In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor belediging van twee ambtenaren, T-619 en T-359, tijdens zijn aanhouding op 3 februari 2016. De verdachte had hen beledigd met kwetsende uitspraken en had in hun richting gespuugd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het op basis van een gewijzigde tenlastelegging tot een andere bewezenverklaring en straf kwam. Het hof achtte de belediging wettig en overtuigend bewezen, waarbij het spugen als onderdeel van de belediging werd aangemerkt.
De raadsman van de verdachte had bepleit dat spugen niet als belediging kon worden aangemerkt, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging van ambtenaren in functie, meermalen gepleegd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en 6 dagen hechtenis, met de voorwaarde dat de geldboete niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden.