] 14:56:30:
OK
[medeverdachte 2] 14:56:41:
Wat wou je doen naar valeo of een andere rekening?
[medeverdachte 1] 14:57:03:
Beide, valeo er bij tot nader orde toch [63]
Op 28 september 2016 spreken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over een volgend rondje.
[medeverdachte 2] 9:39:51:
Denk rondje geld vandaag of morgen welk rekeningnummer wil je hiervoor gebruiken? [64]
(…)
[medeverdachte 1] 18:43:58:
300 doen?
[medeverdachte 2] 19:32:01:
Laten we maar doen hé 100k pp [65]
Dat bij Hollandsche Wind sprake is geweest van een voornemen om te investeren in windenergie (of breder, duurzame energie) is in het geheel niet gebleken. Het is ook niet gebleken dat Hollandsche Wind überhaupt een plan had hoe het geld belegd kon worden in windenergie. Dat was echter wel wat aan (potentiële) investeerders is voorgehouden.
Dat geprobeerd werd om potentiële investeerders met onjuiste informatie over te halen om te investeren blijkt treffend uit de reactie van [medeverdachte 1] wanneer hem de informatie die op de website staat vermeld (rendement 7,1% vast, winstafhankelijke uitkering 2,5%, belastingvoordeel 1,9%) wordt voorgehouden:
“Het is allemaal gelul. Dat heb ik destijds ook al bij de ING-bank verklaard (opm. rechtbank: op 6 oktober 2016, DOC-009).
Ik zou niet weten hoe ze een rendement van 7,1% zouden kunnen halen. (…) Een winstafhankelijke uitkering van 2,5% kan helemaal niet. Hoe kun je nu winst maken op projecten die niet bestaan.” [66]
Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de website, de brochures en het inschrijfformulier niet klopten. [67]
Het handelen van de mensen achter Hollandsche Wind kenmerkt zich doordat aan (potentiële) investeerders werd voorgehouden dat hun investeringen belegd zouden worden in winstenergie en dat de investeerders daarmee rendementen zouden behalen. Zodra het geld echter beschikbaar kwam voor Hollandsche Wind, werd het anders besteed, met name voor privé doeleinden. Daarmee heeft Hollandsche Wind feitelijk anders gehandeld dan de investeerders op grond van wat hen is voorgehouden mochten verwachten.
Het noodzakelijke gevolg van dit handelen was dat de verdachten of anderen ten koste van de investeerders bevoordeeld zouden worden. Daarmee was het oogmerk ook gericht op de wederrechtelijkheid van de bevoordeling. Hollandsche Wind heeft immers geld opgehaald bij investeerders onder de noemer dat het geïnvesteerd zou worden in windenergie en dat investeerders daarmee rendement zouden behalen. Door vervolgens zonder investeringsplan het geld aan andere doelen uit te geven en toe te delen aan de verdachten en/of anderen kan het niet anders zijn dan dat op enig moment het door investeerders ingelegde geld en/of de toegezegde rendementen niet meer betaald konden worden. De verdachten moeten zich dat gerealiseerd hebben.
Op 3 oktober 2016 geven [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in een WhatsApp-gesprek ook enig inzicht in hun bedoelingen met Hollandsche Wind. Zij voeren dan het volgende gesprek.
[medeverdachte 2] 21:34:00:
Komt deze week nog een 250k binnen ongeveer [68]
(…)
[medeverdachte 1] 21:35:36:
Ok 250 is niet slecht
[medeverdachte 2] 21:37:34:
Kan wel wat meer
[medeverdachte 1] 21:38:22:
Week is net begonnen (…) [69]
(…)
[medeverdachte 2] 21:59:27:
Mensen uitbuiten lekkerste wat er is
[medeverdachte 1] 21:59:43:
Gaan we doen. [70]
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van een oplichtingsmiddel geldt als uitgangspunt dat in overeenkomsten, prospectussen of informatiebrochures gegeven garanties of toegezegde prestaties niet snel zijn aan te merken als oplichtingsmiddel, omdat het gaat over toekomstige onzekere gebeurtenissen. Toch kan ook dan sprake zijn van een oplichtingsmiddel als van meet af aan, of vanaf een bepaald moment, door het geven van een vertekend beeld van de werkelijkheid, alleen (nog) maar sprake is van onwaarheden en listige kunstgrepen. De rechtbank wijst op dit punt ook op het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1523, in het bijzonder paragraaf 5.2.1).
Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich in dit geval voor. Er is van meet af aan een volledig vertekend beeld van de werkelijkheid gegeven want het is bij Hollandsche Wind immers nooit de intentie geweest om ten behoeve van de investeerders te beleggen in windenergie. Alle in de tenlastelegging opgenomen mededelingen van Hollandse Wind zijn daarmee als oplichtingsmiddel te kwalificeren. Op basis van de in 4.1.3.3 weergegeven verklaringen van investeerders kan worden vastgesteld dat deze investeerders ook steeds onder invloed van de door één of meer van die mededelingen in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn bewogen om te investeren.
Uit de hiervoor besproken verklaring van [naam 3] blijkt al dat zelfs de naam Hollandsche Wind misleidend was. De naam Hollandsche Wind lijkt namelijk erg op de naam van een obligatieproduct van Eneco: HollandseWind Certificaten® waarin investeerders tot 1 juli 2015 konden investeren in windenergie. [71]
De kern van de aangeboden producten van Hollandsche Wind was dat het te investeren geld door Hollandsche Wind geïnvesteerd zou worden in windenergie én dat rendement zou worden uitgekeerd aan de investeerders. Van deze kernelementen kan gezegd worden dat alle investeerders – ook degenen die niet zijn genoemd in de tenlastelegging – hiervan kennis hebben genomen én dat het niet anders kan zijn dan dat zij zich (mede) hierdoor hebben laten leiden bij de beslissing om te investeren in Hollandsche Wind. Dat maakt dat bij alle investeerders in Hollandsche Wind door een samenweefsel van verdichtsels en/of listige kunstgrepen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen. Daarmee is iedere investeerder in Hollandsche Wind slachtoffer van de bij Hollandsche Wind gepleegde oplichting.
4.1.3.6. De betrokkenheid van de verdachten bij oplichting
De vaststelling dat alle investeerders in Hollandsche Wind zijn opgelicht is de eerste stap in de beantwoording van de vraag of [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en/of [verdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting. Vervolgens is van belang wat de rol van iedere verdachte bij deze oplichting is geweest en wat iedere verdachte ten tijde van de investeringen in Hollandsche Wind door investeerders wist. In het bijzonder moet de rechtbank de vraag beantwoorden of elk van de verdachten aangemerkt kan worden als medepleger van de oplichting.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank op dit punt het volgende af.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Hiervoor is al aan de orde geweest dat [medeverdachte 2] vanaf het begin van Hollandsche Wind betrokken is geweest. Hij verrichte met name werkzaamheden op het gebied van marketing. Ook [medeverdachte 1] is vanaf het begin betrokken geweest bij Hollandsche Wind. In eerste instantie heeft hij het contact gelegd met [verdachte] voor de bv. Daarna is hij betrokken gebleven bij de verloning van het personeel en hield hij zich ook bezig met het verrichten van betalingen. Hierover hadden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het nodige contact met elkaar, wat bijvoorbeeld blijkt uit het al vermelde overzicht van de eerste week en de overige ‘rondjes’.
