4.99.Het verweer van Tradman NL komt erop neer dat niet duidelijk is van wie de aantekeningen waarop de Belastingdienst zich beroept, afkomstig zijn en wanneer deze zijn geschreven.
Het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.100. Ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren dat verweer. Zij voegen daaraan toe dat de Belastingdienst het volgende deel van de meergenoemde aantekeningen niet heeft geciteerd:
f 500.000 in aangifte ‘98
19-11 vragen fiscus
23-11 antwoord kort (factuur gestuurd)
30/4
Boekjaar ??? laatste maand voor boekjaar brief schrijven
Wellicht 500.000 jaar te vroeg genomen
NAW aandeelhouders in KvK via [gedaagde 2] laten wijzigen.
De functie die de Belastingdienst het document toedicht, staat allerminst vast. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] willen daarnaar verder niet gissen. Zij bestrijden echter dat zij met de gebroeders [naam broers] hebben samengespannen. Zij bestrijden ook de stellingen van de Belastingdienst met betrekking tot het UBO-schap van [naam broer 1] in 1998, het stromanschap van [naam 5] , het leeghalen van Hazersharen en de
professional fee.
Beoordeling van de kwestie-Hazersharen
4.101. De rechtbank verwijst in dit verband allereerst naar hetgeen is overwogen in 4.63 tot en met 4.69.
Aansprakelijkheid van Tradman NL
4.102. Vooropgesteld wordt dat zich in de vennootschappelijke structuur van Hazersharen en in haar vermogen sedert eind 1998 een aantal mutaties heeft voorgedaan. Tradman NL is daarbij in verschillende hoedanigheden actief betrokken geweest. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de Belastingdienst bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst met medeweten van Tradman NL is misleid doordat hij in de waan is gebracht dat Hazersharen daadwerkelijk een
professional feeaan [naam vennootschap 2] verschuldigd was en, in het verlengde daarvan, of
Hazersharen meer vennootschapsbelasting verschuldigd was dan de Belastingdienst - afgaande op de aan hem gedane mededelingen en toegezonden stukken - bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst dacht. De door de Belastingdienst in het geding gebrachte handgeschreven aantekeningen laten – bij afwezigheid ook van een voldoende toegelicht en onderbouwd verweer van Tradman NL – geen andere conclusie toe dan dat Tradman NL zich, in overleg met de gebroeders [naam broers] , ervoor heeft geleend de Belastingdienst dienaangaande een onjuist althans onvolledig beeld voor te spiegelen. Als statutair (trust) bestuurder van Hazersharen speelde Tradman NL in deze onjuiste of onvolledige voorstelling van zaken een wezenlijke rol. Zij was de spreekbuis van Hazersharen jegens de Belastingdienst. In die hoedanigheid diende zij de Belastingdienst juist en volledig te informeren, zeker nadat deze meer dan eens expliciet op de
professional feewas teruggekomen en nadat door [naam broers] (namens [naam vennootschap 2] ) en [gedaagde 2] (namens Tradman NL) was afgestemd op welke wijze over de opgevoerde
feemoest worden gecorrespondeerd teneinde de Belastingdienst alsnog te overtuigen van het zakelijk verantwoorde karakter daarvan. Tradman NL wist bovendien op dat moment dat [naam broers] zowel belanghebbende was bij Hazersharen als bij [naam vennootschap 2] . Tradman NL is aldus de gebroeders [naam broers] en de aan hen gelieerde vennootschappen behulpzaam geweest bij de misleiding van de Belastingdienst, in het bijzonder waar het ging om de frauduleuze onderbouwing van het zakelijke karakter van de
professional fee. Het is niet goed denkbaar en overigens ook niet aangevoerd dat de gevolgen daarvan voor de aanspraken van de Belastingdienst Tradman NL niet duidelijk waren. Tradman NL heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens de Belastingdienst.
