4.3.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II van de volgende feiten en omstandigheden uit.
In de periode van 22 april 2017 tot en met 31 mei 2017 reed [verdachte] 15 keer door of in de omgeving van de [adres 1] te [plaats] . Dit was op 22 april, 29 april, twee keer op 20 mei, twee keer op 21 mei, twee keer op 22 mei, 23 mei, twee keer op 27 mei, 29 mei, twee keer op 30 mei en op 31 mei 2017.
Op het adres [adres 1] stond [benadeelde partij ] ingeschreven. Deze straat bevindt zich in de [plaats] .
Op 21 april 2017reden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 11] in de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] (hierna: de Polo) van medeverdachte [medeverdachte 1] , de vriendin van [verdachte] . Zij voerden het volgende gesprek:
[verdachte] : We gaan niet parkeren waar we die brommer gezet hebben snap je. Mogen niet lang met die waggi. Lopen wij gewoon binnendoor toch. Morgen gaan we die…busje gaan we daar zetten, ja toch? We gaan bij deze man niet in die parking lopen waar we die dingen gaan rijden toch?
[medeverdachte 2] : Ja, gaat niet open.
[verdachte] : Gaan we gewoon via die achterkant. Snap je? Rustig.
[medeverdachte 2] : Ze gaan weten dat jullie naar dingen gaan, muziekwijk. Die politiebureau ze gaan daar helemaal uitkammen. Helemaal uitkammen. Daar gaan ze helemaal uitkammen. Literatuurwijk komen alle politie ntv. Dus jullie moeten echt scherp zijn wanneer je dingen gaat zetten. Ntv. Ze gaan hem sowieso vinden. Dat weet ik 100%. In principe gaan ze sowieso vinden 100%.
[verdachte] : Als die bakkie open kon, bakkie? We gaan gewoon erin.
[medeverdachte 2] : Goed schoonmaken, ntv uitladen, ntv bewust met blote handen. Je gaat niet overal kunnen schoonmaken.
[verdachte] : Je kan geluk hebben dat er geen dinge… motorman daar is. ntv. Je kan ook ongeluk hebben dat…
[medeverdachte 2] : Het is vrijdag toch. Die skotoe, Grote Markt toch? Moeten ze een melding krijgen toch? Gaan ze van Grote Markt naar Muziekwijk, misschien, nog niet eens een minuut snap je?
[medeverdachte 2] : Motro ntv sowieso richting stad rijden. Hoe je ook het ook draait of keert. Je kunt ook naar Almere Poort gaan snap je? Sowieso moet je.
Op 22 april 2017rond 01.07 uur reden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 11] in de Polo in de omgeving van de [adres 1] . Zij voerden het volgende gesprek:
[verdachte] : Zet de waggie daar op diezelfde plek van die man, ja! Je gaat meteen moeten/loesoe toch? Ja man dan gaan we die man zijn waggie neerzetten ntv… of gaat ie nog weg gaan, denk het niet.
[naam 11] : Sowieso als hij uit zou gaan zou hij sowieso allang al de deur uit zijn. Als hij uit zou gaan dan gaat hij toch niet om half twee uit!
[verdachte] : het kan man.
[…]
[verdachte] : Morgenochtend toch? Die bak… open maken toch?
[medeverdachte 2] : Kunnen we nu toch proberen?
[verdachte] : Gaan we doen ja. We gaan timeren (wachten) in dat ding, morgen. Die bak toch van die ding gaan we timeren tot hij naar buiten komt toch!
[verdachte] : Die man zegt tegen me, dat jij weet hoe je dat open moet doen. Met een schroevendraaier. Die bak.
[naam 11] : welke bak? Van die…
[verdachte] : Caddy ja.
Op 22 april 2017rond 22.00 uur reden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 11] in de Polo in de Muziekwijk in Almere en zei [verdachte] op het moment dat zij bij een tankstation zonder camera’s aankwamen: “
Je moet verder nadenken toch. Stel ze hebben kenteken gezien van verdachte. Oke ze hebben geen gezichten gezien maar gewoon snap je. Maar ze gaan kijken ntv oh dus ik moet tanken ooh. Deze twee lijken op die schutter. Ze hebben geen camera’s hier”.