De samenwerking tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] komt ook naar voren in verschillende WhatsApp-gesprekken. Zo voeren zij op 6 oktober 2016 het volgende gesprek.
[medeverdachte 1] 14:18:15:
Ok, contact met knab gehad en rekening is actief
[medeverdachte 2] 14:23:22:
Ok helemaal goed
15:19:58:
Alles is gewijzigd
[medeverdachte 1] 15:20:09:
Ok
[medeverdachte 2] 15:20:17:
Alleen briefpapier moeten we opnieuw bestellen maar dat komt wel [72]
En op 19 oktober 2016 hebben zij het volgende gesprek.
[medeverdachte 2] 12:24:18:
[medeverdachte 1] het volgende we kunnen 90k overboeken nar die 2 bv die zijn overgenomen om de aandelen over te nemen. En 60k verdelen tussen ons 2en die kunnen we ook naar de 2 bv’s overmaken alles in groottes van 5 tot 10k
12:24:39:
Als ik de passen heb kan ik het eea regelen met boekingen
[medeverdachte 1] 12:32:06:
Strak plan. Zal ik jou vanavond nummer doen van contactpersoon?
[medeverdachte 2] 12:33:33:
Ja en dan wat kruis transacties is het beste
[medeverdachte 1] 12:34:07:
Zeker! [73]
De belangrijke rol van [medeverdachte 1] bij Hollandse Wind kan ook worden afgeleid uit hetgeen is besproken tijdens een bespreking met ING op 6 oktober 2016. [medeverdachte 1] was daar samen met [verdachte] aanwezig om vragen te beantwoorden die bij ING waren ontstaan over de activiteiten van Hollandsche Wind. In dit gesprek presenteerde [verdachte] [medeverdachte 1] als degene die in staat was om detailvragen te beantwoorden. [74]
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als medepleger betrokken zijn bij de oplichting vanuit Hollandsche Wind. Ze hebben verschillende rollen gehad, maar de rol van beiden was wezenlijk voor het voltooien van de oplichting. Ook is sprake van samenwerking, overleg en afstemming van de werkzaamheden.
[medeverdachte 5]
Hiervoor is al aan de orde geweest dat [medeverdachte 5] aan het begin betrokken is geweest bij Hollandsche Wind. Hij verkocht het product en hij was het aanspreekpunt voor het personeel. Ook ontving [medeverdachte 5] in de beginperiode van Hollandsche Wind grote geldbedragen, naast het salaris en de provisies die hij ontving.
Deze rol van [medeverdachte 5] komt naar voren in de verklaring van medewerker [naam 8] . Volgens hem waren [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] de eersten die hem over windmolens vertelden. De nieuwe contracten met Hollandsche Wind besprak [naam 8] altijd met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] : die moesten uiteindelijk akkoord gaan. [75]
[medeverdachte 5] was niet alleen betrokken bij het binnen halen van investeerders, maar ook bij een schimmige geldstroom om het geld vanuit Hollandsche Wind weg te halen en bij de verdachten te krijgen. Naast zijn salaris ontvangt [medeverdachte 5] een bedrag van in totaal € 177.500,-. Hiervan kwam € 12.500,- rechtstreeks van de ING-rekening van Hollandsche Wind (op 14 augustus 2016 ‘Conf afspraak’ en 17 augustus 2016 ‘Conform afspraak’). [76] De overige € 165.000,- was afkomstig van Valeo Media BV (hierna: Valeo), in elf overboekingen tussen 31 augustus 2016 en 27 september 2016. [77] Valeo was een bv waarvan [medeverdachte 2] via Robur Media Holding B.V. bestuurder en meerderheidsaandeelhouder was. [78] Valeo had voorafgaand aan die betalingen eerst grote bedragen ontvangen vanaf de ING-rekening van Hollandsche Wind. [79]
Van de ontvangen € 177.500,- werd een deel doorgestort. Op 9 november 2016 maakte [medeverdachte 5] een bedrag van € 35.000,- over naar [medeverdachte 2] . [80] Op 18 november 2016 werd een bedrag van € 70.000,- overgemaakt naar [naam 13] , [81] een rechtspersoon van [medeverdachte 1] . Over deze overboeking verklaart [medeverdachte 5] aanvankelijk dat hij het geld wilde terugstorten en van [medeverdachte 2] te horen had gekregen dat het naar [naam 13] overgemaakt moest worden. Nadat hem is voorgehouden dat [medeverdachte 1] daarover anders heeft verklaard, verklaart [medeverdachte 5] dat [medeverdachte 2] had gezegd dat het geld gebruikt kon worden als startkapitaal voor Volan, een bv die [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] zouden beginnen. [82]
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook [medeverdachte 5] als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting vanuit Hollandsche Wind. Zijn aansturing van de verkopers betrof een wezenlijke rol voor het voltooien van de oplichting. Daarbij komt dat gelet op de grote eigen ontvangsten van [medeverdachte 5] , het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat hij al vanaf het begin van de activiteiten van Hollandsche Wind wist dat er grote bedragen werden onttrokken en dat de investeerders hierdoor werden benadeeld. Desondanks ging hij door met verkopen. De rechtbank acht het opzet op deze benadeling daarom bewezen.
De rechtbank houdt [medeverdachte 5] voor de hele periode van de tenlastelegging als medepleger verantwoordelijk, ook voor de periode waarin hij niet of minder actief betrokken was. Daarvoor is van belang dat hij in de beginfase van Hollandsche Wind heeft meegewerkt aan het opzetten van de structuur die de oplichting mogelijk heeft gemaakt. Tegenover deze actieve bedrage staat geen actief distantiëren. [medeverdachte 5] heeft de bestaande situatie laten voortduren waardoor, ook nadat hij wellicht wat naar de achtergrond verdween, nieuwe slachtoffers zijn gemaakt door het gebruik van de structuur die mede door hem was opgezet.
[verdachte]
Zoals hiervoor al aan de orde is geweest, is [verdachte] betrokken geraakt nadat [medeverdachte 1] vroeg of zijn bv gebruikt kon worden. [verdachte] heeft op verzoek een nieuwe handelsnaam laten toevoegen aan zijn bv en heeft een rekening geopend bij de ING. Zijn betrokkenheid is hiertoe echter niet beperkt gebleven.
