Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
corpora delicti) of als stukken die tot het begaan daarvan hebben gediend (
instrumenta delicti) kunnen worden beschouwd. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat het Openbaar Ministerie wordt gemachtigd om voornoemde stukken toe te voegen aan het procesdossier en daarvan gebruik te maken ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek.
instrumenta delicti, omdat met behulp van deze documenten de strafbare feiten mede tot stand en voltooiing zouden kunnen zijn gekomen. De stukken zijn dan ook vatbaar voor inbeslagneming en de officier van justitie wordt gemachtigd de stukken toe te voegen aan het procesdossier en daarvan gebruik te maken ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in verband met de verdenkingen jegens (onder anderen) klager.
instrumenta delictien de motivering van de rechter-commissaris ontbreekt. Ten slotte is de inbeslagneming in strijd met de bevoegdheden ex artikel 94 Sv, omdat de inbeslaggenomen stukken niet kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Het beslag moet dan ook onmiddellijk worden opgeheven en de stukken moeten direct worden geretourneerd aan klager.
corpora/instrumenta delicti, omdat zij onderdeel zijn van de constructie die verdachte [naam bestuurder] heeft gebruikt om onzichtbaar te maken dat het geld uiteindelijk van hem is, dan wel voor hem bestemd zal zijn. Ten aanzien van het verschoningsrecht van klager heeft de officier van justitie gesteld dat dit niet absoluut is en dat
corpora et instrumenta delictinooit onder het verschoningsrecht vallen. Ten slotte kunnen zeer uitzonderlijke omstandigheden bestaan waardoor het belang van de waarheidsvinding prevaleert. Daar is in dit geval sprake van, nu uit het proces-verbaal van verdenking tegen klager blijkt dat hij betrokken is bij voornoemde strafbare feiten.
instrumenta delicti, op grond waarvan de stukken vatbaar zijn voor inbeslagneming. Bovendien is evident sprake van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan het verschoningsrecht kan worden geschonden. Hierbij wijst de officier van justitie op het feit dat klager als verdachte is aangemerkt, gelet op de betrokkenheid bij het opzetten van criminele constructies door [naam bestuurder] .
2.Toetsingskader
corpora delicti) of tot het begaan daarvan hebben gediend (
instrumenta delicti). Zulke brieven en geschriften vallen immers niet onder de geheimhoudingsplicht, en daarmee evenmin onder het verschoningsrecht.
corpora/instrumenta delictibetreffen) in beginsel toekomt aan de tot verschoning gerechtigde persoon. Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Voor een beroep op het verschoningsrecht is niet van belang of de in het geding zijnde informatie zich bij de verschoningsgerechtigde zelf of bij diens cliënt bevindt (vgl. HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9262,
NJ2010/144).
corpora/instrumenta delictikunnen worden aangemerkt is een vraag die zich niet in het algemeen laat beantwoorden. Zij “is in het bijzonder afhankelijk van de aard van het inbeslaggenomen stuk en de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon tegen wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die hem in dat verband worden verweten” (HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:8). De enkele omstandigheid dat dat het inbeslaggenomen stuk kan bijdragen aan de waarheidsvinding is in elk geval onvoldoende.
NJ1987/490 en HR 30 november 1999,
NJ2002/438). Het is dan in eerste instantie aan de rechter-commissaris om te oordelen of dergelijke brieven of geschriften in zodanig verband staan met de desbetreffende feiten dat zij kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De inbreuk op het verschoningsrecht mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor het aan het licht brengen van de waarheid van dat feit. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beoordeling hiervan zijn de vraag of het gaat om een verdenking jegens de verschoningsgerechtigde, de aard en zwaarte van de delicten, de aard en omvang van de gegevens en de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen.
3.De beoordeling
corpus/instrumenta delicti). Echter, gelet op de door de raadsvrouw gevoerde verweren, zal de rechtbank eerst de rechtmatigheid van de procedure toetsen.
corpora/instrumenta delicti, waarbij de rechter-commissaris ervan uit is gegaan dat klager zich op zijn verschoningsrecht zou beroepen. Ten aanzien van dit oordeel was het ook niet noodzakelijk om het standpunt van de verschoningsgerechtigde of de Ringvoorzitter in te winnen, omdat de rechter-commissaris tot het oordeel kwam dat de stukken ‘evident kunnen worden aangemerkt als
instrumenta delicti’.
instrumenta delictikunnen worden aangemerkt. De rechtbank baseert dit oordeel op de bijzondere omstandigheden van het specifieke geval. De rechtbank wijst hierbij op de aard, ernst en complexiteit van de verdenking, zoals blijkt uit het ‘proces-verbaal verzoek toestemming gebruik geheimhouderinformatie voor strafrechtelijk onderzoek’ van 16 november 2017. Bovendien, ook zonder inhoudelijke bestudering van de stukken kan worden vastgesteld dat de stukken, naar hun aard, kunnen worden gebruikt bij het opzetten van een frauduleuze constructie zoals de constructie waar de verdenking op ziet. Uit de omschrijving van de stukken in het proces-verbaal van 16 november 2017 blijkt immers dat [naam bestuurder] in die stukken wordt aangesteld als algeheel gevolmachtigde van [persoon] , terwijl hij tevens wordt benoemd tot enig erfgenaam. Of hiermee door [naam bestuurder] en/of klager de wet is overtreden is een oordeel dat is voorbehouden aan de zittingscombinatie die de zaak inhoudelijk behandelt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de acht documenten kunnen worden aangemerkt als geschriften die tot het begaan van het strafbare feit kunnen hebben gediend. Of in het kader van de waarheidsvinding sprake is van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ die maken dat dit prevaleert boven het verschoningsrecht komt de rechtbank dan ook niet toe.
4.De beslissing
ongegrond.