Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Vonnis van de kantonrechter:
[eiser] ,
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
De procedure
in conventie en in reconventie
- Bij tussenvonnis van 6 december 2018 is bepaald dat [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld zijn stellingen aan te passen naar aanleiding van het arrest van 12 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1935) van de Hoge Raad en uiteen te zetten met betrekking tot de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een door de tussenpersoon gegeven persoonlijk financieel advies als hiervoor bedoeld en of Dexia dit wist of behoorde te weten. Vervolgens zijn ingediend.
- de akte van [eiser] ,
- de antwoord-akte van Dexia.
Gronden van de beslissingin conventie en in reconventie
Uitlating eiser (…) conform rolmededeling (…) 27 september 2018 (…) dan wel voorwaardelijk wijziging eis en/of gronden” gezonden aan de griffie van de rechtbank, en daarbij het volgende bericht: “
Edelachtbare. Mocht u het gestelde in ingevoegd stuk afwijzen, dan wens ik namens eiser gebruik te maken van het recht op pleidooi conform artikel 134 Rv, aangezien in onderhavige zaak ook geen comparitie is geweest.” Naar aanleiding daarvan wordt overwogen als volgt. De onderhavige zaak maakt deel uit van een grote groep massaschadezaken waarin – bijzondere gevallen daargelaten – nimmer een comparitie van partijen wordt bepaald. De betreffende ‘Uitlating’ heeft met name betrekking op de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in HR 12 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1935) betreffende de zogenoemde tussenpersoonzaken. De eisende partij had reeds vóór het wijzen van genoemd arrest met betrekking tot dit geschilpunt gronden gesteld en eisen geformuleerd. Na het wijzen van genoemd arrest is (ook) eisende partij (nogmaals) in de gelegenheid gesteld desgewenst de gronden en eis daaraan aan te passen. De eisende partij heeft zich daarover bij akte uitgelaten. Vervolgens is deze zaak voor vonnis komen te staan. Nu na diverse tussenvonnissen, conclusies en akten tussen partijen ook over het onderhavige geschilpunt uitvoerig is gediscussieerd, zou een wijziging van gronden in strijd zijn met een goede procesorde. In bovenbedoelde “Uitlating” zijn echter geen andere gronden genoemd en is evenmin een andere vordering geformuleerd dan in voorgaande processtukken is gebeurd. Eisende partij heeft slechts de voordien tussen partijen gevoerde discussie voortgezet. Van ‘afwijzen’ van ‘ingevoegd stuk’ kan daarom geen sprake zijn, zodat niet aan de voorwaarde wordt voldaan waaronder het pleidooiverzoek is gedaan en geen pleidooi behoeft te worden toegestaan. Daarnaast is van belang dat de namens eisende partij ingediende processtukken niet de duidelijkheid, structuur en begrijpelijkheid kennen die bij stukken van een professionele gemachtigde mogen worden verwacht. In dat opzicht schieten deze processtukken tekort waar het de voldoening aan de stelplicht betreft. Een pleidooi is niet bedoeld om een dergelijk gebrek weg te nemen. Daarbij komt dat elke uitleg over wat in het pleidooi nader zou moeten worden toegelicht ontbreekt. Een onvoorwaardelijk pleidooiverzoek zou in de gegeven omstandigheden een misbruik opleveren van de bevoegdheid om pleidooi te vragen en dus – wegens strijd met een goede procesorde – worden afgewezen.
12 oktober 2018 (respectievelijk ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2018:1935) beoogt [eiser] alle schade door Dexia te laten dragen, omdat er geen enkele sprake is van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW.
nieteen onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser] werd gelegd. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat in dit geval toepassing van de door het hof ontwikkelde formule zou hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomst
niethad behoren te ontraden. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter derhalve van oordeel dat de schade aan termijnen geheel voor rekening van [eiser] behoort te blijven.