[verdachte] heeft daarnaast arbeidscontracten, het contract voor zijn leaseauto en de aanvragen voor de bankrekeningen bij ING, KNAB en BUNQ ondertekend. [83] Ook heeft hij op verzoek van een verkoopleider bij Hollandsche Wind bij een gesprek met een klant gezeten. [84] Op 6 oktober 2016 is [verdachte] samen met [medeverdachte 1] naar de ING geweest om vragen te beantwoorden die bij ING waren ontstaan, waarbij hij zichzelf heeft gepresenteerd als de dagelijks leidinggevende bij Hollandsche Wind. [85]
De betrokkenheid van [verdachte] bij Hollandsche Wind blijkt ook uit verschillende WhatsApp-berichten. Zo wisselen [medeverdachte 2] en [verdachte] de volgende berichten uit:
4 november 2016
[verdachte] 14:52:52:
Hoi Stephan. Ik kan nu ook niet meer op de Knab bank kijken! Dus geen enkele info meer
Wat kunnen we hier aan doen op korte termijn. Ik moet toch weten wat er financieel op mijn Holding gebeurd en jij ook. (…)
Kun je mij nog 7500 euro overmaken. [verdachte] [86]
(…)
[medeverdachte 2] 22:41:09:
Heb jij wijzigingen bij de knab doorgevoerd?
[verdachte] 22:43:44:
Nee geen enkele. Heb jij weer inzicht dan? Heeft [naam 14] al iets bereikt bij ing of knab?
Anders Naar bunq bank?
[medeverdachte 2] 22:47:36:
Ja brieven zijn eruit ziet er positief uit, goed idee zal de wijzigingen doorvoeren omtrent de bunq [87]
8 november 2016
[medeverdachte 2] 19:57:26:
Hou jij de bunq bij
[verdachte] 19:57:26:
Ja [88]
9 november 2016
[verdachte] 12:27:44:
De 1e. 10.000 euro van mevr [naam 12] is net op de bunq bijgeschreven. [verdachte] [89]
10 november 2016
[medeverdachte 2] 14:52:14:
Hey [verdachte] , zag dat je mij had verwijderd van de bunq (…)
[verdachte] 15:11:15:
Hoi [medeverdachte 2] Met instellingen bijwerken had ik je per ongeluk gedeletet. Maar volgens mij kun je nu weer onbeperkt met bunq werken!
Er is net 15.000 bij geschreven
Kun je mij voor de rest van nov 6000 sal betalen?
(…)
[verdachte] 15:17:24:
Ik heb jou voor het maximale bedrag gemachtigd. En dat is bij bunq 1 miljoen…
Er staat nu bijna 20000 op. [verdachte] [90]
24 november 2016
[verdachte] 18:44:21:
Geachte heer [verdachte] ,
Bij een periodieke review van uw zakelijke rekening viel ons uw transactieverkeer op en voor ons is momenteel onduidelijk hoe dit samenhangt met de activiteiten zoals die onder meer in de Kamer van Koophandel zijn aangegeven. Wij zijn wettelijk verplicht de herkomst van gelden en activiteiten van onze klanten te achterhalen en documenteren.
Derhalve vragen wij u de benodigde informatie ondertekend aan te leveren en zullen wij tot dat moment uw rekening bevriezen.(…) [91]
[medeverdachte 2] 18:45:13:
Meen je niet
18:45:24:
Lekker dan
18:59:39:
Salarissen boeken we vanuit een andere rekening over
[verdachte] 22:01:59:
Oké. Zsm doen lijkt me. Zal morgen eens bij bunq naar de vragen informeren
[medeverdachte 2] 22:05:48:
Top [92]
26 november 2016
[medeverdachte 2] 14:44:22:
Zet alles zsm over is beter
[verdachte] 14.47:25:
Wil woensdag nog wel even onze afspraken mondeling bevestigen. Zoals “provisie”. Salaris. Etc. Wil ook fijn actief blijven. Pz etc.
[medeverdachte 2] 15:04:09:
Mag jou ook maar moeten een aantal zaken zoals knab en ing snel geregeld worden
[verdachte] 15:33:52:
Ik ga zelf wel bellen voor een afspraak met zowel Knab als ING [93]
27 november 2016
[verdachte] 00:11:43:
Ik heb een brief gemaakt voor ING en Knab. Ook een nieuw zakenrekening nr aangevraagd bij Triodos (binnen 5 dagen bericht)
[medeverdachte 2] 00:15:00:
Klasse directeur
[verdachte] 00:15:56:
Jij hebt echt klasse vriend. Ik ben een gewone Tukker
[verdachte] 00:44:53:
Er komt geld binnen van morefin capital en zsm ING en Knab
Ik wil graag miljonair worden zoals gezegd [94]
28 november 2016
[verdachte] 17:37:51:
Bunq:
Dat begrijpen wij.
Wij zouden echter nog aanvullende informatie willen ontvangen omtrent het investeringsbeleid van uw organisatie. Voor ons zijn geen duidelijke investeringsactiviteiten te herkennen.
17:38:25:
Heb jij iets over het investeringsbeleid voor bunq?!!
[medeverdachte 2] 17:54:59:
Nee
17:55:13:
Heb ik niet
[verdachte] 17:55:55:
Aan bunq:
Wij investeren in windmolens. Windenergie
Duurzaam houtbouw in de vorm van een valantiepark in Frankrijk
Het investeringsnivo is afhankelijk van het ingelegde kapitaal alsmede de overheidssubsidies [95]
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting vanuit Hollandsche Wind. Niet alleen stelde hij als bestuurder van zijn bv [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] in de gelegenheid gebruik te maken van de bv en de door hem geopende bankrekeningen, hij had ook een actieve betrokkenheid bij het in stand houden van de structuur. Daarbij voerde [verdachte] niet alleen opdrachten uit, maar nam hij ook initiatief om rekeningen te openen, voerde hij inhoudelijke correspondentie en vertegenwoordigde hij Hollandsche Wind in gesprekken met derden. De bijdrage van [verdachte] aan de oplichting is naar het oordeel van de rechtbank op materieel en intellectueel gebied van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Uit het voorgaande volgt ook dat [verdachte] het opzet heeft gehad. Vanaf het begin krijgt [verdachte] vanuit banken signalen dat het niet in orde is bij Hollandsche Wind. Tijdens het gesprek met ING op 6 oktober 2016 wordt door de ING gevraagd of de mededeling op de website van Hollandsche Wind
“Hollandsche Wind is een bedrijf van Nederlandse origine en bestaat sinds 2007”juist is. Volgens het gespreksverslag wordt door [medeverdachte 1] en/of [verdachte] , maar in elk geval in aanwezigheid van [verdachte] , geantwoord dat deze mededeling niet juist is. [96] Als de ING voorhoudt dat op de website staat vermeld
“Wij zijn sinds de oprichting van Hollandsche Wind met een aantal projecten bezig geweest. Zelfs ten tijden van het economische zware weer wist Hollandsche Wind soortgelijke projecten tot een succes te maken”, antwoorden [medeverdachte 1] en/of [verdachte] dat er feitelijk geen projecten zijn afgerond of tot een succes zijn gemaakt [97] en dat ze de tekst van de site wat mooier hebben voorgesteld dan de werkelijkheid is. [98]
[verdachte] heeft zich ook inhoudelijk bemoeid met de bedrijfsvoering van Hollandsche Wind, of in ieder geval met de op te houden schijn naar de buitenwereld, zoals blijkt uit WhatsApp-berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] :
6 oktober 2016
[verdachte] 17:43:22:
Bel me even. Ik heb nog een idee voor nhw [verdachte] [99]
8 oktober 2016
[verdachte] 19:33:49:
Zojuist in het nieuws dat bedrijven met te mooie websites die zaken of feiten noemen die niet geheel waar zijn flinke boetes worden opgelegd en strafrechtelijk worden vervolgd!! Heeft Stephan de nhw website al aangepast??!!