Aansprakelijkheid van [gedaagde 2]
4.103. [ [gedaagde 2] was destijds bij Tradman NL relatiebeheerder van de gebroeders [naam broers] . Hij was bovendien oprichter van Tradman NL en vanaf 23 augustus 2001 ook bestuurder; daarnaast is hij persoonlijk betrokken geweest bij de voorbereiding en uitvoering van de strategie van de gebroeders [naam broers] . [gedaagde 2] heeft de correspondentie met [naam vennootschap 2] en met de Belastingdienst gevoerd. De portée daarvan was hem duidelijk, althans moet hem duidelijk zijn geweest. Daaruit volgt dat [gedaagde 2] opzettelijk integriteitsnormen heeft geschonden, zodat hem persoonlijk een ernstig verwijt treft van de in
4.102 besloten normschending.
Aansprakelijkheid van [gedaagde 1]
4.104. Met betrekking tot [gedaagde 1] is niet komen vast te staan dat hij handelingen heeft verricht die de belastingontduiking via Hazersharen mogelijk maakten. Vanaf 2 december 1998 was [gedaagde 1] echter via Tradman NL ook (indirect) bestuurder van Hazersharen. Daarnaast was hij oprichter en destijds ook statutair bestuurder van Tradman NL. Krachtens het bepaalde in artikel 2:11 BW rust de aansprakelijkheid van een rechtspersoon (Tradman NL) als bestuurder van een andere rechtspersoon (Hazersharen) tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon, daarvan bestuurder was. [gedaagde 1] was bestuurder van Tradman NL gedurende de periode 1998 tot en met 2003, waarin de benadeling van de Belastingdienst via Hazersharen plaatsvond. Bovendien was hij door zijn hiervoor beschreven betrokkenheid bij Roodhold op de hoogte van de belastingontduiking door de gebroeders [naam broers] en de aan hen gelieerde vennootschappen. Om die redenen is de rechtbank van oordeel dat ook [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de Belastingdienst en dat hij voor hem geldende integriteitsregels heeft geschonden, zodat hem persoonlijk een ernstig verwijt treft van de vorenbedoelde normschending.
In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.105. De onderdelen (iii) en (v) van het gevorderde liggen voor toewijzing gereed in dier voege dat voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld door onrechtmatige handel in en misbruik van kasgeldvennootschappen, waarbij zij als bestuurder en/of medewerker van Tradman NL de op hen rustende integriteitsnormen hebben geschonden. Voorts zal voor recht worden verklaard dat zij hoofdelijk (zie artikel 6:102 lid 1 BW) aansprakelijk zijn voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft geleden en nog zal lijden. Omdat de mogelijkheid dat daardoor schade is geleden, aannemelijk is, zal de zaak in zoverre worden verwezen naar de schadestaat.
In de zaak Belastingdienst / Tradman NL
4.106. De onderdelen (iii) en (v) van het gevorderde liggen voor toewijzing gereed in dier voege dat voor recht zal worden verklaard dat Tradman NL onrechtmatig jegens de Belastingdienst heeft gehandeld door onrechtmatige handel in en misbruik van kasgeldvennootschappen, waarbij zij als trustkantoor de op haar rustende integriteitsnormen heeft geschonden. Voorts zal voor recht worden verklaard dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Aan het zicht onttrokken vennootschappen
4.107. Aan onderdeel (iv) van zijn vordering legt de Belastingdienst ten grondslag dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld, kort gezegd omdat zij hebben bewerkstelligd dat de buitenlandse, maar in Nederland belastingplichtige, vennootschappen Marsannay en Kooilust/Fenchurch aan het zicht van de Belastingdienst onttrokken zijn. Als gevolg daarvan heeft de Belastingdienst niet (tijdig) aanslagen kunnen opleggen en alsnog opgelegde aanslagen niet kunnen innen of verhalen.
In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.108. Ook ten aanzien van dit onderdeel van de vordering begrijpt de rechtbank dat voor “Tradman FS” en “Tradman IP” gelezen dient te worden “Tradman NL”. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen is overwogen in 4.49.