Op 25 april 2017om 00.28 uur waren [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 11] in de Muziekwijk in Almere. Daar voerden zij het volgende gesprek:
[naam 11] : Ik zei tegen hem over die busje, je weet toch. Gaat niet je weet toch om in die busje te gaan timeren, ik zeg maar dat gaat niet man. Ik zeg tegen hem die ding heeft volgens mij storing ofzo man. Ik zeg tegen hem van de vorige keer we hebben geen lichte aangelaten weet je toch. Ik zeg tegen hem die ding is gewoon ehh die busje is gewoon paranoia broer.
[medeverdachte 2] : Als je die sleutel uit het contact haalt en.. hoor je… ieeee irritant geluid.
[…]
[naam 11] : kentekenplaten pakken. En op internet kijken APK. Broer zeg tegen die gasten, brother, voordat ze überhaupt een kaulo sleutel kopiëren moeten ze eerst kijken naar de APK.
Op 25 april 2017vond een observatie plaats rondom een gestolen Volkwagen Caddy met kenteken [kenteken] (hierna
:de Volkswagen Caddy). Om 20.02 uur voerden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 11] rijdend in de Polo naar de Volkswagen Caddy toe het volgende gesprek:
[naam 11] : we kunnen die busje daar weer gaan zetten maar ik zeg tegen hem stel je voor hij gaat niet aan voor die deur
[verdachte] : […] ok ok jullie komen naar me toe, even kijken of hij start. Als hij niet start…
[naam 11] : Ja ja het is wel heet je weet toch. Stel je voor hij kijkt of iemand ziet je of wat dan ook… ja dan kan je ook… een hele kale busje hij ziet die busje en daaro belt ie en dan. Eh broer ik zeg je eerlijk he als we in die busje zitten broer ik zeg eerlijk ik heb trauma’s van die gannoes bij ons te halen ze.. gewoon heel dicht bij ons in die busje
[…]
[medeverdachte 2] : Die actie…ntv…toch? Of busje gelijk branden …ntv
[naam 11] : Busje gelijk branden is eigenlijk optimaal
[medeverdachte 2] : Ok, als we gelijk kunnen branden gaan we niet met die benzine in de auto rijden, we gaan….
[…]
[medeverdachte 2] : we gaan het wegzetten waar we het gaan branden
[…]
[verdachte] : Hm hm. Ja tuurlijk….
Om 20.16 uur werd vervolgens gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de Polo van [medeverdachte 1] parkeerden in de Altvioolstraat. [verdachte] , [naam 11] en [medeverdachte 2] stapten uit. [naam 11] liep naar de Volkswagen Caddy, stapte in als bestuurder en reed met [medeverdachte 2] weg. [naam 11] parkeerde de Volkswagen Caddy op een parkeerplaats. [naam 11] en [medeverdachte 2] stapten uit en verrichtten handelingen aan de achterzijde van de Volkswagen Caddy ter hoogte van de kentekenplaat. [verdachte] liep ook naar de Volkswagen Caddy, keek ernaar en liep vervolgens weer weg. [medeverdachte 2] stapte vervolgens weer in en parkeerde de Volkswagen Caddy in de Altvioolstraat. [verdachte] en [naam 11] liepen vervolgens weg. [verdachte] en [naam 11] kwamen [medeverdachte 2] vervolgens lopend weer tegen, waarna zij weer samen verder liepen.
Op 29 april 2017reden [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Polo vanaf de [adres 2] , waar [medeverdachte 1] woont, naar het zuiden van het land. De Polo maakte om 15.29 uur een rondje door de [adres 1] .
In de nacht van 13 op 14 mei 2017 reden [verdachte] , [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 1] vanuit Almere naar Amsterdam-Noord. Op de Achtersteven werd de Polo geparkeerd. Vervolgens was te horen dat de portieren open en dicht gingen. Nadat de Polo korte tijd geparkeerd had gestaan reed deze terug naar Almere. [medeverdachte 1] zat nu alleen in de auto. In een telefoongesprek dat zij vervolgens voerde, vertelde zij dat zij [verdachte] en [medeverdachte 2] had afgezet om een andere auto te halen.