[verdachte] 19:35:12:
Zolang er aantoonbare dekking is van het obligatiefonds nhw is er niet veel aan de hand [verdachte]
[medeverdachte 1] 19:35:25:
Nee nog niet. Dit weekend
[verdachte] 19:55:01:
Fijn! Dan hebben we op korte termijn geen gelazer. Dan alleen nog redelijk harde dekking kunnen aantonen en daar heb ik wel een idee en oplossing voor! [100]
Het lijkt er op dat het voor [verdachte] belangrijker was dat hij zelf geld verdiende dan dat de belangen van de investeerders werden beschermd. Wat dat betreft is het hiervoor aangehaalde WhatsApp-verkeer van 4 november 2016 treffend. [verdachte] zegt dat hij informatie wil hebben over wat er financieel op zijn bv gebeurt, maar hij wil toch ook vooral zelf geld ontvangen.
4.1.3.7. Conclusie: oplichting bewezen
De rechtbank komt tot de conclusie dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [verdachte] zich als medeplegers schuldig hebben gemaakt aan de oplichting van alle investeerders in Hollandsche Wind.
4.2.
Witwassen (feit 2)
4.2.1.
De verdenking
De witwasverdenking ziet in de eerste plaats op het geld dat is geïnvesteerd in Hollandsche Wind en dat ten tijde van het leggen van beslag op de verschillende bankrekeningen niet meer aanwezig was. De verdenking ziet daarnaast op specifieke geldbedragen die ten gunste van [verdachte] zouden zijn gekomen.
4.2.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat [verdachte] de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen samen met anderen heeft witgewassen.
4.2.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt [verdachte] vrij te spreken van het ten laste gelegde witwassen. Volgens haar wist [verdachte] niet dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren en hoefde hij dat ook niet te weten.
4.2.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [101]
De rechtbank heeft stil gestaan bij de manier waarop Hollandsche Wind (4.1.3) de geïnvesteerde gelden verkregen heeft. De rechtbank kwam tot de conclusie dat sprake was van oplichting en dat alle geïnvesteerde gelden door oplichting zijn verkregen. Daarmee staat vast dat alle geldbedragen waarop de witwasverdenking betrekking heeft, middellijk of onmiddellijk van misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig zijn. [verdachte] wist dit ook, aangezien [verdachte] de oplichtingen zelf als medepleger heeft begaan.
De vraag die dan nog rest is of [verdachte] als (mede)pleger verantwoordelijk gehouden kan worden voor de in de tenlastelegging genoemde handelingen met de genoemde geldbedragen.
€ 2.138.937 (Hollandsche Wind)
De rechtbank heeft in 4.1.3.3 uiteengezet dat op de ING-, KNAB- en BUNQ-rekening van Hollandsche Wind en op de bankrekening van Kenko Infra in totaal een bedrag van € 2.778.500,- is geïnvesteerd. In totaal is op deze vier bankrekeningen een bedrag van € 614.562,74 in beslag genomen. [102] Het verschil tussen deze bedragen (€ 2.163.937,26) is dus overgedragen, gebruikt of omgezet. De rechtbank zal evenwel – onder verwijzing naar het hiervoor onder 4.1.3.3. overwogene - aansluiting zoeken bij het bedrag van € 2.138.937 zoals is opgenomen in de tenlastelegging.
Onderdeel van de gepleegde oplichting was dat het geïnvesteerde geld ten behoeve van de verdachten besteed kon worden. De verdachten wisten allemaal dat de gelden van misdrijf afkomstig waren, aangezien zij die misdrijven zelf hadden gepleegd. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden bij het besteden van het geld ieder een eigen aandeel en dat maakt dat zij ieder als medepleger verantwoordelijk zijn voor alle bestedingen.
Naast de wezenlijk rol die [medeverdachte 2] bij de oplichting in het algemeen had, is het volgende in het bijzonder van belang. [medeverdachte 2] had inzage in de bankrekeningen bij KNAB en BUNQ [103] en hij beheerde de rekening van Kenko Infra. [104] [medeverdachte 2] kon ook samen met [medeverdachte 1] beschikken over de ING-rekening. Uit de onderlinge WhatsApp-berichten blijkt geregeld dat [medeverdachte 1] een TAN-code doorgeeft aan [medeverdachte 2] ten behoeve van betalingen. [105]
Naast de wezenlijk rol die [medeverdachte 1] bij de oplichting in het algemeen had, is het volgende in het bijzonder van belang. Uit de hiervoor genoemde uitwisseling van TAN-codes blijkt de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de ING-rekening. [medeverdachte 1] verklaart zelf dat hij de beschikking had over de bankpas en inlogcodes van de ING-rekening en dat als [medeverdachte 2] of [verdachte] iets wilde overboeken, zij een TAN-code van hem nodig hadden. [106] [medeverdachte 1] had ook kennis van het bestaan van de KNAB [107] -, BUNQ [108] - en Kenko [109] -rekeningen. Van belang is tot slot dat [medeverdachte 1] [verdachte] heeft benaderd om zijn bv te kunnen gebruiken, waardoor Hollandsche Wind de beschikking kreeg over een bv en bankrekeningen.
Ten aanzien van de ING-, KNAB- en BUNQ-rekeningen bestaat het aandeel van [verdachte] erin dat hij deze rekeningen heeft geopend [110] , maar zoals uit de hiervoor aangehaalde WhatsApp-berichten blijkt, had [verdachte] ook zicht op de bedragen die op deze rekeningen binnenkwamen. [verdachte] had ook betrokkenheid bij de Kenko-rekening aangezien hij op 28 december 2016 vanaf deze rekening een bedrag van € 2.000,- heeft ontvangen. [111]
€ 11.500, € 8.421, € 7.500 en € 5.000
Tussen 21 augustus 2016 en 29 september 2016 is vanaf de ING-rekening van Hollandsche Wind in totaal € 11.500,- overgemaakt naar de ING-rekening ( [nummer] ) van [verdachte] . [112] Vanaf de KNAB-rekening van Hollandsche Wind is op 18 oktober 2016 een bedrag van € 916,58 overgemaakt naar de SNS-rekening van [verdachte] . [113] Vanaf de KNAB-rekening is op 20 oktober 2016 een bedrag van € 7.500,- overgemaakt naar de ING-rekening van [verdachte] . [114] In totaal heeft [verdachte] daarmee een bedrag van € 8.416,58 vanaf de KNAB-rekening ontvangen.
