ECLI:NL:RBAMS:2019:10341

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/13/660768 / HA ZA 19-102
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid in geschil tussen Turkse investeringsbank en borgsteller

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een incident inzake internationale bevoegdheid tussen de Turkse investeringsbank Nurol Yatirim Bankasi A.S. en een borgsteller, aangeduid als [gedaagde]. Nurol heeft een lening verstrekt aan Ressula Turizm Sanayi ve Ticaret A.S. en heeft zich tot de rechtbank gewend om conservatoir beslag te leggen op de aandelen van [gedaagde] in een Nederlandse vennootschap. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard op basis van artikel 767 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat er verhaalsmogelijkheden in Nederland zijn voor Nurol. De rechtbank heeft geoordeeld dat de forumkeuze in de kredietovereenkomst ook de rechtbank Amsterdam aanwijst, ondanks de betwisting van [gedaagde]. De rechtbank heeft het verzoek van [gedaagde] om de zaak aan te houden totdat er een uitspraak is gedaan in de Turkse procedure afgewezen, omdat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het risico op tegenstrijdige vonnissen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/660768 / HA ZA 19-102
Vonnis in incident van 29 mei 2019
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
NUROL YATIRIM BANKASI A.S.,
gevestigd te Istanbul, Turkije,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Ph.A. Vos te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , Turkije,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. H. Ruiter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Nurol en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 november 2018, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring en incidentele vordering tot aanhouding, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De voor het incident van belang zijnde feiten

2.1.
Nurol is een Turkse investeringsbank.
2.2.
Bij “General Loan Agreement” van 19 december 2017 (hierna: de kredietovereenkomst), heeft Nurol aan Ressula Turizm Sanayi ve Ticaret A.S. (hierna: Ressula) een lening van TL 114.765.000,00 verstrekt. De kredietovereenkomst is in de Turkse taal opgesteld. Nurol heeft als productie 1 de Engelse vertaling van een aantal artikelen van de kredietovereenkomst overgelegd. Volgens die vertaling luidt artikel 49.1 van de kredietovereenkomst als volgt:
Article 49 : Jurisdiction and Governing Law
49.1.
Without prejudice to Article 14 of the Civil Law Procedures Code No.6100, all kinds of disputes that may arise out of or in connection with this Agreement shall be governed by the laws of the Republic of Turkey, and Istanbul Courts and Execution Offices shall have jurisdiction in resolution of all such disputes. However, submission to the jurisdiction of Istanbul Courts and Execution Offices as stated above does not eliminate the jurisdiction of general courts. Nor does it preclude the Bank from applying to the Courts and Execution Offices of the domicile of the Customer or its co-debtors and joint guarantors or of the place where their properties are located or of the cities of the branch to which the credit is transferred. Accordingly, the Bank may take all kinds of legal actions at every place where the properties of the Customer or its guarantors are located or may be located within or outside the borders of Turkey.
2.3.
Op 25 december 2017 zijn “Special Provisions” aan de kredietovereenkomst toegevoegd. [gedaagde] en de vennootschap Gama Endüstri Tesisleri Imalat ve Montaj A.S. (hierna: Gama Endüstri) hebben zich daarin tot een maximumbedrag van
TL 150.000.000,00 jegens Nurol borg gesteld voor al hetgeen Nurol nu of eniger tijd van Ressula te vorderen heeft. Ook het origineel van de Specials Provisions is in de Turkse taal opgesteld. Volgens de door Nurol als productie 1 overgelegde Engelse vertaling daarvan bepaalt de Special Provisions, voor zover hier van belang, het volgende:
2.1 (…)
These Special Provisions have been executed for being complementary to the General Loan Agreement and are an integral part of it and are to be applied concomitantly.
2.2. (…)
However, the provisions of the General Loan Agreement shall be directly applied in the considerations not expressly regulated under these Special Provisions.
2.4.
Op grond van de kredietovereenkomst had Resulla de lening vóór 28 februari 2018 aan Nurol dienen terug te betalen. Dat is niet gebeurd.
2.5.
Bij brief van 3 juli 2018 heeft Nurol de kredietovereenkomst per direct opgezegd en is Ressula gesommeerd om binnen 1 dag een bedrag van TL 126.320.607,99 aan openstaande lening, vermeerderd met rente en kosten, aan Nurol te voldoen.
2.6.
Bij uitspraak van 18 juli 2018 heeft het Istanbuls 14de Handelsgerecht van eerste aanleg, aan Nurol toegestaan om beslag te leggen op roerende en onroerende goederen van [gedaagde] . Dat beslag heeft in Turkije geen doel getroffen.
2.7.
Op 1 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam aan Nurol verlof verleend om conservatoir beslag te leggen op de door [gedaagde] in de besloten vennootschap YM International Real Estate B.V. gehouden aandelen. Dat beslag is diezelfde dag gelegd. In het beslagrekest is het volgende door Nurol gesteld:
Eis in de hoofdzaak
16. Op dit moment is er reeds een procedure aanhangig tussen de Bank en [gedaagde] over deze kwestie bij de rechtbank te Istanbul, Turkije. Desondanks wenst de Bank ook in Nederland een bodemprocedure te starten. De jurisdictieclausule in de Kredietovereenkomst geeft daartoe de ruimte, en door het ontbreken van een executieverdrag met Turkije bestaat er geen risico op in Nederland uitvoerbare tegenstrijdige vonnissen. Gelet op de internationale context waarbinnen de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld, verzoekt de Bank uw rechtbank om de termijn waarbinnen deze eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld te bepalen op vier (4) weken na het beslag.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
Nurol vordert in de hoofdzaak, samengevat, dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van TL 126.320.607,00, te vermeerderen met rente vanaf 3 juli 2018.

