ECLI:NL:GHSHE:2015:1188

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
20-001584-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar en diefstal van goederen met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1980, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal en belediging van een ambtenaar. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van flessen drank uit een winkel, het beledigen van een opsporingsambtenaar door de woorden 'val dood' te roepen en het spugen naar deze ambtenaar, alsook het beschadigen van een ophoudlokaal en het stelen van een scooter en een bromfiets. Het hof oordeelde dat de uitroep van de verdachte eerder als een verwensing dan als een belediging kon worden aangemerkt, maar dat het geheel van zijn gedragingen wel degelijk gericht was op de aantasting van de eer en goede naam van de verbalisant. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten. Gezien de ernst van de feiten en de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte, werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling van zijn alcoholverslaving. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001584-14
Uitspraak : 8 april 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2014, parketnummer 01-037942-14, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, parketnummer 01-825412-12, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd -:
  • een winkeldiefstal (feit 1);
  • de belediging van een politieagent (feit 2);
  • het onbruikbaar maken van een ophoudlokaal (feit 3);
  • de diefstal van een scooter (feit 4), en
  • de diefstal van een bromfiets (feit 5 primair),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 58 dagen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren;
  • aan deze voorwaardelijke straf, naast de algemene voorwaarden, de in het reclasseringsadvies d.d. 3 maart 2015 genoemde bijzondere voorwaarden zal verbinden;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De raadsvrouwe heeft zich achter de vordering van de advocaat-generaal geschaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer flessen drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de EmTé, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Helmond opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], opsporingsambtenaar van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "val dood", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) - opzettelijk beledigend - naar/tegen voormelde opsporingsambtenaar heeft gespuugd;
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudlokaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Oost-Brabant, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 16 februari 2014 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans indien ter zake het vorenstaande onder 5. geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te Helmond, in elk geval in Nederland, een bromfiets (merk: IVA) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 17 februari 2014 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen flessen drank, toebehorende aan de EmTé;
2.
hij op 17 februari 2014 te Helmond opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], opsporingsambtenaar van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "val dood" en naar voormelde opsporingsambtenaar heeft gespuugd;
3.
hij op 17 februari 2014 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudlokaal, toebehorende aan de politie Oost-Brabant, onbruikbaar heeft gemaakt;
4.
hij op 16 februari 2014 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter, toebehorende aan [slachtoffer];
5. primair
hij op 13 februari 2014 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, toebehorende aan [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde belediging overweegt het hof dat uit het politiedossier volgt dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding op de openbare weg - alwaar zich meerdere burgers bevonden - met luide stem in de richting van hoofdagent [verbalisant] riep: “val dood”. Vervolgens werd verdachte in een politievoertuig geplaatst. [verbalisant] bevond zich toen naast dat voertuig. Verdachte heeft, terwijl hij die [verbalisant] recht in de ogen aankeek, vervolgens in de richting van [verbalisant] gespuugd, kennelijk tegen de binnenkant van het raam van het politievoertuig. Hoewel de uitroep van verdachte eerder als een verwensing dan als een belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt en ook het spugen tegen de binnenkant van een autoraam op zichzelf niet beledigend in de zin van voornoemd artikel is, is het hof van oordeel dat het geheel van gedragingen van verdachte maakt dat deze wél gericht was op de aantasting van de eer en de goede naam van [verbalisant]. [verbalisant] heeft een en ander ook als zodanig ervaren. Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde belediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 4 en 5 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal (feit 1), het beledigen van een ambtenaar in functie (feit 2), het onbruikbaar maken van een ophoudlokaal (feit 3) en twee diefstallen, respectievelijk van een scooter en een bromfiets (feiten 4 en 5 primair).
Het hof heeft ten aanzien van de ernst van de feiten in het bijzonder rekening gehouden met de navolgende omstandigheden:
  • winkeldiefstal is een veelvuldig voorkomende vorm van criminaliteit, die aan de eigenaars van de weggenomen goederen en/of hun verzekeraars jaarlijks grote schade berokkent;
  • verdachte, die volledig ontremd was door alcohol, heeft zich zowel bij zijn aanhouding als tijdens zijn insluiting zeer recalcitrant gedragen, door een politieagent te beledigen en een ophoudlokaal onbruikbaar te maken;
  • diefstallen van bromfietsen en scooters hebben naast financiële schade voor de slachtoffers en/of hun verzekeraars, veelal overlast en ergernis bij de slachtoffers tot gevolg.
Voorts heeft het hof ten nadele van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2015, eerder en meerdere keren onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld, onder meer voor soortgelijke feiten als die hiervoor zijn bewezen verklaard.
Gelet op de ernst van de feiten en de justitiële voorgeschiedenis van verdachte is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Het hof heeft echter eveneens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de inhoud van het over verdachte opgemaakte rapport van Novadic-Kentron, verslavingsreclassering d.d. 3 maart 2015 blijkt dat de problemen en het delictgedrag van verdachte (met name) het gevolg zijn van een ernstige alcoholverslaving. Zolang verdachte niet abstinent is van alcohol, verwacht de reclassering dat hij voor overlast zal blijven zorgen en zal recidiveren. De reclassering adviseert om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te verbinden een meldplicht, een klinische opname bij een intramurale instelling en een drugs- en alcoholverbod. Verdachte lijkt thans enigszins gemotiveerd voor hulpverlening. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte - zij het pas kort - onder begeleiding staat van Novadic-Kentron en dagelijks Refusal inneemt. Daarnaast krijgt verdachte steun van zijn vriendin.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het niet wenselijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar zal het hof volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Aan de proeftijd zal het hof, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Novadic-Kentron opleggen. Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft bij vordering van 18 februari 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 18 februari 2013 onder parketnummer 01-825412-12 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 58 dagen.
In hoger beroep is deze vordering tot tenuitvoerlegging opnieuw aan de orde.
Het hof acht het, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, niet wenselijk dat aan verdachte thans een vrijheidsbenemende straf wordt opgelegd. Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarende navolgende algemene of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:

  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

  • zich na het onherroepelijk worden van zijn veroordeling binnen twee dagen meldt bij Novadic-Kentron, verslavingsreclassering op het [adres]. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd op basis van een NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen in een (forensische) verslavingszorginstelling of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • het verboden is gedurende de proeftijd alcohol en drugs te gebruiken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Novadic-Kentron, verslavingsreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van 18 februari 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2013, parketnummer 01-825412-12, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 58 dagen.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 8 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. Eijsenga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.