Op 7 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De opgeëiste persoon wordt verdacht van betrokkenheid bij een schietpartij in Spa, waarbij een Belgische agent om het leven is gekomen. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie, behandeld. De vordering was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 augustus 2018 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik-Afdeling Verviers was uitgevaardigd.
Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij de strafbare feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet en dat de informatie over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende is.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België overwogen, maar heeft geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is voor een onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. Het schorsingsverzoek van de raadsman is afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die schorsing rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.