Op 15 mei 2017werd [medeverdachte 2] door de politie aangetroffen in een gestolen BMW met vervalste kentekenplaten met kenteken [kenteken] . Tijdens zijn aanhouding belde hij naar de telefoon van [medeverdachte 1] en kreeg hij [verdachte] te spreken, die hem adviseerde om weg te rennen.
Op 20 mei 2017reden [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Polo. De Polo reed om 22.28 uur door de [adres 1] . Hierna reed de Polo door naar Amsterdam.
Nadat [medeverdachte 1] en [verdachte] kort in Amsterdam waren geweest reed de Polo weer terug naar Almere. Weer reed de Polo de Literatuurwijk in. Nu zette [medeverdachte 1] [verdachte] af in de Cees Buddinghstraat, een straat die grenst aan de [adres 1] en reed alleen naar huis. Vlak voordat [medeverdachte 1] [verdachte] afzette in de Cees Buddinghstraat voerden zij het volgende gesprek:
[medeverdachte 1]:
Moet ik terug komen?
[verdachte]:
Ik ga je melden als het koud is toch. Als het niet koud is ga ik gewoon zitten.
Op 21 mei 2017om 01.18 uur haalde [medeverdachte 1] [verdachte] weer op in de omgeving van de [adres 1] .
Om 03.37 uur reden [medeverdachte 1] en [verdachte] nogmaals door de [adres 1] . Zij kwamen vanaf het centrum van Almere en reden via de [adres 1] naar de Augustusstraat. De [adres 1] ligt niet op de route van het centrum naar de Augustusstraat. Op het moment dat zij door de [adres 1] reden, vond het volgende gesprek plaats:
[verdachte]:
(scheldt uit)
[medeverdachte 1]:
Hij zet het ergens of hij heeft een andere auto
[verdachte]:
Nee dan weet ik het direct
Op 22 mei 2017reden [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Polo van Amsterdam naar Almere, waar zij om 20.57 uur door de [adres 1] reden. Rond 23.30 uur reden zij nogmaals naar de Literatuurwijk, naar de Jan Campertstraat, en stopten daar. Vlak voordat zij daar uit de Polo stapten, vond het volgende gesprek plaats:
[verdachte] : Rij binnendoor ntv kan rennen en die ding weggooien. Ik neem een klote fiets en dan ga ik mijn werk rustig doen.
[medeverdachte 1] : we moeten een snorfiets hebben.
[verdachte] : Ehe, weggooien of niet, in het water. Ik neem het geld voor drie mensen. Een 50.
Op 23 mei 2017om 19.45 uur zette [medeverdachte 1] [verdachte] weer af in de omgeving van de [adres 1] . [medeverdachte 1] reed alleen weer weg.
Om 21.34 uur pikte [medeverdachte 1] [verdachte] op de Herman Gorterweg weer op. De Herman Gorterweg is de toegangsweg naar de Literatuurwijk.
Op 27 mei 2017rond 01.31 uur reden [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Polo door de [adres 1] .
Op 27 mei 2017rond 23.25 uur reden [medeverdachte 1] , [verdachte] en een andere man weg vanaf Augustusstraat naar de Jan Camperstraat. Hier stapte [verdachte] uit de Polo. Om 23.42 uur stapte [verdachte] weer in de Polo en zij reden weer weg.
