ECLI:NL:RBAMS:2019:228
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van bekendheid met gebiedsverbod
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod dat hem was opgelegd. De centrale vraag was of het gebiedsverbod voldoende kenbaar was gemaakt aan de verdachte, zodat hij op de hoogte was van de beperkingen die hem golden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vonnis bij verstek is gewezen, na onderzoek op de zittingen van 18 december 2018 en 8 januari 2019. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van het gebiedsverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aankondiging was gedaan dat er mogelijk een gebiedsverbod zou worden opgelegd, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte wist dat hij zich niet in het gebied mocht bevinden. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was van het bevel en dat hij de brief niet had ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de overheid verantwoordelijk is voor het informeren van de verdachte over het gebiedsverbod, en dat het nalaten van de verdachte om te onderzoeken of er een bevel was opgelegd niet kan worden aangerekend als bewijs van opzet. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.