ECLI:NL:RBAMS:2018:8565

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
13/751074-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding wegens onrechtmatige vrijheidsbeneming in overleveringsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een verzoekster die onrechtmatig was vrijheidsbenomen in het kader van een overleveringsprocedure. De verzoekster had op 22 mei 2018 schriftelijk verzocht om vergoeding van de schade die zij had geleden door haar vrijheidsbeneming, die voortvloeide uit een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 25 januari 2018 door de Belgische autoriteiten was uitgevaardigd. De verzoekster was op 30 januari 2018 in Nederland aangehouden en had gedurende 58 dagen in een Huis van Bewaring verbleven. De rechtbank had eerder op 12 april 2018 de overlevering van verzoekster geweigerd, wat leidde tot de huidige verzoeken om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken tijdig en ontvankelijk zijn ingediend. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de verzoeken. De rechtbank heeft in haar oordeel verwezen naar eerdere uitspraken waarin werd geoordeeld dat de weigering van de overlevering betekent dat verzoekster ten onrechte gedetineerd is geweest. Op basis van artikel 67 van de Overleveringswet heeft de rechtbank besloten om de verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand integraal toe te wijzen. De totale schadevergoeding bedraagt € 5.025,-, bestaande uit € 4.745,- voor de vrijheidsbeneming en € 280,- voor de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van deze beschikking bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751074-18
RK nummers: 18/2718 en 18/2719
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
te dezen domicilie kiezend op het kantooradres van haar raadsvrouw, mr. M.P. Hilhorst,
[adres] ,
hierna te noemen: verzoekster.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoeken, door de rechtbank ontvangen op 22 mei 2018, heeft verzoekster vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank te Amsterdam (hierna: IRK) van 12 april 2018 tot weigering van de overlevering van verzoekster.
De rechtbank heeft op 14 september 2018 de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, in openbare raadkamer gehoord. Verzoekster en de raadsvrouw van verzoekster, mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht, zijn met bericht van afwezigheid niet verschenen.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
  • Op 25 januari 2018 is door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, afdeling Mechelen (België), een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoekster naar België, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek;
  • Op 30 januari 2018 is verzoekster voorlopig aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
  • Op vordering van de officier van justitie van 31 januari 2018 is het overleveringsverzoek behandeld op de zitting van 29 maart 2018;
  • Op 30 maart 2018 is de overleveringsdetentie van verzoekster, onder voorwaarden, geschorst door de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam;
  • Bij uitspraak van deze rechtbank van 12 april 2018 is de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Daarbij is de geschorste overleveringsdetentie opgeheven.

3.Verzoeken

De verzoeken strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 4.745, -
€ 4.745, -voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoekster in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
 1 dag politiebureau: 1 x € 105, - = € 105, -
 58 dagen Huis van Bewaring 58 x € 80, - = € 4.745, -
- € 280, -
€ 280, -voor de kosten die in verband met het (opstellen en indienen) van de verzoeken zijn gemaakt.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich niet te verzetten tegen integrale toewijzing van het verzoek.

5.Toetsingskader

Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon haar een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die zij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat haar overlevering is geweigerd.
De rechtbank wijst een vergoeding voor schade, geleden als gevolg van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

6.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraken van 26 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5339 en ECLI:NL:RBAMS:2018:5343, waarin kortgezegd is geoordeeld dat een weigering van de overlevering tot de vaststelling leidt dat verzoekster ten onrechte gedetineerd is geweest en dat deze vaststelling vergoeding van schade, geleden als gevolg van vrijheidsbeneming, op grond van artikel 67 OLW in beginsel toewijsbaar maakt.
Het verzoek tot schadevergoeding wordt daarom integraal toegewezen.

7.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
  • € 4.745, - (vierduizend zevenhonderdvijfenveertig euro)vanwege vrijheidsbeneming van verzoekster in Nederland in de overleveringsprocedure en
  • € 280, - (tweehonderdtachtig euro)voor de kosten die in verband met het opstellen en indienen van de verzoeken zijn gemaakt.
Deze beslissing is gegeven op 28 september 2018 en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C.P. de Ridder en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 5.025, - (vijfduizend en vijfentwintig euro)op
IBAN
[rekeningnummer] ,
ten name van
[naam] ,
onder vermelding van
[vermelding]
Aldus gedaan op 28 september 2018
door mr. A.K. Glerum, voorzitter.