ECLI:NL:RBAMS:2018:8813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/741049-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreigingen, beledigingen, diefstallen en vernieling, met nadruk op de rol van politieagenten als slachtoffers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 11 juli 2018 veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreigingen, beledigingen, diefstallen en een vernieling. De zaak is op tegenspraak behandeld, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en de verdediging door mr. N. el Farougui. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal bij een Albert Heijn, bedreigingen en beledigingen gericht aan politieagenten, en een vernieling van een ruit bij een begraafplaats. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor een van de ten laste gelegde feiten, terwijl de overige feiten bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten, waarbij de meeste bedreigingen en beledigingen gericht waren tegen politieagenten, wat getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft een problematische achtergrond, waaronder verslaving aan alcohol en drugs. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741049-18 en 13/741112-17 (vordering TUL)
Datum uitspraak: 11 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentie adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. el Farougui, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. Diefstal bij Albert Heijn op 19 februari 2018 te Amsterdam;
2. Bedreiging van politieagent [naam] op 19 februari 2018 te Amsterdam;
3. Belediging van politieagent [naam] op 19 februari 2018 te Amsterdam;
4. Poging tot diefstal met braak bij begraafplaats [naam begraafplaats] op 24 januari 2018 te Amsterdam, subsidiair vernieling van een ruit van begraafplaats [naam begraafplaats] op 24 januari 2018 te Amsterdam;
5. Bedreiging van [naam 1] op 17 juli 2017 te Amsterdam;
6. Belediging van [naam 1] op 17 juli 2017 te Amsterdam;
7. Diefstal uit een woning gelegen aan de [adres] op 18 maart 2018 te Amsterdam;
8. Bedreiging van [naam 2] op 18 maart 2018 te Amsterdam;
9. Bedreiging van politieagenten [naam 3] en [naam 4] op 18 maart 2018 te Amsterdam;
10. Belediging van politieagent [naam 4] op 18 maart 2018 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie, bij gebrek aan een klacht van de zijde van aangever, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vervolging ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de omstandigheid dat het onder 6 ten laste gelegde een klachtdelict betreft en er inzake dit feit geen op de bij de wet voorgeschreven wijze klacht is gedaan en er geen sprake is van enige reden om aan dit verzuim voorbij te gaan, dient het Openbaar Ministerie ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van het overige is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de onder 4 primair, 5 en 10 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw - niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde vernieling wel bewezen.
Ten aanzien van feit 5
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat verdachte tegen hem zei “Kanker nigger, denk je dat ik bang voor je ben?” Ik steek je zo neer”, “Ik heb al eerder een beveiliger gestoken, daar heb ik twee jaar voor vastgezeten en ik doe het zo weer. Als de smeris mij komt aanhouden, ben jij de lul.”, en dat verdachte daarbij hevig met zijn handen gebaarde. Verdachte heeft daarentegen verklaard dat hij aangever [naam 1] weliswaar heeft beledigd, maar niet heeft bedreigd.
Nu de verklaring van [naam 1] - anders dan de verklaring van verdachte - wordt ondersteund door getuigenverklaringen en stills van de camerabeelden, acht de rechtbank de ten laste gelegde bedreiging bewezen.
Ten aanzien van feit 10
De rechtbank is van oordeel dat het spugen in de richting van het lichaam van verbalisant [naam 4] als beledigend in de zin van artikel 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt. Verdachte bedreigde [naam 4] in de politieauto. Zo zei hij "Ik schiet je kapot. Ik maak je af. Wacht maar af. De volgende keer dat ik je tegen kom schiet ik je door je kop" en "Ik schiet je door je kop, ik kom je nog wel een keer tegen". Toen zij eenmaal aangekomen waren op het cellencomplex, heeft verdachte [naam 4] proberen te bespugen. Hij spuugde eerst naar de grond, toen tegen de stoel voor hem en daarna richting [naam 4] . Verdachte deed dit omdat [naam 4] zei dat hij normaal moest doen en omdat [naam 4] verdachte had gewaarschuwd dat hij geweld ging gebruiken als verdachte bleef proberen zijn handboeien los te trekken. Het geheel van gedragingen van verdachte maakt dat het spugen gericht was op de aantasting van de eer en de goede naam van [naam 4] . [1] De omstandigheid dat verdachte [naam 4] niet heeft geraakt, doet daar niet aan af. [2]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1. op 19 februari 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Gillette gel, dagcrème (merk Nivea) en een blik bier (merk Heineken) toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn;
2. op 19 februari 2018 te Amsterdam [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [naam] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je doodschieten. Ik meen het. Ik hoop dat ik jou één op één tegen kom. Ik ga jou doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. op 19 februari 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam] , hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Jij bent een kanker smeris";
4. op 24 januari 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan begraafplaats [naam begraafplaats] heeft vernield;
5. op 17 juli 2017 te Amsterdam [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek je neer" en "Ik heb al eerder een beveiliger gestoken, daar heb ik twee jaar voor vast gezeten en ik doe het zo weer. Als de smeris mij komt aanhouden, ben jij de lul", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7. op 18 maart 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een dockingstation en
- een telefoon (merk Apple, type iPhone 4) en
- een koptelefoon en
- meerdere jassen en
- een rugzak en
- een schoen
toebehorende aan [naam 2] en aan een ander dan aan verdachte;
8. op 18 maart 2018 te Amsterdam [naam 2] heeft bedreigd met zware mishandeling door voornoemde [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Joegoslavische kankerhonden, ik kom nog wel een keer terug en dan krijg ik jullie nog wel" en "Ik ga je in elkaar slaan, je komt nog wel aan de beurt";
9. op 18 maart 2018 te Amsterdam [naam 3] en [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [naam 3] en [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik schiet je door je kop, ik kom je nog wel een keer tegen"
en
op 18 maart 2018 te Amsterdam [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik hak je kop eraf, ik maak je dood, ik schiet je kapot"
en
op 18 maart 2018 te Amsterdam [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [naam 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik schiet je kapot. Ik maak je af. Wacht maar af. De volgende keer dat ik je tegen kom schiet ik je door je kop";
10. op 18 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [naam 4] , hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in de richting van het lichaam van voornoemde [naam 4] heeft gespuugd, terwijl hij, verdachte, zich op korte afstand bevond van voornoemde [naam 4] .

