Uitspraak
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
onherroepelijkvonnis. Dit betekent dat de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, OLW niet van toepassing is.
4.Toetsingskader overleveringszaken
5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
6.Onschuldverweer
aangetoonddat de opgeëiste persoon de feiten onmogelijk kan hebben gepleegd, kan een onschuldverweer als bedoeld in artikel 26 lid 4 van de OLW slagen.
7.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
9.Artikelen 6 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
unlawful. Dit is een schendig van artikel 5 EVRM en daarom dient de overlevering te worden geweigerd. Subsidiair verzoekt de raadsman in dit kader een prejudiciële vraag te stellen. Tevens is sprake van schending van artikel 13 EVRM, omdat er geen
effective remedyopenstaat tegen de voorlopige hechtenis op basis van de onmiddellijke aanhouding in het vonnis van de Belgische rechtbank dat ten grondslag ligt aan het EAB. Ook voldoet de voorlopige hechtenis niet aan de eisen die de Belgische wet hieraan stelt. Subsidiair verzoekt de raadsman hierover een prejudiciële vraag te stellen.
Belgischeprocedure moeten worden aangevoerd. Het Kaderbesluit en de OLW bieden geen ruimte voor de rechtbank om dit te toetsen in het kader van de overleveringsprocedure. Er is dus geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen hierover, aldus de officier van justitie.
10.Detentieomstandigheden; medische behandeling
11.Oneigenlijk gebruik van het EAB
12.Slotsom
13.Toepasselijke wetsbepalingen
14.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.