Op 29 mei 2017om 18.45 uur werd een gestolen BMW verplaatst van een parkeerplaats in Amsterdam-Noord naar de Prozastraat in Almere. Daar werd de BMW geparkeerd. Inmiddels was het voertuig voorzien van valse kentekenplaten met het kenteken [kenteken] . Om 23.00 uur reden [verdachte] en [medeverdachte 1] in de Polo naar de Borneostraat in Amsterdam om [medeverdachte 3] op te halen. Daarna reden ze naar de J.J. Slauerhoffstraat in Almere, waar [medeverdachte 3] en [verdachte] uitstapten en [medeverdachte 1] wegreed. Op schermafbeeldingen van een camera was te zien dat op
29 mei 2017tussen 23.31.11 uur en 23.31.13 uur twee personen, een negroïde en een blanke man, vanuit de steeg de [adres 1] inliepen. De blanke man werd herkend als [medeverdachte 3] . Om 23.34 uur stapten [medeverdachte 3] en [verdachte] in de BMW en verplaatsten deze naar de Jan Campertstraat. Om 23.42 uur bevonden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zich in de Polo die in de Herman Gorterweg geparkeerd stond. [verdachte] en [medeverdachte 1] brachten [medeverdachte 3] terug naar de Borneolaan.
Op 30 mei 2017om 20.46 uur zette [medeverdachte 1] [verdachte] af op de Hans Lodeizenstraat, vlakbij de [adres 1] . Daar stapte [verdachte] uit. Hij liep de [adres 1] in. Acht minuten later stapte hij de Polo in en reden [medeverdachte 1] en [verdachte] naar Amsterdam om [medeverdachte 3] op te halen. Tijdens deze rit zei [verdachte] “
Ik ga naar die tunnel toch, kan niet alles in de auto bespreken toch. Ik ga hem halen en praten”. Hierna stapte [verdachte] uit en sprak met [medeverdachte 3] buiten de auto.
[verdachte] zei vervolgens: “
We gaan in Almere buiten zitten, daar is een café toch en die tijd doorbrengen totdat het een beetje donker is”. [medeverdachte 3] en [verdachte] reden in de Polo naar het tankstation op de Dukdalfweg. Daar zei [medeverdachte 3] tegen [verdachte] : “
Hier pak handschoentje, ik ga je nog eentje geven wacht, hiero…nog eentje, dan is hier de flesje”. Na het tanken reden [verdachte] en [medeverdachte 3] terug naar de Augustusstraat. Bij het parkeren gaf [medeverdachte 3] aan dat [verdachte] het tasje moest meenemen.
Om 30 mei 2017om 23.58 uur werd de gestolen BMW door [medeverdachte 3] verplaatst naar de [adres 1] . Rond 01.42 uur, inmiddels op
31 mei 2017,kwam een persoon met de fiets via de J.J. Slauerhoffstraat door een steeg naar de woning op het adres [adres 1] [huisnummer] en is daar naar binnen gegaan. Enkele seconden later maakte de gestolen BMW een rondje door onder andere de [adres 1] en werd in die straat geparkeerd. Om 02.31 uur werd de gestolen BMW in de Meistraat, nabij de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] , geparkeerd.
Op 31 mei 2017omstreeks 19.22 uur werd de Volkswagen Polo van [benadeelde partij ] door de politie geparkeerd in de [adres 1] . Om 19.30 uur reden [medeverdachte 1] en [verdachte] door de [adres 1] . Toen de Polo van [verdachte] en [medeverdachte 1] door de [adres 1] reed, was te horen dat [verdachte] zei: “
Ma pang pang, hij staat in de rij”. Rond 21.20 uur reden zij naar de Borneolaan in Amsterdam en haalden [medeverdachte 3] daar weer op. [verdachte] belde [medeverdachte 2] en het volgende gesprek vond plaats:
[verdachte] : Dat ding waar we waren geweest bij dinge toch, je weet waar toch. Toen we gingen lopen toch. Ga voor me kijken noh, kijk even dan, ja toch.
[medeverdachte 2] : Wat zei je nog een keer.
[verdachte] : Je weet toen we met die kleine man ver gingen lopen toch, kijken of dat ding was toch.
[medeverdachte 2] : Die witte ding bedoel je toch?
[verdachte] : Ja toch, die kleine, net als die van mij toch.
[medeverdachte 2] : No spang geregeld.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] reden vervolgens naar Almere. Het volgende gesprek vond plaats:
[medeverdachte 3] : Wil je daar gaan kijken nog?
