Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"Cliënt wordt verweten dat hij op 17 juni 2014 opzettelijk in DOG 1.1 heeft begeven terwijl hem dit was verboden met ingang van 14 juni 2014.
Cliënt stelt dat hij helemaal niet wist dat hij niet in DOG 1.1 mocht komen met ingang van 14 juni 2014. Het is hem nooit verteld. Hij heeft ook nimmer een kaartje gekregen waarop het gebied staat waar hij niet zou mogen komen. Voor cliënt was volstrekt onduidelijk waar hij dan niet mocht komen, voor welke termijn en vanaf wanneer.
Cliënt is door de politie gehoord op 23 mei 2014. Aan cliënt zou toen zijn medegedeeld dat hij zou worden voorgedragen bij de burgemeester voor een gebiedsverbod. Meer is er niet aan cliënt verteld. Aan cliënt is ook geen kaartje uitgereikt met de grenzen van DOG 1.1. Cliënt is ook niet gehoord met behulp van een Somalische tolk, terwijl hij in het Engels niet alles begrijpt.
Cliënt is van Somalische origine en leest geen Nederlandse kranten. Hoe kon hij dan weten dat voor hem een gebiedsverbod gold per 14 juni 2014?
Toch wordt cliënt verweten dat hij opzettelijk niet aan het besluit heeft voldaan. Dat opzet kan niet worden bewezen. Dat publicatie via een blad een bestuursrechtelijke mogelijkheid is, betekent niet dat daar meteen strafrechtelijk op kan worden gereageerd als het verbod niet wordt nageleefd. En dat daarmee dus het opzet kan worden geconstrueerd.
De politierechter overweegt dat de autoriteiten alle inspanningen hebben verricht om aan verdachte kenbaar te maken dat aan hem een gebiedsverbod was opgelegd. Het komt voor rekening van verdachte dat hij - ondanks de aankondiging - heeft nagelaten de Metro en de Echo zorgvuldig in de gaten te houden en daardoor de publicatie mist.
De vraag of de autoriteiten zich voldoende hebben ingespannen is echter helemaal niet relevant voor de vraag of cliënt opzet had op de verweten gedraging. Van cliënt wordt een inspanningsverplichting verwacht om te voorkomen dat hij zich later eventueel op het ontbreken van opzet kan beroepen. Daarmee wordt de lat voor cliënt veel te hoog gelegd. Overigens is het zo dat zelfs als cliënt de kranten had bekeken dat hij dan alleen zijn eigen naam had kunnen lezen en verder niets.
Zo vond ook het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2014, ECLI 2014:1317:
"Het hof is ten aanzien van deze zaak met de raadsman van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het verwijderingsverbod aan de verdachte bekend was. Wat omtrent de bekendheid van de verdachte met dit verbod is komen vast te staan is niet meer dan dat hem is aangekondigd dat een dergelijk verbod zou worden uitgevaardigd. Derhalve kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat de verdachte het verbod c.q. het verwijderingsbevel opzettelijk heeft overtreden, zodat hij van dit feit dient te worden vrijgesproken."
In het geval van cliënt is zelfs niet eens aangekondigd dat een dealerverblijfsverbod zal worden uitgevaardigd. Er is slechts aangekondigd dat hij hiervoor bij de burgemeester zal worden voorgedragen en dat de burgemeester de voordracht doorgaans volgt. Uit deze mededeling volgt de reële mogelijkheid dat aan cliënt helemaal geen verbod zou worden uitgevaardigd.
Ook blijkt uit het proces-verbaal van 23 mei 2014 in geen enkel opzicht binnen welke termijn cliënt zal worden voorgedragen bij de burgemeester. Ook blijkt niet of, áls de burgemeester een verbod zou uitvaardigen, binnen welke termijn het verbod van start zou gaan.
Een andere uitspraak van uw Hof die van belang is, is die van 14 maart 2012, LJN: BW0507:
Vrijspraak ten aanzien van het niet voldoen aan ambtelijk bevel. Aan verdachte was een dealerverblijfsverbod opgelegd. Uit de bij dit verbod behorende plattegrond met omschrijving van het dealeroverlastgebied is niet zonder meer duidelijk geworden, en daarmede zelfs in tegenspraak, dat het Damrak in Amsterdam-Centrum hieronder mede is begrepen. Nu ook overigens niet is gebleken dat de verdachte wist dat hij niet aanwezig mocht zijn op het Damrak in Amsterdam volgt vrijspraak.
Als een verdachte zoals in dit geval wordt vrijgesproken, omdat hij de grenzen van het gebied niet wist, dan ligt het ook in de rede om cliënt vrij te spreken die in het geheel niet wist dat er een verbod van kracht was.
Ik verzoek u dan ook cliënt vrij te spreken, aangezien het tenlastegelegde opzet niet kan worden bewezen. De wetenschap van cliënt ten aanzien van het verbod is juist niet aannemelijk."