Vanaf de BUNQ-rekening is op 16 november 2016 een bedrag van € 7.500,- overgemaakt naar de SNS-rekening van [verdachte] . [115] Tot slot is vanaf de bankrekening van Kenko Infra B.V. op 7 december 2016 en 28 december 2016 in totaal een bedrag van € 5.000,- overgemaakt naar de rekening van [verdachte] bij de Regiobank. [116]
Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij het geld van Hollandsche Wind onder andere gebruikt heeft voor de aanschaf van kleding en meubels. Verder gaf het hem de mogelijkheid om een normaler leven te leiden na zijn tijd in de bijstand. [117]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat [verdachte]
Feit 1 primair
in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zichzelf en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de hierna genoemde personen en andere personen en/of rechtspersonen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer EUR 2.753.500, te weten onder meer:
  • [naam 2] tot afgifte van EUR 10.000omstreeks 25 augustus 2016 en
  • [naam 3] tot afgifte van EUR 10.000omstreeks 31 augustus 2016 en
  • [naam 4] tot afgifte van -in totaal- EUR 150.000in of omstreeks de periode van 5 september 2016 tot en met 22 september 2016 en
  • [naam 5] tot afgifte van EUR 3.500 op of omstreeks 2 november 2016 en
  • [naam 7] tot afgifte van EUR 25.000 op 23 november 2016,
immers hebben hij en mededaders met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (aan) bovengenoemde personen en/of aan een of meerdere andere personen en/of rechtspersonen,
telefonisch en/of per e-mail en/of middels het internet en/of middels een (glossy) brochure en/of middels informatiemateriaal, medegedeeld en/of voorgewend dat
  • [verdachte] Holding B.V. handelde onder / gebruik maakt van de naam (Nieuwe) Hollandsche Wind en/of
  • [verdachte] Holding B.V. / (Nieuwe) Hollandsche Wind een bonafide / betrouwbare beleggingsmaatschappij / beleggingsfonds is/was en/of
  • [verdachte] Holding B.V. / (Nieuwe) Hollandsche Wind (al jaren) succesvol was en/of één of meerdere project(en) (succesvol) had afgerond en/of
  • werd belegd / geïnvesteerd en/of zou worden belegd / geïnvesteerd in windenergie en/of een groenfonds en/of duurzame energie en/of duurzame projecten en/of
  • een (hoog) rendement (van 7,1% tot 9,6%) behaald en/of uitgekeerd zou (kunnen) worden en/of
  • een (hoog vast) rendement behaald en/of uitgekeerd zou worden (van 5,2% of 6,2%) en/of
  • een (winstafhankelijk) rendement (van 2,5% of 3,5%) behaald en/of uitgekeerd zou (kunnen) worden en/of
  • een (fiscaal) belastingvoordeel (van 1,9%)) zou worden verkregen en/of dat gesprekken en/of overleg met de Belastingdienst plaatsvond(en) over belastingvoordeel,
waardoor bovengenoemde personen en andere personen en/of rechtspersonen werden bewogen tot afgifte van (bovengenoemde) geldbedragen;
Feit 2
in de periode van 1 juli 2016 tot en met 27 maart 2017 in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk
geldbedragen van in totaal (ongeveer) EUR 2.138.937, althans een of meer geldbedragen, (van bankrekeningen van [verdachte] Holding B.V. / (Nieuwe) Hollandsche Wind en/of Kenko Infra B.V.) heeft overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt
en
EUR 11.500 en EUR 8.416 en EUR 7.500 en EUR 5.000 heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of gebruikt,
terwijl hij en zijn mededader(s), (telkens) wisten dat bovenomschreven geldbedragen -onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat [verdachte] de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn vervat in (de voetnoten bij) hoofdstuk 4.

7.De strafbaarheid van feit 2

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat bij het witwassen de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. In geval van bewezenverklaring van oplichting zijn de geldbedragen afkomstig van een door [verdachte] zelf gepleegd misdrijf. [verdachte] heeft het geldbedrag van € 2.138.937 en het resterende saldo op zijn eigen rekening (€ 943,-) in dat geval hooguit verworven of voorhanden gehad. De raadsvrouw verzoekt [verdachte] daarom te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing is en dat de het witwassen strafbaar is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing. Daarvoor is het volgende van belang.
Uit de hiervoor in 4.2.4 besproken feiten en omstandigheden heeft de rechtbank afgeleid dat [verdachte] en zijn medeverdachten de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen als medeplegers hebben witgewassen. Dit witwassen bestond niet alleen uit het verwerven en/of voorhanden hebben, maar ook uit het overdragen, omzetten en/of gebruiken. De criminele ontvangsten zijn grotendeels doorgestort op andere rekeningen en/of (vervolgens) uitgegeven. Voor zover ten aanzien van het geldbedrag van € 2.138.937,- [verdachte] persoonlijk geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, staat dat aan de kwalificatie van witwassen niet in de weg, nu bewezen is dat sprake is van medeplegen. Daarbij komt dat de geldbedragen die op de privérekening van [verdachte] zijn gestort, onderdeel uitmaken van het geldbedrag van € 2.138.937,-, zodat ook ten aanzien van het resterende saldo op de rekening de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing is. [verdachte] heeft deze bedragen bovendien laten vloeien in de reguliere economie, bijvoorbeeld voor de aanschaf van kleding en meubels, waardoor deze gelden niet meer traceerbaar zijn.
Het onder 2 bewezen verklaarde is dan ook strafbaar.

8.De strafbaarheid van verdachte

8.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat [verdachte] vanaf november 2016 ontoerekeningsvatbaar is en verzoekt [verdachte] om die reden voor dat deel van de bewezen verklaarde feiten te ontslaan van alle rechtsvervolging.
8.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat de strafbare feiten aan [verdachte] zijn toe te rekenen en dat hij wel strafbaar is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot de conclusie dat [verdachte] ook na 1 november 2016 toerekeningsvatbaar is.
Vast staat dat bij [verdachte] sprake is van medische problemen, zowel fysiek als psychisch. Om die reden is een zogeheten dubbelrapportage uitgebracht waarin de ontoerekeningsvatbaarheid van [verdachte] is onderzocht.
De psychiater L.M.W.M. Kaiser komt in haar rapport van 7 mei 2018 tot de conclusie sprake was van een volledige toerekeningsvatbaarheid, in elk geval tot november 2016.
De neuropsycholoog F.A. Jonker komt in zijn rapport van 26 februari 2019 tot de conclusie dat sprake is van een depressieve stoornis, maar dat er geen aanwijzingen zijn voor cognitieve deficiënties ten tijde van het ten laste gelegde. Die laatste vaststelling maakt dat de neuropsycholoog niet toekomt aan de vraag in hoeverre [verdachte] toerekeningsvatbaar is.