[verdachte] : Ja toch, gaan kijken als die waggie nog hetzelfde dinge is, plek
[medeverdachte 3] : ja, dan? Dan gaan we die andere appen. Het is te laat om nu nog te gaan timeren.
Via de omgeving van de [adres 1] reden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] naar de Augustusstraat. [medeverdachte 3] en [verdachte] gingen naar de gestolen BMW in de Meistraat en openden de kofferbak, waarna [verdachte] uit beeld liep. [medeverdachte 3] stapte in de BMW en parkeerde een aantal plaatsen verderop. Rond 03.05 uur brachten [medeverdachte 1] en [verdachte] [medeverdachte 3] in de Polo terug naar Amsterdam.
Op 1 juni 2017om 21.50 uur reden [verdachte] en [medeverdachte 1] naar Amsterdam, waar [medeverdachte 3] instapte. [medeverdachte 3] had een gele plastic tas bij zich. Vervolgens kwamen [verdachte] en [medeverdachte 3] aan bij de gestolen BMW. [medeverdachte 3] stapte aan de bestuurderszijde in. [verdachte] stapte 50 meter verderop in als passagier. De gestolen BMW reed de Literatuurwijk in, waar [medeverdachte 3] en [verdachte] werden aangehouden.
[verdachte] en [medeverdachte 3] waren tijdens de aanhouding beiden in het bezit van een encrypted BlackBerry telefoon waarvan de batterij was verwijderd. Zij hadden de batterijen wel bij zich. [medeverdachte 3] bleek twee lagen kleding over elkaar te dragen. De bovenste laag was donker van kleur en de laag eronder was licht van kleur. Ook droeg hij doorzichtige handschoenen en een muts.
[verdachte] bleek een vuurwapen bij zich te hebben voorzien van scherpe munitie. Ook had hij handschoenen binnen handbereik. Op het vuurwapen bleek DNA van [verdachte] en [medeverdachte 1] aanwezig te zijn op meerdere plaatsen op het wapen.
In de schuur van de woning aan de Augustusstraat werd tijdens de doorzoeking een plastic tasje gevonden met daarin een flesje met ammoniak en een flesje met benzine. Aan het flesje benzine zat eenzelfde soort handschoen geplakt als [medeverdachte 3] droeg bij zijn aanhouding.
4.3.2Oordeel over feit 1: medeplegen voorbereiding moord/doodslag [benadeelde partij ]
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, voorhanden heeft gehad. Bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 tenlastegelegde feit is bewezen, moet dus komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (HR 20 februari 2007,ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2007:AZ0213)en HR 9 juni 2015,ECLI:NL:HR:2015:1503 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:1503)). Ten laste is gelegd dat [verdachte] samen met anderen een vuurwapen, de Polo, drie gestolen auto’s; de BMW met het valse kenteken [kenteken] , de BMW met het valse kenteken [kenteken] en de Volkswagen Caddy, encrypted Blackberry telefoons, een flesje benzine, een flesje ammoniak, lagen kleding (over elkaar), plastic handschoenen, tuinhandschoenen en een muts (hierna: de middelen) opzettelijk voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van een moord. De rechtbank stelt op grond van de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] deze middelen tezamen met anderen voorhanden heeft gehad.
Het misdadige doel dat [verdachte] met de middelen voor ogen had
De centrale vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of (met een voldoende mate van bepaaldheid) kan worden vastgesteld dat de misdadige plannen van [verdachte] met deze middelen zagen op het om het leven brengen van [benadeelde partij ] en dat het niet (volstrekt) onaannemelijk is dat hij van plan was om een incasso-opdracht uit te voeren en daarbij [benadeelde partij ] eventueel te gijzelen, zoals hij op de zitting heeft verklaard.
Was het beoogde slachtoffer [benadeelde partij ] ?
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat [verdachte] zich in de periode van 22 april 2017 tot en met 1 juni 2017 veelvuldig in de (omgeving van) de [adres 1] bevond en langs de woning van [benadeelde partij ] op nummer [huisnummer] reed. Op 30 mei 2017 bevond hij zich met [medeverdachte 3] in de gestolen BMW in de [adres 1] . Enkele seconden nadat een persoon de (naastgelegen) woning op huisnummer [huisnummer] naderde, reed de gestolen BMW een rondje door de [adres 1] , Ida Gerhardstraat, J.J. Slauerhoffstraat en de Cees Buddinghstraat, waarna het voertuig weer in de [adres 1] werd geparkeerd. Op het moment dat [verdachte] op 31 mei 2017 door de [adres 1] reed, acht minuten nadat de politie de Volkswagen Polo van [benadeelde partij ] in die straat had geparkeerd, zei hij: “
Ma pang pang, hij staat in de rij”. Diezelfde avond belde [verdachte] [medeverdachte 2] op en vroeg hem: “
Ga voor me kijken noh, kijk even dan, ja toch. Je weet toen we met die kleine man ver gingen lopen toch, kijken of dat ding was toch. Die kleine, net als die van mij toch”.
De rechtbank oordeelt op basis van deze feiten en omstandigheden dat [verdachte] en de medeverdachten op zoek waren naar een auto en dat hun handelingen waren gericht op de woning op het adres [adres 1] , waar [benadeelde partij ] stond ingeschreven. [verdachte] is in een periode van ruim een maand immers veelvuldig, soms op meerdere momenten op dezelfde dag, in de (omgeving van de) [adres 1] gereden, kennelijk op zoek naar iets. Op het moment dat de politie het voertuig van [benadeelde partij ] in de [adres 1] had geparkeerd, zei [verdachte] “
hij staat in de rij” en vroeg [medeverdachte 2] diezelfde dag of hij daar wilde kijken. Met ‘
die kleine, net als die van mij’ bedoelde [verdachte] kennelijk het voertuig van [benadeelde partij ] , dat net als het voertuig van [verdachte] en [medeverdachte 1] een Volkswagen Polo is.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat [benadeelde partij ] het beoogde slachtoffer was van de plannen van [verdachte] en de medeverdachten.
Was het de bedoeling om [benadeelde partij ] te liquideren?
Alle feiten en omstandigheden zoals opgenomen onder 4.3.1. wijzen er volgens de rechtbank op dat het de bedoeling was om [benadeelde partij ] te liquideren. In het bijzonder kunnen de OVC-gesprekken in de Polo niet anders worden geïnterpreteerd dan dat zij op zoek waren naar (de auto van) [benadeelde partij ] en dat het de bedoeling was dat [benadeelde partij ] zou worden geliquideerd. In een gesprek van 21 april 2017, waaraan [verdachte] , [naam 11] en [medeverdachte 2] deelnamen, zei [medeverdachte 2] dat de politie de hele buurt zou uitkammen en dat alle politie naar de Literatuurwijk zou komen. Ook zei hij in het gesprek ‘goed schoonmaken’ en ‘je gaat niet overal kunnen schoonmaken’. Verder spraken ze over ‘timeren’, wat naar het oordeel van de rechtbank kennelijk het observeren van en wachten op [benadeelde partij ] betekent. Dat [verdachte] en zijn medeverdachten geen andere bedoeling hadden dan [benadeelde partij ] te liquideren wordt bovendien in sterke mate ondersteund door het OVC-gesprek op 22 april 2017, waarin [verdachte] , terwijl hij zich in de auto bevond met [medeverdachte 2] en [naam 11] , en ze zich bij een tankstation zonder camera’s bevonden zei: “
Je moet verder nadenken toch. Stel ze hebben kenteken gezien van verdachte. Oke ze hebben geen gezichten gezien maar gewoon snap je. Maar ze gaan kijken ntv oh dus ik moet tanken ooh. Deze twee lijken op die schutter”.
