ECLI:NL:RBAMS:2019:3587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
13/751111-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een persoon aan Groot-Brittannië in verband met detentieomstandigheden

Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Groot-Brittannië. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Manchester and Salford Magistrates’ Court op 6 december 2018. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op openbare zittingen op 5 en 26 april 2019. Tijdens deze zittingen heeft de opgeëiste persoon schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman heeft verklaard hem te vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Britse detentie-instellingen HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool. Dit oordeel is gebaseerd op rapporten van de HM Chief Inspector of Prisons for England and Wales, die ernstige zorgen uitspreken over de detentieomstandigheden in deze instellingen. De rechtbank heeft de Britse autoriteiten gevraagd om garanties dat de opgeëiste persoon niet in deze instellingen zal worden geplaatst, maar deze garanties zijn niet verstrekt.

De rechtbank heeft besloten de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uit te stellen totdat aanvullende gegevens zijn verkregen die het bestaan van een dergelijk gevaar kunnen uitsluiten. Tevens heeft de rechtbank de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengd, gezien het grote vluchtgevaar van de opgeëiste persoon, die geen binding met Nederland heeft en in het Verenigd Koninkrijk wordt verdacht van ernstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751111-19
RK nummer: 19/1759
Datum uitspraak: 10 mei 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 december 2018 door
the Manchester and Salford Magistrates’ Court(Groot-Brittannië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 5 april 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 april 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting geschorst tot de zitting van 26 april 2019 om – kort gezegd – de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen HMP Birmingham, HMP Bedford of HMP Liverpool zal worden geplaatst.
Zitting 26 april 2019
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, voortgezet op de openbare zitting van 26 april 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon heeft opnieuw schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
warrant of arrest issued at Manchester and Salford Magistrates Courtop 6 december 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Groot-Brittannië strafbaar feit.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Groot-Brittannië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden: heropening van het onderzoek

5.1.
Inhoud van de stukken
Bij tussenuitspraak van 29 maart 2019 [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat het jaarverslag van ‘HM Chief Inspector of Prisons for England and Wales’, alsmede de onderliggende rapporten en dringende kennisgevingen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens betreffen als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake Aranyosi en Căldăraru van 5 april 2016 [2] . Op basis van deze documenten heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichtingen HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool - in het bijzonder de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden in genoemde inrichtingen - een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). Dit was onder meer gebaseerd op ’The
Annual Reportfor 2017-18 by the chief inspector of prisons for England and Wales’ van 11 juli 2018 waarin the chief inspector “
some of the most disturbing prison conditions we have ever seen,” aantrof, alsmede “
conditions which have no place in an advanced nation in the 21st century.” Dit was onder meer reden om een zogenaamd ‘Urgent Notification protocol’ te starten, waarin ‘Her Majesty’s Chief Inspector of Prisons’ zich direct tot ‘the lord chancellor’ en ’the secretary of state for justice’ kan wenden als er een “
urgent and significant concern about the performance of a prison” is geconstateerd. Deze procedure is inmiddels op een aantal gevangenissen toegepast, waaronder Liverpool Prison, waar ’the parliamentary Justice Select Committee’ een onderzoek heeft ingesteld.
In de onderhavige overleveringszaak zijn door het IRC vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld. Deze vragen luidden als volgt:

Is it therefore possible to guarantee that mr. [opgeëiste persoon] will not be placed after his surrender to the UK, awaiting and during the enforcement of this custodial sentence in HMP Birmingham, HMP Bedford or HMP Liverpool?
Bij brief van 24 april 2019 heeft de
Director General Prisons,
HM Prison and Probation Serviceonder meer het volgende geantwoord:

(…) We do not accept that conditions anywhere in our prisons amount to inhuman or degrading treatment contrary to Article 3 ECHR. (…)
The independent scrutiny provided by HMCIP (rechtbank: HM Chief Inspector) reports is crucial for transparently identifying areas for operational improvement. Since the inspection of the three prisons above, progress has been made by HMPPS (rechtbank: HM Prison and Probation Service) in improving all three prisons, which I cover in more detail below. However, while these reports – and safety statistics for the prison estate in England and Wales more widely – indicate the operational issues, they are not a finding of a breach of Article 3.
Crowding:
(…) Crowding refers to a cell holding more prisoners than the number for which it was originally designed. Operational capacity refers to the number of prisoners each prison can safely hold (…) Prisons do not operate above their authorised operational capacity, which ensures that crowding levels do not compromise the provision of safe and decent accommodation and the operation of suitable regimes.
Prisoners held in crowded conditions do not lack sufficient space, (…). The prison’s regime, facilities and staffing will be structured to deliver at the operational capacity. (…)
Her Majesty’s Government (HMG) is taking steps to reduce crowding in prison. The average percentage of prisoners in crowded accommodation was 24.2% in 2017-18, slightly down from 24.5% in 2016-17. (…)
However, it does not follow that crowded capacity is unsafe or indecent. (…)
Safety:
(…)
In November 2016 we secured £100 million investment to increase staffing levels by an additional 2,500 prison officers by the end of December 2018. We met and exceeded this target 7 months early, with an additional 4,700 officers in post by the end of April 2018. These increased staffing levels are allowing us to run improved regimes across the prison estate. (…)
We are rolling out improved suicide and self-harm training for new and existing staff. (…)
Liverpool, Birmingham and Bedford
At Birmingham and Bedford following the issuing of the Urgent Notification by HMCIP the Justice Secretary responded formally and set out the initial action the MoJ and HMPPS would take to urgently address the concerns identified. The CEO of HMPPS wrote to HMCIP about the initial actions to be taken at Liverpool following its inspection, and there are comprehensive action plans in place for all three establishments, with national, regional and local oversight of progress. The action plan is subject to regular scrutiny internally and progress will form part of future assessments by HMCIP. (…)
A new Governor was appointed at each of the three prisons, each with a proven track record for improving prisons and delivering in difficult circumstances. Each Governor has been supported in delivering their action plan with additional staff, reduced operational capacity and increased facilities management and capital investment to improve living conditions.
In summary I believe the action taken by HMPPS at HMP Liverpool, HMP Birmingham and HMP Bedford ensures that should Mr [opgeëiste persoon] now be placed in any of them he would be held in acceptable conditions, which certainly do not constitute inhuman or degrading treatment. On that basis I am not prepared to guarantee that Mr [opgeëiste persoon] will not be held at any of these three sites on return to the UK. (…)
5.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verzuimd de verzochte garanties te verstrekken.
5.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan. Weliswaar heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de verzochte garanties niet verstrekt, maar gegarandeerd is dat geen reëel gevaar bestaat dat personen die in de detentie-instellingen HMP Birmingham, HMP Bedford of HMP Liverpool zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
5.4.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de conclusie van de rechtbank dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichtingen HMP Birmingham, HMP Bedford en HMP Liverpool een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, moet de rechtbank vervolgens beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon het voornoemde gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie na overlevering aan het Verenigd Koninkrijk.
Uit de algemene informatie die de Britse justitiële autoriteiten hebben verstrekt blijkt dat er onder andere extra geld voor het gevangeniswezen is uitgetrokken, er meer gevangenispersoneel is aangesteld en het personeel extra opleidingen krijgt. ‘
Crowding’ (hierna: overbevolking) is licht afgenomen en er is aangevoerd dat overbevolking niet zonder meer betekent dat daarmee de ‘
operational capacity’ van een penitentiaire inrichting wordt overschreden en daarmee de detentieomstandigheden negatief wordt beïnvloed. Indien er van overbevolking sprake is betekent dat niet dat gedetineerden onvoldoende ruimte hebben of dat de situatie in de penitentiaire inrichting onveilig is.
Specifiek ten aanzien van HMP Bedford, HMP Birmingham en HMP Liverpool is meegedeeld dat ten aanzien van deze penitentiaire inrichtingen uitvoerige plannen zijn gemaakt en dat op de vooruitgang hiervan op meer niveaus toezicht zal worden gehouden. Verder zijn nieuwe gevangenisdirecteuren benoemd die ervaring hebben in het verbeteren van gevangenissen. De nieuwe directeuren beschikken over aanvullende ondersteuning op meer gebieden bij het verbeteren van de omstandigheden in de penitentiaire inrichtingen, onder andere op het gebied van personeel en financiën. Om die redenen zal de opgeëiste persoon niet aan een onmenselijke of vernederende behandeling worden blootgesteld als hij in HMP Bedford, HMP Birmingham en HMP Liverpool wordt geplaatst.
Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen is aangevoerd door de Britse justitiële autoriteiten te algemeen en onvoldoende om aan te nemen dat de detentieomstandigheden in voornoemde penitentiaire inrichtingen (sterk) zijn verbeterd. De verwachting dat de situatie nu snel zal verbeteren is in deze omstandigheden niet voldoende om aan te nemen dat het reële gevaar op een onmenselijke behandeling inmiddels daadwerkelijk is geweken. Het reeds geconstateerde reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in deze inrichtingen is daarmee niet weggenomen.
Verder hebben de Britse justitiële autoriteiten geen concrete gegevens verstrekt over de hoeveelheid individuele celruimte die de opgeëiste persoon na overlevering ter beschikking zal staan en de overige detentieomstandigheden.
Evenmin kan worden uitgesloten dat de opgeëiste persoon na overlevering gedetineerd wordt in één van de voornoemde inrichtingen.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in geval van overlevering aan het Verenigd Koninkrijk zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest.
Om die reden zal de rechtbank de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uitstellen, totdat zij aanvullende gegevens verkrijgt op grond waarvan zij het bestaan van een dergelijk gevaar kan uitsluiten [3] .
De termijnen als bedoeld in artikel 22 OLW
De rechtbank zal de beslistermijn voor onbepaalde tijd verlengen en verwijst in dat verband naar de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2019 [4] .
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van een zeer groot vluchtgevaar dat niet door het opleggen van passende maatregelen tot aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht.
De opgeëiste persoon heeft geen enkele binding met Nederland. Voorts wordt hij in het Verenigd Koninkrijk verdacht van het in georganiseerd verband invoeren van amfetamine. Daarnaast lopen er op dit moment ook in Nederland strafvervolgingen tegen hem wegens verdenking van het in- en/of uitvoeren van harddrugs.
De rechtbank komt tot de volgende beslissingen.

6.Beslissingen

HEROPENThet onderzoek ter zitting;
STELT UITde beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB;
VERLENGTde beslistermijn voor onbepaalde tijd;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Engelse taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.ECLI:EU:C:2016:198, r.o. 88 en 89
3.Aranyosi en Câldâraru, r.o. 98