In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een woningeigenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 20.500,- aan de eiser, omdat hij zijn huurwoning had verhuurd aan meer dan vier toeristen via Airbnb, wat in strijd is met de Huisvestingswet 2014. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 4 december 2018 heeft eiser erkend dat hij zijn woning op 14 november 2017 aan zes toeristen had verhuurd, zonder de vereiste onttrekkingsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de gemeente bevoegd was om de boete op te leggen, maar dat de hoogte van de boete niet proportioneel was in verhouding tot de ernst van de overtreding. De rechtbank heeft de boete verlaagd van € 20.500,- naar € 8.000,-, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de beperkte ernst van de overtreding en de financiële draagkracht van eiser. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiser gegrond verklaard, waarbij de rechtbank zelf de hoogte van de boete heeft vastgesteld. Tevens is bepaald dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 170,- dient te vergoeden.