Door de raadsman is aangevoerd dat dit gesprek op 22 april 2017 plaatsvond en dat daarna niets is gebeurd. Omdat het gesprek bovendien te vaag was, kan niet worden geconcludeerd dat dit gesprek iets te maken had met de reden dat [verdachte] zo vaak in de [adres 1] was, aldus de raadsman. De rechtbank oordeelt dat dit gesprek is gevoerd in het kader van het geplande misdrijf waarvoor [verdachte] en de medeverdachten zo vaak in de [adres 1] waren. Immers in die periode waren [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 11] vaker in elkaars aanwezigheid bij de Volkswagen Caddy. [verdachte] heeft ook geen alternatieve uitleg voor dat gesprek gegeven. Dat vervolgens niet meteen iets ‘gebeurde’ in de [adres 1] maakt dit niet anders. Het betrof immers een gesprek in het kader van de
voorbereidingvan het misdrijf.
Verder acht de rechtbank van belang dat in het OVC-gesprek van 25 april 2017 waaraan [verdachte] , [naam 11] en [medeverdachte 2] deelnamen, werd gesproken over het uitbranden van het busje. De rechtbank gaat ervan uit dat ze met het busje de Volkswagen Caddy bedoelden, omdat zij daar op dat moment naartoe reden. Daarbij bespraken zij onderling dat het direct in brand steken van dat busje eigenlijk optimaal zou zijn. Ook dit wijst erop dat het bedoeling was om [benadeelde partij ] te liquideren, en niet om hem af te persen of te gijzelen. De rechtbank ziet namelijk niet in waarom in dat geval het busje direct zou moeten worden uitgebrand.
De rechtbank merkt daarnaast op dat [medeverdachte 3] tijdens zijn aanhouding twee kledinglagen droeg. Als het doel inderdaad was geld op te halen of, in het uiterste geval, [benadeelde partij ] te gijzelen is nog niet in te zien waarvoor het dragen van twee kledinglagen diende. Dit past niet bij het door [verdachte] geschetste scenario.
Verder is gebleken dat [verdachte] en de medeverdachten een snelle vlucht voorbereidden. Dat past niet bij een gijzeling. Zo’n misdrijf vereist een geruisloze vlucht en brengt met zich mee dat dit in het algemeen niet snel kan gebeuren. Een liquidatie daarentegen is een misdrijf dat veelal de aandacht trekt, bijvoorbeeld door het lossen van schoten. Bij zo’n misdrijf past juist wel een snelle vlucht. Ook het gebruik van een snorfiets past beter bij een snelle vlucht, en dus bij een liquidatie. Bovendien valt niet goed in te zien hoe een snorfiets onderdeel zou uitmaken van het scenario van [verdachte] . Het is immers niet gebleken hoe in dat kader uitvoering zou moeten worden gegeven aan een gijzeling. Hoewel [verdachte] hierover wel is bevraagd, heeft hij hierover op zitting geen duidelijkheid verschaft.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven genoemde feiten en omstandigheden er in onderling verband en samenhang bezien sterk op wijzen dat [verdachte] en zijn medeverdachten bezig waren met het voorbereiden van een liquidatie en de genoemde voorbereidingsmiddelen wilden gebruiken met die bestemming.
Een ander misdadig doel zoals een gijzeling of afpersing behoort daarom niet tot één van de mogelijkheden. Het door [verdachte] geschetste scenario is gelet op de besproken feiten en omstandigheden hoogst onwaarschijnlijk. De raadsman heeft onder meer een beroep gedaan op een arrest van het Hof Amsterdam van 27 december 2017. Het Hof heeft in dat arrest - bij de beoordeling van de vraag wat het criminele plan van de verdachten was - overwogen dat andere scenario’s niet als (volstrekt) onaannemelijk terzijde kunnen worden geschoven. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaak voor wat betreft de feiten en omstandigheden in grote mate van het arrest van 27 december 2017 verschilt. De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat het voorbereide misdrijf zag op een concreet slachtoffer, namelijk [benadeelde partij ] . Daar komt bij dat in de onderhavige zaak diverse tap- en OVC-gesprekken zijn opgenomen en [verdachte] en zijn medeverdachten voor een langere periode geobserveerd. Hieruit zijn belangrijke aanwijzingen naar voren gekomen die maken dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat [verdachte] en zijn medeverdachten een liquidatie aan het voorbereiden waren, zoals hierboven reeds is overwogen.
Bestemd tot het begaan van het misdrijf
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de middelen, al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd zijn tot het begaan van een moord. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De kleding die [medeverdachte 3] tijdens zijn aanhouding droeg was geschikt om tijdens het begaan van een moord te dragen. Donkere kleding is immers geschikt om herkenning te voorkomen en in het donker minder op te vallen. De lichtere kleding die hij daaronder droeg was geschikt om op een later moment, als de politie probeert de identiteit van de daders te achterhalen, herkenning te voorkomen of verhinderen. De handschoenen en tuinhandschoenen zijn bovendien geschikt om te voorkomen dat sporen worden achtergelaten op de plaats delict. Ammoniak is geschikt omdat het DNA-materiaal en vingerafdrukken vernietigt.
De BMW, naar algemeen bekend een snel voertuig, was geschikt om als vluchtauto te dienen, ook omdat de BMW was voorzien van valse kentekenplaten. Nadat [medeverdachte 2] op 30 april 2017 in de BMW met vals kenteken [kenteken] was aangehouden, was een nieuwe vluchtauto nodig. Daarop is de BMW met vals kenteken [kenteken] in gebruik genomen. De rechtbank neemt in overweging dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij liquidaties vaak gebruik wordt gemaakt van een gestolen auto met valse kentekenplaten die na de vlucht in brand wordt gestoken. Er stond een fles benzine gereed in de schuur van [medeverdachte 1] . Dat deze fles benzine zich tijdens de aanhouding niet in de BMW bevond, maakt de conclusie van de rechtbank niet anders. Het is immers niet komen vast te staan dat het plan ook inhield dat de vluchtauto meteen in brand zou worden gestoken.
Ook de Volkswagen Polo is naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als een voorwerp dat bestemd is tot het begaan van het misdrijf. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ten tijde van de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte 3] op 1 juni 2017 in de Literatuurwijk had [verdachte] een geladen wapen bij zich en handschoenen. [medeverdachte 3] droeg verschillende lagen kleding over elkaar, evenals handschoenen en een muts. Beiden hadden de batterij uit hun BlackBerry telefoon gehaald. Kennelijk hielden zij er rekening mee dat zij een liquidatiepoging zouden doen als de gelegenheid zich voordeed. [verdachte] en [medeverdachte 3] zaten in de gestolen BMW toen zij werden aangehouden. [verdachte] en [medeverdachte 1] hadden [medeverdachte 3] met de Polo opgehaald in Amsterdam en vervolgens waren zij teruggereden naar Almere, waar [verdachte] en [medeverdachte 3] in de BMW stapten. De rechtbank concludeert uit deze omstandigheden dat de Polo ook bestemd was om [verdachte] en [medeverdachte 3] naar de vluchtauto te brengen in het kader van de uitvoering van de liquidatie. De Polo diende dus niet alleen voor de voorbereiding maar ook tot het begaan van het te plegen misdrijf.
Het spreekt voor zich dat het geladen vuurwapen naar de uiterlijke verschijningsvorm bestemd kan zijn tot het begaan van een liquidatie. Dit geldt ook voor de PGP (Pretty Good Privacy) telefoons die tijdens de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte 3] bij hen zijn aangetroffen. Door deze telefoons verzonden versleutelde berichten zijn voor politie en justitie moeilijk te onderscheppen, zodat deze goed gebruikt kunnen worden om er vertrouwelijk mee te communiceren over het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank oordeelt dat deze voorwerpen samen bestemd zijn voor een moord.
Uit de periode waarin de voorbereiding plaatsvond leidt de rechtbank af dat [verdachte] de gelegenheid had over dit voorgenomen misdrijf na te denken en rekening te houden met de gevolgen daarvan. Daarom is sprake van voorbedachte raad en dus voorbereiding van moord.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van moord op [benadeelde partij ] . De in de tenlastelegging opgenomen middelen waren daarbij bestemd tot het begaan van de moord.