ECLI:NL:RBAMS:2019:2096
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-afname na niet betalen transactievoorstel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen de afname van DNA van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1964, had een taakstraf opgelegd gekregen voor mishandeling, maar had een geldboete niet tijdig betaald. Hierdoor werd de zaak alsnog op zitting behandeld. De verdediging voerde aan dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden niet van toepassing was, omdat er geen bevel tot DNA-afname was gegeven bij de transactie. De officier van justitie stelde echter dat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing waren en dat recidive niet kon worden uitgesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en dat hij een taakstraf had uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden niet van toepassing was, omdat de veroordeelde had ingestemd met een transactievoorstel. De rechtbank concludeerde dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van toekomstige strafbare feiten, gezien het blanco strafblad van de veroordeelde en het feit dat het een eenmalig incident betrof.
De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. Deze beslissing werd genomen door rechter W.M.C. van den Berg in aanwezigheid van griffier D. West.