18.2.De rechtbank volgt eisers ook niet in deze stelling. In de uitspraak waar eisers naar hebben verwezen betrof het een echtpaar. Verweerder heeft toegelicht dat hij slechts in het geval van een gezamenlijke huishouding volstaat met een enkelvoudige boete. Eisers vormen geen gezamenlijke huishouding met elkaar en er is dan ook geen sprake van een boete die dubbel drukt op hun huishouding. Daarbij is het vaste jurisprudentievan de Afdeling dat meerdere overtreders ieder afzonderlijk beboet mogen worden.
Evenredigheid van de boete, is er reden tot matiging?
19. Eisers stellen voorts dat de opgelegde boetes disproportioneel zijn.
20. Hoewel het gefixeerde boetestelsel uit de Huisvestingsverordening volgens vaste rechtspraak met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel tot stand is gekomen, volgt uit artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het bestuursorgaan niettemin een lagere boete moet opleggen indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Uit uitspraken van de Afdeling volgt dat een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van de overtreding en een geringe financiële draagkracht kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden.
21. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers geen omstandigheden aangevoerd die maken dat de boetes gematigd dienen te worden. Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid. Eisers hebben aangevoerd dat zij zich niet bewust waren dat ze de Huisvestingswet overtraden omdat ze ervan uit gingen dat er sprake was van bedrijfsruimten. De rechtbank heeft hierboven al overwogen dat sprake is van woonruimten en eisers wisten dat de adressen in het verleden werden bewoond. Dat eisers hebben gedwaald ten aanzien van de regels, is nog geen reden voor matiging.
Heeft de besluitvorming zorgvuldig plaatsgevonden?
22. Volgens eisers heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door een zeer korte termijn te stellen om in te gaan op de uitnodiging tot een hoorzitting. Ook wordt in het bestreden besluit slechts zeer summier ingegaan op de in bezwaar aangevoerde gronden.
23. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel verweerder in het verweerschrift uitgebreider is ingegaan op de aangevoerde gronden, aan de motivering van de bestreden besluiten geen zodanig gebrek kleeft dat deze besluiten alleen al daarom voor vernietiging in aanmerking komen. Uit de bestreden besluiten blijkt immers al voldoende duidelijk waarom de boete is opgelegd. Voor zover eisers hebben gesteld dat verweerder te laat heeft beslist, leidt dit niet tot vernietiging van de bestreden besluiten. Eisers hadden verweerder tijdens de bezwaarprocedure in gebreke kunnen stellen indien zij toen van mening waren dat de besluitvorming te lang duurde. Ten aanzien van stelling dat de termijn om in te gaan op de uitnodiging voor de hoorzitting te kort was, overweegt de rechtbank als volgt. Eisers zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 18 januari 2018. Ze hadden een week om te reageren op deze uitnodiging. Dat hebben eisers niet gedaan omdat zij, naar eigen zeggen, de uitnodiging pas na afloop van de reactietermijn zagen. De rechtbank acht de besluitvorming niet onzorgvuldig. Hoewel eisers slechts een korte termijn werd gegeven om te reageren op de uitnodiging, zijn de bestreden besluiten pas in mei 2018 genomen. Eisers hadden dan ook nog ruimschoots de tijd om kenbaar te maken dat zij hun standpunt op een hoorzitting hadden willen toelichten maar dat de reactietermijn te kort was. Niet gebleken is dat eisers daartoe contact hebben opgenomen met verweerder, hoewel zij daarvoor na de geplande hoorzitting nog meer dan vier maanden de tijd hebben gehad. Eisers hebben echter gewacht op de bestreden besluiten en pas in beroep geklaagd over de korte uitnodigingstermijn. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig te achten.
24. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van de griffierechten bestaat geen aanleiding.