4.De vorderingen in het incident

4.1.
[gedaagde] vordert, samengevat, dat de rechtbank:
I. zich onbevoegd verklaart van deze zaak kennis te nemen, met veroordeling van Nurol in de proceskosten, te vermeerderen met rente en de nakosten,
II. de behandeling van de zaak aanhoudt, totdat in de Turkse procedure(s) een uitspraak is gedaan, althans uitspraken zijn gedaan, die (alle) in kracht van gewijsde is/zijn gegaan.
4.2.
Nurol voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

Bevoegdheid

5.1.
[gedaagde] stelt dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen en zich daarom onbevoegd dient te verklaren. [gedaagde] voert daartoe aan dat in de Special Provisions geen forumkeuze is gemaakt ten aanzien van geschillen die voortvloeien uit zijn borgstelling en dat partijen in de Special Provisions dus geen uitdrukkelijke forumkeuze voor de Nederlandse rechter hebben gemaakt. Dat een dergelijke forumkeuze wel in de kredietovereenkomst is opgenomen, maakt niet dat hij via een omweg aan die forumkeuze is gebonden, aldus [gedaagde] . Daarnaast voert [gedaagde] aan dat het Turks recht in artikel 17 van het Turkse wetboek betreffende burgerlijk procesrecht dwingend voorschrijft dat alleen rechtspersonen en kooplieden zich kunnen binden aan een contractuele forumkeuze, dat hij geen van beiden is en dat een forumkeuze hem daarom niet bindt.
5.2.
Nurol heeft als verweer aangevoerd dat zij in de dagvaarding niet heeft gesteld dat [gedaagde] heeft ingestemd met een forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam, maar dat zij daarin alleen heeft gesteld dat in artikel 49 van de kredietovereenkomst geen exclusieve forumkeuze voor de rechtbank te Istanbul is gemaakt en dat de rechtbank Amsterdam daarom op grond van artikel 767 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
5.3.
Artikel 767 Rv bepaalt dat bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen de eis in de hoofdzaak kan worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter het verlof tot het gelegde of het tegen zekerheidstelling voorkomen of opgeheven beslag heeft verleend. Deze bepaling heeft tot doel rechtsmacht te scheppen voor de Nederlandse rechter in zaken waarin anders geen bevoegde rechter zou zijn aangewezen, terwijl in Nederland voor de schuldeiser wel verhaalsmogelijkheden bestaan (HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3741).
5.4.
Niet in geschil is dat er, gelet op de door [gedaagde] gehouden aandelen in YM International Real Estate B.V., voor Nurol in Nederland verhaalsmogelijkheden zijn voor haar vordering op [gedaagde] . Daarnaast volgt uit artikel 49.1 van de kredietovereenkomst dat de daarin opgenomen forumkeuze mede de rechtbank Amsterdam als bevoegde rechtbank aanwijst nu er zich eigendommen van [gedaagde] in Amsterdam bevinden, zijnde de door [gedaagde] in YM International Real Estate B.V. gehouden aandelen. Nu [gedaagde] evenwel betwist dat de in de kredietovereenkomst