ECLI:NL:RBAMS:2019:226
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van opzet bij overtreding gebiedsverbod
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht voor het niet naleven van een gebiedsverbod dat hem was opgelegd. De centrale vraag was of het gebiedsverbod voldoende kenbaar was gemaakt aan de verdachte, zodat hij opzet kon hebben op de overtreding. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 18 december 2018 en 8 januari 2019. De officier van justitie, mr. O.J.M. Bijl, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde, terwijl de raadsvrouw, mr. B. Yesilgoz, vrijspraak bepleitte.
De tenlastelegging betrof het opzettelijk niet voldoen aan een bevel tot gebiedsverbod, dat gold van 15 juli 2017 tot en met 14 oktober 2017. De rechtbank overwoog dat de verdachte op 13 oktober 2017 in het verboden gebied werd aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de hoogte was van het gebiedsverbod, omdat hij eerder was gewaarschuwd en het bevel op zijn adres was bezorgd. De verdediging betwistte echter dat de verdachte op de hoogte was van het bevel, aangezien hij de brief niet had ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat voor een veroordeling op basis van opzet, het noodzakelijk is dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van het gebiedsverbod. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden in dit geval niet voldoende bewijs opleverden voor de wetenschap van de verdachte over het verbod. De rechtbank wees erop dat het aan de overheid is om de verdachte op de hoogte te stellen van een gebiedsverbod, en dat het nalaten van de verdachte om te onderzoeken of er een bevel was opgelegd niet als bewijs voor opzet kan worden aangemerkt. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde overtreding.