ECLI:NL:RBAMS:2019:162

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
11 januari 2019
Zaaknummer
C/13/660066 / HA RK 19/6
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van voorzieningenrechter in kortgedingzaak betreffende ontruiming ADM-terrein

Op 7 januari 2019 hebben verzoekers, bestaande uit 52 eisers waaronder bewoners van het ADM-terrein te Amsterdam, een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. M. van Walraven, de voorzieningenrechter die hen in een kortgedingzaak had behandeld. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun verzoek om een ordemaatregel, die hen zou beschermen tegen ontruiming van het terrein. De wrakingskamer heeft op 8 januari 2019 de zaak behandeld en op 9 januari 2019 de beslissing genomen. De verzoekers voerden aan dat de rechter partijdig was, omdat hij had bijgedragen aan de schending van mensenrechten door de ontruiming niet te verbieden, ondanks verzoeken van het VN-Comité voor de Rechten van de Mens. De rechter heeft echter aangegeven dat zijn beslissingen zijn genomen op basis van de juridische maatstaven en dat er geen bewijs was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat er geen voldoende bewijs was voor de gestelde partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De beslissing van de wrakingskamer is definitief en er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 7 januari 2019 mondeling ter zitting gedane en onder rekestnummer C/13/660066 / HA RK 19/6 ingeschreven verzoek van:
[eiser] en 51 andere eisers zoals opgenomen in de door de advocaat van verzoekers ingediende concept dagvaarding,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. E. Tamas te Den Haag,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter te Amsterdam , hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het proces-verbaal van de zitting van 8 januari 2019 inhoudende het verzoek tot wraking;
 een e-mail van 7 januari 2019 inhoudende een beslissing van de voorzieningenrechter gegeven op een door verzoekers verzochte ordemaatregel;
 door de advocaat van verzoekers overgelegde producties met onder meer een briefwisseling tussen de (Griekse) advocaat van verzoekers en het mensenrechtencomité van de Verenigde Naties (hierna: het VN-comité) over een door verzoekers ingediende klacht en de reactie van de Gemeente richting verzoekers en het antwoord van de Staat aan het VN-comité.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 januari 2019. Verschenen zijn (een deel van) verzoekers, hun advocaat en de rechter. Na sluiting van de behandeling ter zitting is medegedeeld dat de beslissing uiterlijk vrijdag 11 januari 2019 zal worden gegeven. Bij e-mail van 9 januari 2019 heeft de advocaat van verzoekers verzocht direct op het verzoek te beslissen.
Bij e-mail van 9 januari 2019 heeft de griffier van de Wrakingskamer de beslissing aan partijen medegedeeld. Deze beslissing vormt de schriftelijke uitwerking daarvan.
2.
De feiten
Verzoekers zijn (voormalig) bewoners van het zogeheten ADM-terrein te Amsterdam .
Bij beslissing van 25 juli 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam verschillende bewoners van het ADM-terrein - samengevat - veroordeeld om het ADM terrein, met alle zich daarin en daarop aanwezige personen en/of vanwege hen aanwezige goederen te verlaten en te ontruimen zodra een periode van zes maanden zal zijn verstreken na verkrijging door eiseres van de omgevingsvergunning.
Bij beslissing van 25 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2525) heeft de afdeling rechtspraak van de Raad van State in het kader van een definitieve geschillenbeslechting de rechtsgevolgen van een (vernietigd) besluit van de gemeente Amsterdam van 15 augustus 2017, waarbij het college ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 27 juni 2017, tot oplegging van een last onder bestuursdwang heeft besloten, in stand gelaten, evenwel met uitzondering van de daarin opgenomen begunstigingstermijn die afliep op 15 februari 2018. De Afdeling heeft bepaald dat de begunstigingstermijn dezelfde is als de termijn die het gerechtshof heeft verbonden aan de toewijzing van de vordering tot ontruiming in zijn arrest van 25 juli 2017, zodat deze afloopt 6 maanden na verlening van de inmiddels aan eiseres verleende omgevingsvergunning, te weten op 25 december 2018.
Op maandag 7 januari 2019 heeft de ontruiming plaatsgevonden van het ADM-terrein.
Namens verzoeker heeft hun advocaat op 7 januari 2019 rond 07.30 uur een aanvraag voor een kortgeding gedaan middels toezending van een concept-dagvaarding. Gevorderd wordt een verbod tot (verdere) ontruiming of ongedaan making daarvan. De voorzieningenrechter is tevens verzocht om een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat de ontruiming van het ADM-terrein met onmiddellijke ingang zou worden verboden in afwachting van de behandeling van het kortgeding en in afwachting van het vonnis.
Bij e-mail van 7 januari 2019 heeft de team coördinator kortgedingzaken de advocaat van verzoekers medegedeeld dat zoals telefonisch reeds was medegedeeld er geen ordemaatregel zou worden gegeven voor de behandeling van het kortgeding. daarbij is overwogen dat de inhoud van de conceptdagvaarding geen aanleiding geeft om te oordelen dat er zonder de ordemaatregel onherstelbare schade wordt toegebracht en onvoldoende bescherming wordt geboden aan de bewoners van het ADM-terrein die niet vrijwillig tot ontruiming van het terrein zijn overgegaan.
Op 8 januari 2019 heeft de behandeling van het kortgeding plaatsgevonden. Bij aanvang van de zitting heeft de advocaat van verzoekers opnieuw verzocht de op 7 januari 2019 afgewezen ordemaatregel te nemen, vooruitlopend op de behandeling van het kort geding. De voorzieningenrechter heeft de ordemaatregel opnieuw geweigerd. Zij heeft geoordeeld dat een ordemaatregel zonder wederhoor alleen in zeer uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd is. In dit geval is daarvan geen sprake, nu niet is gebleken dat de gebruikers van het ADM-terrein thans in levensgevaar verkeren.
Vervolgens heeft de advocaat van verzoekers de voorzieningenrechter gewraakt, waarna de voorzieningenrechter de zitting heeft geschorst.

3.Het verzoek

3.1
De advocaat van verzoekers heeft ter zitting - samengevat - toegelicht dat de grond voor wraking is gelegen in het feit dat de rechter heeft bijgedragen aan schending van het internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De rechter heeft twee maal afwijzend beslist op een verzoek tot het treffen van een ordemaatregel inhoudende een aan de Gemeente en de Staat op te leggen verbod tot ontruiming over te gaan totdat een inhoudelijke behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden en totdat in de zaak een vonnis was gewezen. De rechter wist dat het VN-Comité voor de Rechten van de Mens de Staat tot tweemaal toe had verzocht niet tot ontruiming van het ADM-terrein over te gaan wegens dreigende schending van de mensenrechten, meer speciaal met betrekking tot kwetsbare personen. De rechter maakt deel uit van de internationale Rechtsorde en had de Staat moeten bevelen die verzoeken na te leven. Het gaat hier om dwingend opgelegde verzoeken.
3.2
Door dit niet te doen is bij verzoekers de indruk ontstaan dat de rechter belang heeft bij de negatieve beslissingen. De rechter heeft daarmee blijk gegeven de kant van de Gemeente en de Staat op te leunen. Hieruit volgt dat de rechter niet meer onpartijdig op de vordering in kortgeding kan beslissen. De partijdigheid van de rechter staat hiermee vast.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft - samengevat - aangevoerd dat door verzoekers een ordemaatregel is verzocht in afwachting van de behandeling en uitspraak in kortgeding. De rechter heeft, na kennisname van de conceptdagvaarding met daarin de voorgeschiedenis van de zaak, waaronder het verzoek van het VN-comité aan de gemeente, het verzoek tot het treffen van een ordemaatregel afgewezen. Die beslissing is per e-mail aan de advocaat van verzoekers kenbaar gemaakt en daarin is ook dag en uur medegedeeld voor de behandeling van het spoed-kortgeding. Aan de beslissing op de orde maatregelen ligt een andere maatstaf ten grondslag dan bij de beoordeling van het kortgeding. In het kortgeding is de vraag aan de orde of de Gemeente en de Staat, gezien het verzoek van het VN-comité wel tot ontruiming mochten overgaan. Bij aanvang van de zitting in kortgeding heeft de advocaat van verzoekers wederom verzocht een ordemaatregel te treffen. Ook daarop is afwijzend beslist. De rechter heeft blijkens het proces-verbaal; geoordeeld dat een ordemaatregel zonder wederhoor slechts in zeer uitzonderlijke gevallen gerechtvaardigd is en dat daar in dit geval geen sprake van is, nu niet is gebleken dat de gebruikers van het ADM-terrein in levensgevaar verkeerden. Bij de beslissing over de ordemaatregel ging het om de vraag of in afwachting van een beslissing in het spoed kort geding nog een tussentijdse beslissing moest worden genomen terwijl het kort geding ging over de vraag of ontruiming kon plaats vinden na het verzoek van het VN-comité. De beslissing over die laatste vraag had mogelijk onmiddellijk aan het einde van de zitting kunnen worden genomen, indien dat gewenst was.

5.De beoordeling

5.1
Na sluiting van de behandeling ter zitting zijn door de advocaat nog een aantal producties aan de Wrakingskamer toegezonden. Daarop kan met het oog op een goede procesorde geen acht worden geslagen zodat deze producties buiten beschouwing worden gelaten.
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.3
Door de advocaat van verzoekers is desgevraagd ter zitting bevestigd dat de grond voor het verzoek is gelegen in de persoonlijke instelling en overtuiging van de rechter (partijdigheid in subjectieve zin) omdat zij blijk heeft gegeven van vooringenomenheid ten aanzien van de te berechten zaak. De Wrakingskamer moet het verzoek toetsen aan deze maatstaf.
5.4
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt daarbij dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
5.5
Uit het enkele feit dat door de rechter afwijzend is beslist op de verzochte ordemaatregelen volgt geen bewijs dat de rechter vooringenomen is. De Wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de door de rechter genomen beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel is belast met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Ook aan de voor de motivering van de afwijzing van de ordemaatregel gebruikte bewoordingen kan geen bewijs worden ontleend dat de rechter vooringenomen is. Enig ander bewijs voor subjectieve vooringenomenheid van de rechter is niet aangedragen.
6. Het voorgaande houdt in dat het verzoek wordt afgewezen.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, H.M. Patijn en T. H. van Voorst Vader, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.