De raadsvrouw verwijst voor de periode vanaf 1 november 2016 naar een verklaring van een behandelend arts van [verdachte] , waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de situatie vanaf 2 november 2016 is verslechterd. Daarnaast zijn door de raadsvrouw op verschillende momenten medische verklaringen en medische gegevens over [verdachte] overgelegd.
Op basis van de medische stukken is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat [verdachte] volledig
ontoerekeningsvatbaar was vanaf 1 november 2016. Dit ziet de rechtbank ook bevestigd in de WhatsApp-conversaties die [verdachte] in die periode met grote regelmaat heeft gevoerd. De berichten van [verdachte] komen coherent over, ze zijn inhoudelijk goed te volgen en sluiten aan op de berichten die op dat moment door [medeverdachte 1] respectievelijk [medeverdachte 2] worden verzonden. De berichten komen bepaald niet over als zijnde afkomstig van iemand die – zoals [verdachte] het zelf op zitting heeft verwoord – “ [naam 15] ” is. De rechtbank leidt uit deze conversaties af dat [verdachte] op meerdere momenten in de periode vanaf 1 november 2016 in staat is geweest om de consequenties van zijn handelen te kunnen overzien.
Het voorgaande neemt niet weg dat de medische situatie van [verdachte] ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en ten tijde van de berechting wel een rol kan spelen in het kader van de straftoemeting.
De conclusie is echter dat [verdachte] strafbaar is.

9.Motivering van de straffen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. Daarnaast vordert de officier van justitie dat [verdachte] wordt ontzet van de uitoefening van het beroep van aanbieder van beleggingsproducten (in de breedste zin van het woord) voor een periode van vijf jaar.
De officier van justitie vordert geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) in een advies heeft aangegeven dat [verdachte] detentieongeschikt is.
9.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan [verdachte] geen straf op te leggen. De raadsvrouw heeft in dit kader gewezen op de medische situatie van [verdachte] en het advies dat [verdachte] detentieongeschikt is. Daarnaast heeft zij gewezen op de rol van [verdachte] en zijn overige persoonlijke omstandigheden. Tot slot stelt de raadsvrouw dat niet binnen een redelijke termijn na het eerste verdachtenverhoor van [verdachte] (17 januari 2017) uitspraak is gedaan.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf
De rechtbank legt aan [verdachte] een onvoorwaardelijke taakstraf op van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Daarvoor is het volgende van belang.
[verdachte] heeft de investeerders van Hollandsche Wind opgelicht en opbrengsten uit die oplichting witgewassen. In totaal hebben ruim honderd investeerders in vier maanden tijd voor in totaal ruim 2,7 miljoen euro geïnvesteerd. Het valt daarbij niet te verwachten dat de schade van de investeerders volledig gecompenseerd zal worden.
Investeerders hebben van hun geïnvesteerde geld tot op heden slechts een klein deel teruggezien. Door curatoren en de FIOD is weliswaar beslag gelegd op bankrekeningen en onroerend goed, maar het is niet te verwachten dat daarmee de veroorzaakte schade volledig gecompenseerd kan worden. Daarmee staat vast dat een groot aantal slachtoffers blijvend financiële schade heeft geleden door het handelen van de verdachten.
Maar de slachtoffers lijden niet alleen in financieel opzicht schade. Uit verschillende toelichtingen op ingediende vorderingen blijkt dat slachtoffers als gevolg van de strafbare feiten hun vertrouwen in mensen en in de toekomst kwijt zijn. Toekomstplannen zijn niet of minder goed uitvoerbaar. Pensioenvoorzieningen, studiefinancieringen en spaargelden zijn verloren gegaan. En dat als gevolg van het handelen van de verdachten: Verdachten hebben geld opgehaald bij investeerders, zonder dat zij ook maar enige intentie hadden om het geld op de afgesproken wijze te besteden. Zij hebben, met dollartekens in de ogen, enkel voor hun eigen belang gekozen en zich niet bekommerd om de schade die de slachtoffers daardoor zouden lijden.
Daarnaast hebben verdachten met hun handelen ook in algemene zin de integriteit van het financiële en economische verkeer en het vertrouwen dat spelers op de financiële markt in partners en stukken moeten hebben, in ernstige mate geschaad.
De rechtbank neemt het [verdachte] in dit verband kwalijk dat hij op geen enkel moment blijk heeft gegeven het laakbare van zijn gedrag in te zien, maar daarentegen volhoudt enkel naïef en goedgelovig te zijn geweest.
Bij het bepalen van een passende sanctie in reactie op strafbare feiten kijken rechters doorgaans naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd, en in het bijzonder naar die straffen die aan medeverdachten worden opgelegd.
Kijkend naar de ernst van de feiten, de veroorzaakte schade en de rol van [verdachte] bij de bewezen verklaarde feiten, acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van rond de vierentwintig maanden een passende reactie.
Dat de rechtbank in afwijking daarvan tot een veel lagere straf komt heeft te maken met de medische situatie van [verdachte] . In het bijzonder is daarbij het advies van de medisch adviseur van DJI van belang. Deze arts heeft een schriftelijk onderzoek gedaan naar de detentiegeschiktheid van [verdachte] , op basis van verschillende brieven van artsen en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige die betrokken zijn (geweest) bij de medische situatie van [verdachte] .
De adviseur acht op 20 maart 2019 [verdachte] niet detentiegeschikt. Volgens de adviseur is de psychische status van [verdachte] dusdanig instabiel dat de kans op een verdere verslechtering van de depressieve stoornis groot is. Daarom zal de behandeling eerst tot een stabielere situatie moeten leiden, voordat een detentie uitgevoerd kan worden.
Hoewel dit advies een momentopname is en uit het advies niet volgt dat [verdachte] in de toekomst ten tijde van de tenuitvoerlegging van een eventuele gevangenisstraf nog steeds detentieongeschikt is, ziet de rechtbank, ook gelet op de strafeis van de officier van justitie, hierin aanleiding om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In plaats daarvan zal de rechtbank de maximale taakstraf aan [verdachte] opleggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaar. Met de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de daaraan verbonden proeftijd probeert de rechtbank uitdrukking te geven aan de ernst van de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten. Die ernst kwam in de strafeis van de officier van justitie wat de rechtbank betreft nog onvoldoende tot uitdrukking.
Tot slot merkt de rechtbank op dat in deze zaak geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Uitgaande van de datum van het eerste verhoor van [verdachte] (17 januari 2017) doet de rechtbank uitspraak na iets minder dan 2,5 jaar. Dat is een langere periode dat de twee jaar die de Hoge Raad in zijn overzichtsarrest [118] tot uitgangspunt heeft genomen. Die termijn kan echter langer zijn, als sprake is van bijzondere omstandigheden. Wat de rechtbank betreft is in deze zaak sprake van bijzondere omstandigheden, te weten de omvang van het onderzoek en de omstandigheid dat sprake is van zeven verdachten van wie de strafzaken gelijktijdig behandeld worden.