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft bovendien dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden verzocht, zodat er eventueel al in detentie met behandeling c.q. begeleiding kan worden begonnen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft voorgesteld om een groter gedeelte van de geëiste gevangenisstraf, namelijk een gedeelte van 3 maanden, voorwaardelijk op te leggen.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen, beledigingen en diefstallen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan een vernieling. Dit zijn ernstige feiten. Het merendeel van de bedreigingen en beledigingen waren gericht naar politieagenten. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Politieagenten die hun werk doen, dienen verschoond te blijven van een dergelijke onheuse bejegening.
Justitiële documentatie
Strafverzwarend is dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 31 mei 2018 - eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en in een proeftijd liep. Die eerdere veroordelingen, schorsing en proeftijd hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw soortgelijk strafbare feiten te plegen. Dat baart de rechtbank zorgen, net als de omstandigheid dat verdachte in het verleden al driemaal de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Reclasseringsrapport
Uit het reclasseringsrapport van 20 juni 2018 volgt dat verdachte een zeer beladen voorgeschiedenis kent van opgroeien in internaten en verwaarlozing. Hij lijkt een zeer teruggetrokken onzekere man met een ernstige verslaving aan alcohol, cocaïne en speed. Hij kan regelmatig zeer impulsief en agressief reageren. Hij is voornemens om na detentie abstinent te blijven van alcohol en drugs.
Verdachte is al jarenlang bij reclassering Inforsa in beeld en tot op heden is het niet gelukt om de kans op recidive te beperken. Omdat er onduidelijkheid is over het psychische functioneren van verdachte, is meer gedegen onderzoek nodig. Verdachte heeft hier tot op heden niet aan willen meewerken. De kans op recidive is hoog, omdat verdachte wederom zal terugkeren naar Amsterdam en niet gemotiveerd is voor uitstroom naar een instelling als Oranjeborg. Andere plekken zijn vooralsnog niet aan de orde, omdat er onvoldoende duidelijk is welke psychische problematiek er bij verdachte speelt. Voorgesteld wordt om een toezicht op de bijzondere voorwaarden op te leggen. Diagnostiek, behandeling en een begeleid wonen traject zijn noodzakelijk om de kans op recidive te verminderen.
Verdachte is bereid zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden, met uitzondering van de diagnostiek. De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de raadsvrouw – diagnostiek niet noodzakelijk, nu de reclassering en De Waag ook zonder diagnostiek met verdachte aan de slag kunnen gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen, omdat er nog geen concrete invulling is gegeven aan de bijzondere voorwaarden.
Gelet op verdachtes Justitiële Documentatie en de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten acht de rechtbank het voorstel van de raadsvrouw om het voorwaardelijk strafgedeelte te vergroten, niet passend en geboden.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 23 februari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/741112-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 29 mei 2017 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 3 weken gevangenisstraf, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 266, 267, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het onder 6 ten laste gelegde.
Verklaart het onder 4 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 7:
diefstal, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 2, 5 en 9:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 3 en 10:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 8:
bedreiging met zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- Meldplicht
1. zich binnen 5 werkdagen na vrijlating moet melden bij reclassering Inforsa op het volgende adres Vlaardingenlaan 5, 1059 GL Amsterdam. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Behandelverplichting – Ambulante behandeling
2. wordt verplicht mee te werken aan behandeling voor psychische problematiek en agressieproblematiek bij de Waag Amsterdam of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
3. wordt verplicht om op het moment dat er plek is te verblijven binnen een begeleid wonen setting, de maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (13/741112-17)
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 29 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van drie weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2018.
[...]
;
[...]

Voetnoten