4.109. Het verwijt dat de Belastingdienst aan Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] maakt komt in wezen erop neer dat Marsannay en Kooilust/Fenchurch als door [naam broer 1] gecontroleerde vennootschappen, hoewel formeel in het buitenland gevestigd, feitelijk vanuit Nederland actief waren en daardoor in Nederland belastingplichtig waren. Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben het bestaan van Marsannay en Kooilust/Fenchurch echter voor de Belastingdienst verborgen gehouden, waardoor niet of pas veel later dan had behoren te geschieden, aanslagen vennootschapsbelasting konden worden opgelegd, aldus de Belastingdienst.
4.110. Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten primair dat Marsannay en Kooilust/Fenchurch in Nederland belastingplichtig waren en subsidiair dat zij dat wisten en dat zij bewust eraan hebben meegewerkt de vennootschappen aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken.
4.111. Het is op de voet van artikel 150 Rv aan de Belastingdienst feiten en omstandigheden te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat Marsannay en Kooilust/Fenchurch in Nederland belastingplichtig waren.
4.112. Aan Marsannay is d.d. 31 december 2008 een navorderingsaanslag over 1996 opgelegd die voor zover van belang inhoudt:
Bedrag van de aanslag
ƒ
7.002.000
Vergrijpboete
bij
ƒ
550.927
In rekening gebrachte heffingsrente
bij
ƒ
3.108.197
ƒ
10.664.124
Te betalen
€
4.837.807
De aanslag is na bezwaar en beroep in stand gebleven.
De (belastingkamer van de) rechtbank heeft in het kader van het beroep tegen deze aanslag de belastingplicht aangenomen in verband met de omstandigheid dat [naam broer 1] vanuit Nederland de feitelijke leiding over de vennootschap had.
4.113. Aan Kooilust/Fenchurch is, gedagtekend 31 maart 2015, een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2004 die voor zover van belang inhoudt:
Bedrag van de aanslag
€
1.920.402
In rekening gebrachte heffingsrente
bij
€
809.129
Te betalen
€
2.729.531
Het tegen de aanslag door de gebroeders [naam broers] opgeworpen bezwaar is niet- ontvankelijk geoordeeld.
4.114. Naar aanleiding van die onherroepelijke aanslagen voor de vennootschapsbelasting staat ook in deze procedure behoudens voldoende onderbouwd verweer van de zijde van Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vast dat Marsannay en Kooilust/Fenchurch in Nederland belastingplichtig waren. Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben slechts in algemene termen betwist dat de vennootschappen in Nederland belastingplichtig waren c.q. gesteld dat de omstandigheid dat de vennootschappen in de desbetreffende belastingjaren in Nederland belastingplichtig waren, nog niet inhoudt of meebrengt dat zij dat ook in andere jaren waren. Dat kan in het licht van de in de belastingprocedure vastgestelde feiten niet als een voldoende onderbouwd verweer worden aangemerkt. Dit verweer wordt daarom verworpen.
4.115. De vraag of Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betrokken zijn geweest bij Marsannay en Kooilust/Fenchurch op een zodanige wijze dat ook aan hen kan worden verweten dat Marsannay en Kooilust/Fenchurch aan het zicht van de Belastingdienst zijn onttrokken, zal hierna voor elk van die vennootschappen afzonderlijk worden onderzocht.
4.116. Marsannay (is of) was een door Benelux Trust, een relatie van Tradman NL, op 17 november 1995 opgerichte vennootschap. Bij de oprichting waren [gedaagde 1] , Tradman NL- dochter European Trust Services (Luxembourg) S.à.r.L. (ETSL) en de heer [naam 6] van Benelux Trust, bestuurders.
Op 2 mei 1996 heeft Benelux Trust aan [gedaagde 1] bericht dat Marsannay “op de plank [ligt] voor “Dell’ Ava” en eind februari 1997 heeft [gedaagde 2] aan [naam broer 1] bericht dat Marsannay als “blijvend houdster” voor hem was gereserveerd.
In 2004 zijn de aandelen in Marsannay overgedragen aan [naam 7] . (hierna: [naam 7] ). De aandelen in laatstgenoemde vennootschap waren eveneens in handen van [naam broer 1] . Bij notariële akte van 21 september 2004 is Marsannay ontbonden en vereffend. Daarbij trad [naam 7] op als vereffenaar. De toenmalige statutair bestuurder van Marsannay, [naam bestuurder] , trad daarbij blijkens genoemde akte op namens [naam 7] . Laatstgenoemde vennootschap is op haar beurt geliquideerd op 8 december 2004.
Ter gelegenheid van de liquidatie van Marsannay heeft [naam broer 1] een verklaring afgegeven dat hij de beneficial owner (UBO) was van Marsannay.
4.117. Reeds op 30 juli 1996 (dat wil nog zeggen vóórdat [gedaagde 2] aan [naam broers] had gemeld dat Marsannay voor hem als “blijvend houdster” was gereserveerd) heeft Marsannay een optieovereenkomst gesloten met de Belgische vennootschap N.V. Renting Car (hierna: Renting Car) ter zake de aankoop van onroerende zaken. Uit die overeenkomst blijkt dat Marsannay een optie heeft op de koop van bepaalde registergoederen en dat zij op haar beurt die optie doorverkoopt aan Renting Car tegen betaling van ƒ 10.000.000,00 (in de overeenkomst aangeduid als de uitoefenprijs). Marsannay heeft de optie verkregen van [naam broer 1] , zoals blijkt uit een bij [naam broer 1] aangetroffen memo dat, voor zover van belang, inhoudt:
THINGS TO DO TODAY
[…]
1a [naam broer 1] levert optie aan Marsannay Holding S.A. […]
3 Optie doorgezet naar Ren. […].
4.118. In de jaarrekening van Marsannay over 1996 is een uitstaande lening vermeld van LUF 1.250.000,00 n Seceurimmo Invest N.V. (een vennootschap onder controle van [naam broers] ). Een notitie van [naam bestuurder] van 6 mei 2004 aan Amicorp met als onderwerp:
Marsannay Holding SA -completion Annual Accounts, houdt hierover voor zover van belang in:
Following my meeting with [naam broer 2] we can now complete the Annual Reports for the years 1997 to 2003. As you are aware LUF 1,250,000 has been withdrawn from the account and we did not have any justification for this. Please be informed [naam broer 2] confirmed that this amount was withdrawn and has been lend on to Seceurimmo Invest N.V. […] Unfortunately no loan agreement was made. This amount must therefore be booked as ‘Loan’ as from the date of its withdrawal.
[…]
4.119. In de woning van [naam broers] is een notitie aangetroffen met betrekking tot Belgische vennootschappen waarin onder meer is vermeld:
Een notitie van de Belgische belastingdienst aan de Belastingdienst houdt onder meer in dat - blijkens een door die dienst ingesteld onderzoek - de Belgische vennootschappen:
4.120. Op 4 maart 1997 is in het handelsregister te Luxemburg ingeschreven dat per 3 mei 1996 [gedaagde 1] en ETSL zijn afgetreden als bestuurders van Marsannay en in hun plaats zijn benoemd [naam 8] en [naam 9] .
4.121. De door Tradman NL en anderen ten behoeve van Marsannay uitgevoerde werkzaamheden zijn via vennootschappen van Tradman NL gefactureerd. Dat wil zeggen dat de facturen voor Marsannay werden verzonden aan Tradman NL of een door Tradman NL beheerste entiteit, terwijl vervolgens de vennootschap aan wie de factuur was verzonden, al dan niet met een kleine opslag, de kosten doorfactureerde aan een van de vennootschappen van [naam broers] ( [naam vennootschap 2] of [naam 1] ). Op die facturen was de naam van Marsannay niet vermeld, terwijl deze namens Vechtmond I werden verstuurd door [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] . Door partijen wordt deze handelwijze aangeduid als back-to-back facturering.
In de door de Belastingdienst op de Image aangetroffen administratie zijn over de periode 1997 tot en met 2000 dergelijke back-to-backfacturen aangetroffen.