Beroepsverbod
De rechtbank ziet in de aard en omvang van de gepleegde fraude aanleiding om [verdachte] te ontzetten van de uitoefening van zijn beroep. Daarmee wordt de samenleving beschermd tegen het frauduleuze handelen van [verdachte] .
De mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod zijn beperkt tot de beroepen waarin verdachte de misdrijven heeft begaan. De werkzaamheden van [verdachte] bestonden in het bijzonder uit het als bestuurder beschikbaar stellen van zijn bv. Het verbod zal dan ook betrekking hebben op het besturen van rechtspersonen.
Voor wat betreft de duur van de ontzetting is het volgende van belang. De wet bepaalt niet wat de duur van de ontzetting is in het geval een taakstraf wordt opgelegd. Gelet op de termijnen die de wet wel noemt, gaat de rechtbank uit van een duur van de ontzetting van minimaal twee jaar en maximaal vijf jaar. [119] De rechtbank is van oordeel dat een duur van vijf jaar passend is.

10.Beslag

10.1.
Het beslag
Onder [verdachte] is het saldo van zijn ING-bankrekening in beslag genomen, waarover nog geen beslissing is genomen. Het betreft een saldo van € 943.
10.2.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de in beslag genomen banksaldo verbeurd verklaard wordt.
10.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
10.4.
Het oordeel van de rechtbank
Het saldo op de bankrekening behoort aan [verdachte] toe en hij kan dit banksaldo geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit banksaldo geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 bewezen geachte verkregen. [verdachte] ontving op deze bankrekening gelden vanuit Hollandsche Wind en voor zover sprake was van andere gelden met een legale herkomst, is sprake van vermenging. Het in beslag genomen banksaldo zal daarom verbeurd verklaard worden.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31, 33, 33a, 47, 57, 326, 339 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.Benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

12.1
De vorderingen
In het onderzoek Monte Titano hebben 76 slachtoffers van Hollandsche Wind zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. In totaal vorderen de benadeelde partijen gezamenlijk € 2.036.146,07 als schadevergoeding.
Een overzicht van alle benadeelde partijen en de door elk van hen gevorderde schadevergoeding is opgenomen in
bijlage 2bij dit vonnis.
12.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de vorderingen van de benadeelde partijen in Hollandsche Wind toe te wijzen voor wat betreft de inleg en proceskosten. De benadeelde partijen moeten wat de officier van justitie betreft voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast vordert de officier van justitie om aan [verdachte] een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ten aanzien van alle slachtoffers van Hollandsche Wind die kenbaar hebben gemaakt dat zij hun schade vergoed willen hebben. Het gaat om de slachtoffers die zich in de strafzaak als benadeelde partij hebben gevoegd en/of de slachtoffers die zich bij de curator van Hollandsche Wind hebben gemeld met hun vordering. De officier van justitie verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten aanzien van 113 slachtoffers en voor een totaalbedrag van € 2.293.221,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag ziet op de betaalde inleg en is verminderd met eventueel uitgekeerde inleg en eventueel ontvangen betalingen vanuit de curator. De officier van justitie vordert 91 dagen vervangende hechtenis te bevelen, voor het geval [verdachte] niet (volledig) zal betalen.
12.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
12.4.
Het oordeel van de rechtbank
Vorderingen van de benadeelde partijen
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren, omdat hun vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Daarvoor is het volgende van belang.
In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat sprake is van een zeer groot aantal vorderingen. De vorderingen zijn voor het eerst op 11 februari 2019 aan de rechtbank (en de advocaten) verstrekt. Een groot deel van die vorderingen is al in het najaar van 2018 opgesteld. Een deel van de ingediende vorderingen is nog na 11 februari 2019 nagezonden. De eerste overzichten van alle vorderingen zijn door het Openbaar Ministerie op 11 maart 2019 verstrekt en zijn nadien meermalen aangevuld/gewijzigd. De laatste versie is overgelegd bij repliek op 9 april 2019.
Op zichzelf is het aantal vorderingen geen reden om de vorderingen niet inhoudelijk te beoordelen. Ook het relatief laat verstrekken van de vorderingen maakt niet direct dat de vorderingen niet meer beoordeeld kunnen worden. Maar het op een laat moment verstrekken van een groot aantal vorderingen kán wel meebrengen dat een verdachte onvoldoende gelegenheid heeft om tegen die vorderingen verweer te voeren.
Door de advocaten van verschillende verdachten in het onderzoek Monte Titano is in grote lijnen en/of bij individuele vorderingen verweer gevoerd. Eén van de punten van verweer betreft de rentebetalingen die vanuit Noordenwind en Hollandsche Wind zijn betaald aan investeerders. De rechtbank is van oordeel dat deze rentebetalingen in mindering gebracht moeten worden op de schadebedragen. Het dossier bevat echter geen overzicht van betaalde rente per benadeelde partij en deze informatie blijkt evenmin uit de door het Openbaar Ministerie verstrekte overzichten van de vorderingen. Ook heeft niet elke benadeelde partij melding gemaakt van ontvangen rente: mogelijk omdat het niet relevant werd gevonden voor de vordering of omdat geen sprake is geweest van renteontvangsten.
De rechtbank heeft overwogen om zelf aan de hand van de transactieoverzichten die zich in het dossier bevinden na te gaan hoeveel rente aan welke benadeelde partij is uitbetaald. Dat zou weliswaar veel tijd hebben gekost, maar dat zou op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding hebben opgeleverd, nu tussen de laatste zittingsdag en de geplande uitspraak ruim tweeëneenhalve maand zat. De rechtbank acht het echter problematisch dat deze informatie dan pas in het vonnis voor het eerst aan de orde zou komen, zonder dat (de advocaten van) de verschillende verdachten zich hierover hadden kunnen uitlaten.
Het uitgangspunt van de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken is dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen wat zij willen aanvoeren ter onderbouwing van de vordering of als verweer. Als de rechtbank daarvan onvoldoende overtuigd is, is zij verplicht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. [120]
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachten in het onderzoek Monte Titano tot nog toe onvoldoende gelegenheid tot verweer hebben gehad. Om die gelegenheid alsnog te kunnen bieden zou het nodig zijn een nieuwe zitting te plannen waarop het onderzoek op dit punt hervat zou kunnen worden. Dat zou echter een zodanige vertraging met zich meebrengen dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding zou opleveren. Daarom zal de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geven over de vorderingen van de benadeelde partijen en worden zij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ook geen schadevergoedingsmaatregel opleggen aan [verdachte] . Ook bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel moet de schade worden vastgesteld en daarvoor is – om redenen als hiervoor overwogen – in de onderhavige zaak te weinig gelegenheid. Deze beslissing heeft zowel betrekking op de slachtoffers die een vordering hebben ingediend in deze strafzaak als op de slachtoffers die zich alleen bij een curator hebben gemeld.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair
-
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2
-
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
- Veroordeelt [verdachte] tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de [verdachte] de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
- Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- Ontzet [verdachte] van de uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van
5 (vijf) jaar.