opgenomen forumkeuze ook van toepassing is op de Special Provisions, dan wel dat hij naar Turks recht aan de forumkeuze gebonden is, Nurol tegen die betwisting geen expliciet verweer lijkt te voeren en [gedaagde] niet woonachtig is Nederland maar in Turkije, zou dit tot gevolg hebben dat Nurol, bij gebreke van een door een verdrag, verordening of anderszins aangewezen bevoegde rechter in Nederland, voor haar vordering geen verhaalsmogelijkheid zou hebben op het voormelde vermogen van [gedaagde] in Nederland. Nurol wordt daarom gevolgd in haar stelling dat artikel 767 Rv in het onderhavige geval van toepassing is. Nu de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 1 november 2018 aan Nurol verlof heeft verleend om conservatoir beslag te leggen op de door [gedaagde] in de besloten vennootschap YM International Real Estate B.V. gehouden aandelen, volgt uit artikel 767 Rv dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is om van het geschil tussen Nurol en [gedaagde] kennis te nemen.
Aanhouding van de zaak
5.5.
[gedaagde] voert voorts aan dat de rechtbank de zaak in ieder geval op grond van artikel 12 Rv dient aan te houden totdat de Turkse rechter in Istanbul uitspraak heeft gedaan in de door Nurol tegen [gedaagde] aldaar gestarte bodemprocedure. [gedaagde] betwist in dat kader dat er geen risico bestaat op in Nederland uitvoerbare tegenstrijdige vonnissen, aangezien de eerder in Turkije gestarte procedure kan resulteren in een beslissing die langs de weg van artikel 431, tweede lid, Rv tot een voor executie in Nederland vatbare beslissing kan leiden, aldus [gedaagde] .
5.6.
Nurol heeft als verweer aangevoerd dat er ten tijde van het beslagrekest inderdaad reeds een procedure tussen haar en [gedaagde] aanhangig was ter verkrijging van conservatoir beslag ten laste van [gedaagde] , maar dat die procedure bij gebreke van traceerbare vermogensbestanddelen van [gedaagde] in Turkije geen eindvonnis heeft opgeleverd ten aanzien van de vraag of [gedaagde] als borg rechtsgeldig wordt aangesproken. Nurol stelt daarom dat er geen aanleiding is om het verzoek tot aanhouding te honoreren.
5.7.
Overwogen wordt dat [gedaagde] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat ondanks het niet aanwezig zijn van voor Nurol traceerbare vermogensbestanddelen van [gedaagde] in Turkije, de in het beslagrekest genoemde bodemprocedure toch nog steeds aanhangig is. [gedaagde] heeft daarmee onvoldoende onderbouwd dat er een risico bestaat op in Nederland uitvoerbare tegenstrijdige vonnissen. Gelet hierop wordt op dit moment onvoldoende grond gezien om de onderhavige zaak op grond van artikel 12 Rv aan te houden.
5.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Nurol tot op heden begroot op € 543,00,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 juni 2019voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts, rechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.type: PJvV