De methodiek wordt bevestigd in een e-mail van [naam bestuurder] van 13 augustus 2003 waarin deze aan [gedaagde 2] schrijft:
[…]
Please be informed that I have met [naam broer 2] last week in Den Bosch and discussed the pending matters concerning captioned company. He informed us to use the invoicing route that has been used in the past, i.e. Amicorp Luxembourg SA issues invoice to Amicorp Netherlands BV, Amicorp Netherlands BV issues an invoice to the operational company of [naam broer 2] (I assume you know which company is used).
[…].
4.122. Uit het samenstel van feiten kan worden afgeleid dat Tradman NL [naam broer 1] heeft voorzien van de in naam buitenlandse vennootschap Marsannay. Nog voordat die vennootschap in 1997 formeel aan [naam broers] werd overgedragen - terwijl op dat moment [gedaagde 1] en ETSL bestuurders daarvan waren - werden in die vennootschap reeds activiteiten ten behoeve van (vennootschappen van) [naam broers] ondernomen. Zo was reeds in 1996 de optieovereenkomst met Renting Car gesloten, was de onttrekking van actief in de boeken opgenomen als lening aan Secceurimmo en waren de aandelen Donck & Bosch (zie 4.119) verkocht.
Het kan niet anders dan dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich er van bewust waren dat er activiteiten in Marsannay plaatsvonden, nu uit de aangetroffen aantekeningen van hun bemoeienis met verschillende van die activiteiten blijkt. Zij moeten zich ook gerealiseerd hebben dat aan die activiteiten van Marsannay door [naam broer 1] feitelijk leiding werd gegeven. [naam bestuurder] en [gedaagde 2] hebben in 2002 over Marsannay gecorrespondeerd .
Zo schrijft [naam bestuurder] bij e-mail van 28 mei 2002 met als onderwerp: “Marsannay Holdings SA” voor zover van belang aan [gedaagde 2] :
“ [gedaagde 2] , Nog nieuws…”
Waarop [gedaagde 2] antwoordt bij e-mail van 30 mei 2002:
“Mij is verteld dat de stukken uiterlijk volgende week bij jou zullen zijn […]”
Naar aanleiding daarvan schrijft [gedaagde 2] op 31 mei 2002 aan onder andere [naam broer 2] :
“de stukken voor Luxemburg dienen
vandaagper koerier te worden verstuurd aan: Amicorp Luxemburg […]”
Op 12 augustus 2002 schrijft [naam bestuurder] aan [gedaagde 2] per e-mail met als onderwerp Marsannay Holdings SA, voor zover van belang:
“We would be most grateful if you could contact the UBO and have sufficient cash transferred to settle our invoices and to cover the debit balance. […]”
Uit die e-mailcorrespondentie uit het jaar 2002 van [naam bestuurder] met [gedaagde 2] blijkt derhalve dat [naam bestuurder] voor de gegevens van Marsannay aan [gedaagde 2] verzoekt om daarover met [naam broers] contact op te nemen en dat [gedaagde 2] dat ook doet.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben nagelaten te controleren of Marsannay wel op de juiste wijze van haar activiteiten ten overstaan van de Belastingdienst verantwoording aflegde.
Integendeel, door mee te werken aan de back-to-backfacturering hebben zij er toe bijgedragen dat de betrokkenheid van [naam broers] bij Marsannay verhuld bleef.
4.123. Juist is weliswaar dat het op zichzelf niet onrechtmatig is om mee te werken aan herfacturering. Daarvoor kunnen legitieme (ook fiscale) redenen zijn. Dergelijke legitieme redenen zijn door Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] echter niet aangevoerd, terwijl het wel op hun weg lag specifiek toe te lichten waarom in het onderhavige geval de voor de werkzaamheden ten behoeve van Marsannay uitgeschreven facturen moesten worden geherfactureerd.
4.124. De conclusie is dat die herfacturering geen ander doel diende dan om Marsannay aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken en dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daaraan bewust, en daarom onrechtmatig en persoonlijk ernstig verwijtbaar, hebben meegewerkt. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet wisten dat de herfacturering diende om Marsannay uit het zicht van de Belastingdienst te houden hebben Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de hiervoor onder 4.63 tot en met 4.69 geformuleerde normen geschonden, door na te laten bij [naam broers] te informeren naar de reden voor de herfacturering.
Het gevolg van dat onrechtmatig handelen is geweest dat de Belastingdienst eerst in een zo laat stadium van het bestaan en de belastingplichtigheid van Marsannay op de hoogte is geraakt dat hij niet meer tijdig aanslagen heeft kunnen opleggen en dat hij op Marsannay geen verhaal meer heeft kunnen nemen met betrekking tot nog wel tijdig opgelegde aanslagen.
De Belastingdienst heeft als gevolg daarvan schade geleden.
4.125. Kooilust/Fenchurch werd blijkens een aangetroffen faxbericht van 14 november 2003 van (de secretaresse van) [gedaagde 2] op verzoek van [naam broer 1] in Groot-Britannië opgericht door (de rechtsvoorganger van) Tradman NL, met inschakeling van Amicorp UK.
4.126. De Belastingdienst stelt dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich van dienstverlening aan [naam broers] ten behoeve van Kooilust/Fenchurch hadden dienen te onthouden. Hij stelt dat de betrokkenheid van Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] erop gericht was Kooilust/Fenchurch aan het oog van de Belastingdienst te onttrekken.
4.127. Als eerste voorbeeld daarvan wijst de Belastingdienst op de omstandigheid dat Tradman NL behulpzaam is geweest bij het wijzigen van de naam van Kooilust in Fenchurch, na het faillissement van Kooilust Investment B.V. Anders dan de Belastingdienst acht de rechtbank deze naamswijziging niet zonder meer een aanwijzing dat beoogd is Kooilust/Fenchurch aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken. Veeleer lijkt het erop dat beoogd werd de associatie met een gelijknamige failliete vennootschap te vermijden.
4.128. Als tweede voorbeeld wijst de Belastingdienst op correspondentie waaruit blijkt dat Amicorp UK aan Tradman NL vraagt om gegevens om de jaarrekening van Kooilust/Fenchurch te kunnen opstellen. Ook die enkele omstandigheid wijst er niet op dat Kooilust/Fenchurch aan het oog van de Belastingdienst moest worden onttrokken. Daaruit kan niet meer worden afgeleid dan dat Tradman NL kennelijk de contactpersoon was tussen Amicorp UK en [naam broers] .
4.129. Daarnaast heeft de Belastingdienst aangevoerd dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , gezien de reputatie van [naam broers] , de dienstverlening hadden moeten staken.
Dat de reputatie van [naam broers] dubieus was is aan Tradman NL relatief kort voor de oprichting van Kooilust/Fenchurch nog eens duidelijk gemaakt doordat [naam 8] van Benelux Trust op 16 juli 2003 een (link naar een) artikel uit Quote [gedaagde 2] stuurde aan [gedaagde 2] . Het artikel werpt vragen op over de integriteit van [naam broers] en [naam 8] schrijft in zijn begeleidende e-mail:
Interessant artikel. Hebben jullie onlangs jullie know your client procedures nog tegen het licht gehouden?
Uit hetgeen hiervoor over Marsannay is geoordeeld kan worden afgeleid dat Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ervan op de hoogte waren dat [naam broers] er geen been in zag formeel buitenlandse vennootschappen die in Nederland belastingplichtig waren aan het oog van de Belastingdienst te onttrekken. Zij moesten er in die omstandigheden ernstig rekening mee houden dat ook Kooilust/Fenchurch bestemd was om door haar ontplooide activiteiten, waarvoor een Nederlandse belastingplicht gold, buiten het zicht van de Belastingdienst te houden. Dat had voor hen aanleiding moeten zijn om ofwel de dienstverlening met betrekking tot buitenlandse vennootschappen aan [naam broers] te weigeren c.q. te staken, dan wel in ieder geval bij [naam broers] kritisch te informeren naar de achtergrond van de oprichting en exploitatie van Kooilust/Fenchurch. Nu zij dat hebben nagelaten hebben zij hun zorgplicht als omschreven in 4.63 tot en met 4.69 geschonden. Dit is hun persoonlijk ernstig verwijtbaar.
Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn als gevolg daarvan hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de Belastingdienst heeft geleden doordat de Belastingdienst niet tijdig op de hoogte is geraakt van het bestaan en de belastingplichtigheid van Kooilust/Fenchurch. Als gevolg daarvan heeft de Belastingdienst immers niet tijdig aanslagen kunnen opleggen of nog wel tijdig opgelegde aanslagen niet meer kunnen invorderen.
In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.130. De onderdelen (iv) en (v) van het gevorderde liggen voor toewijzing gereed in dier voege dat voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld door het onttrekken van buitenlandse vennootschappen aan het zicht van de Belastingdienst, waarbij zij als bestuurder en/of medewerker van Tradman NL de voor hen geldende integriteitsnormen in hun persoonlijk ernstig verwijtbare mate hebben geschonden, en voorts voor recht zal worden verklaard dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
In de zaak Belastingdienst / Tradman NL
4.131. De onderdelen (iv) en (v) van het gevorderde liggen voor toewijzing gereed in dier voege dat voor recht zal worden verklaard dat Tradman NL onrechtmatig jegens de Belastingdienst heeft gehandeld door het onttrekken van buitenlandse vennootschappen aan het zicht van de Belastingdienst, waarbij zij als trustkantoor de voor haar geldende integriteitsnormen heeft geschonden en voorts voor recht zal worden verklaard dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die de Belastingdienst als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.132. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de Belastingdienst jegens Tradman FS, Tradman IP en TMF (3.1 (i) en (ii)) zullen worden afgewezen met veroordeling van de Belastingdienst in de proceskosten van deze gedaagden. Deze kosten worden begroot op nihil.
In de zaak Belastingdienst / Tradman NL
4.133. De vorderingen jegens Tradman NL betreffende de schending van de fiscale informatie- en bewaarplicht (3.2 (i) en (ii)) zijn evenmin toewijsbaar.
4.134. De overige vorderingen jegens Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (3.1 onder
(iii) tot en met (v) en 3.2 onder (iii) tot en met (v)) zijn wel toewijsbaar op de hiervoor weergegeven wijze. Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen in de proceskosten aan de zijde van de Belastingdienst worden veroordeeld. Die kosten zullen wat het salaris advocaat en de getuigentaxe betreft worden begroot als betrof het één zaak. Daartoe wordt overwogen dat de processtukken in beide zaken inhoudelijk gelijk zijn en dat de comparitie in beide zaken tegelijk is gehouden. Tradman NL, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen ook worden veroordeeld in de kosten van het voorlopig getuigenverhoor (inclusief taxe [naam broer 2] ) nu dat heeft meegewogen voor de beslissing. Het aldus begrote salaris advocaat en de getuigentaxe zullen gelijkelijk over beide zaken worden verdeeld.
In de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.135. De aan de zijde van de Belastingdienst gevallen proceskosten worden begroot op:
Dagvaarding [gedaagde 1]
EUR 94,19
Dagvaarding [gedaagde 2]
EUR 94,19
Griffierecht
EUR 331,50
(44,00 + (575,00:2))
Salaris advocaat
EUR 1.808,00
((8 punten tarief II × 452,00):2)
Getuigentaxe
EUR 10,00
(20:2)
In de zaak Belastingdienst / Tradman NL
4.136. De aan de zijde van de Belastingdienst gevallen proceskosten worden begroot op:
Dagvaarding
EUR 94,08
Griffierecht
EUR 331,50
(44,00 + (575,00:2))
Salaris
EUR 1.808,00
((8 punten tarief II × 452,00):2)
Getuigentaxe
EUR 10,00
(20:2)
In het vrijwaringsincident in de zaak Belastingdienst / Tradman FS, Tradman IP, TMF, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
4.137. De rechtbank dient nog te beslissen over de kosten van het door Tradman FS, Tradman IP en TMF geopende vrijwaringsincident. In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gezien om de kosten van het incident te compenseren zoals hierna in het dictum zal worden vermeld.