- Verklaart verbeurd:
2 1 STK Vorderingen
spaarrekening 703527576 E ING Bank N.V.
- Verklaart de benadeelde partijen, genoemd in
bijlage 2,niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste documentnummering. Dossierverwijzingen in de lopende tekst tussen haakjes worden geacht niet redengevend te zijn voor het bewijs.
2.DOC-001, pag. 1.
3.DOC-254 (midden).
4.V02-01, pag. 2 (antwoord 1, alinea 2).
5.AG-001, pag. 3 (midden).
6.V02-01, pag. 2 (antwoord 1, alinea 3).
7.AMB-073, pag. 4 (onder).
8.V04-02, pag. 4 (antwoord 3, alinea 1).
9.V04-06, bijlage, pag. 4 (alinea 2).
10.V03-01, pag. 3 (antwoord 3).
11.V03-01, pag. 3 (antwoord 3, onder).
12.V09-02, pag. 2 (antwoord 1, alinea 2, en antwoord 2).
13.V09-02, pag. 2 (antwoord 6).
14.DOC-262, pag. 9 (midden).
15.DOC-262, pag. 9 (midden).
16.DOC-262, pag. 4.
17.DOC-262, pag. 9 (midden).
18.DOC-264 (onder).
19.DOC-003, pag. 4 (midden).
20.DOC-003, pag. 10 (onder).
21.DOC-268, pag. 1 (boven).
22.DOC-256, pag. 1 (alinea 1 en 2).
23.DOC-268, pag. 1 (boven).
24.AMB-073, pag. 6 (onder) en DOC-296.
25.AMB-073, pag. 6 (onder) en DOC-150.
26.AMB-073, pag. 6 (onder) en DOC-151.
27.DOC-270, pag. 4.
28.DOC-270, pag. 4.
29.DOC-270, pag. 3.
30.DOC-270, pg. 2.
31.DOC-363 en AMB-054 en AMB-54a (A.02.04.001).
32.V04-06, bijlage, pag. 5 (alinea 10).
33.DOC-296, pag. 3.
34.G-020-01, pag. 3 (antwoord 7).
35.G-020-01, pag. 3 (antwoord 8).
36.DOC-296, pag. 2.
37.G-22-01, pag. 2 (antwoord 2).
38.G-22-01, pag. 2 (antwoord 3).
39.DOC-296, pag. 2.
40.DOC-296, pag. 1.
41.DOC-150.
42.G-006-01, pag. 4 (antwoord 2).
43.G-006-01, pag. 4 (antwoord 3).
44.DOC-151.
45.G-001-01, pag. 4 (antwoord 5, alinea 2).
46.DOC-269, pag. 1 (midden).
47.G-001-01, pag. 4 (antwoord 6).
48.DOC-296, pag. 1 (regel 4).
49.DOC-274, pag. 2.
50.DOC-275, pag. 1.
51.DOC-270, pag. 4
52.DOC-270, pag. 1-3.
53.AMB-050, pag. 3 (alinea 3).
54.AMB-079, pag. 26 (onder).
55.AMB-082, pag. 10 (onder) en 11 (boven).
56.AMB-082, pag. 11 (onder).
57.DOC-110, pag. 1 (onder).
58.AMB-084, pag. 11 (onder).
59.DOC-226, pag. 13 (onder).
60.DOC-226, pag. 13 (onder) en AMB-073, pag. 18 (onder).
61.DOC-225.
62.DOC-296, pag. 3 (onder).
63.DOC-226, pag. 66 en 67.
64.DOC-226, pag. 87.
65.DOC-226, pag. 89.
66.V03-01, pag. 6 (boven)
67.V04-08, pag. 2 (onderaan).
68.DOC-226, pag. 101.
69.DOC-226, pag. 101 en 102.
70.DOC-226, pag. 102 en 103.
71.DOC-004.
72.DOC-226, pag. 109.
73.DOC-226, pag. 119 (onder) en 120 (boven).
74.DOC-009, pag 1 (midden).
75.Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 8] , pag. 4 (alinea 3).
76.DOC-296, pag. 3.
77.DOC-044, pag. 1-2.
78.DOC-007, pag. 1 (onder), DOC-006a en DOC-107, pag. 1 (boven) en 2 (boven).
79.DOC-044, pag. 1-2.
80.DOC-352, pag. 23.
81.DOC-352, pag. 23.
82.V09-02, pag. 3 (antwoord 3).
83.V02-01, pag. 2 (antwoord 1, alinea 5).
84.V02-01, pag. 2 (antwoord 1, alinea 4).
85.DOC-009, pag. 1 (midden).
86.DOC-238, pag. 9.
87.DOC-238, pag. 10.
88.DOC-238, pag. 11.
89.DOC-238, pag. 11.
90.DOC-238, pag. 12.
91.DOC-238, pag. 15.
92.DOC-238, pag. 16.
93.DOC-238, pag. 16 (onder) en 17.
94.DOC-238, pag. 18 (onder) en 19 (boven).
95.DOC-238, pag. 19 (onder) en 20 (boven).
96.DOC-009, pag. 3 (onder) en 4 (boven).
97.DOC-009, pag. 4 (boven).
98.DOC-009, pag. 5 (midden).
99.DOC-224/019 (onder) en 020 (boven).
100.DOC-224/020 (onder).
101.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste documentnummering. Dossierverwijzingen in de lopende tekst tussen haakjes worden geacht niet redengevend te zijn voor het bewijs.
102.AMB-073, pag. 16 (midden).
103.V04-06, bijlage, pag. 4 (alinea 4).
104.V04-06, bijlage, pag. 5 (alinea 10).
105.Bijvoorbeeld: DOC-226, pag. 10 (11 augustus 2016, zes keer), pag. 46 (1 september 2016), pag. 95 (1 oktober 2016, twee keer).
106.V03-002, pag. 2 (antwoord 2).
107.V03-002, pag. 5 (antwoord 6).
108.V03-002, pag. 6 (antwoord 2).
109.V03-003, pag. 5 (antwoord 2).
110.V02-01, pag. 2 (antwoord 2, alinea 5).
111.DOC-270, pag. 2.
112.DOC-296, pag. 1 (22-9 (€ 5.000) en 28-9 (€ 2.500)), pag. 2 (6-9 (€ 2.000)) en pag. 3 (21-8 (€ 2.000))
113.DOC-274, pag. 3.
114.DOC-274, pag. 3.
115.DOC-275, pag. 2.
116.DOC-157, pag. 2 (28-12 (€ 2.000)) en pag. 4 (7-12 (€ 3.000).
117.Verklaring ter terechtzitting van 10 april 2019.
119.Artikel 31, eerste lid, Sr.