Uitspraak
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.
1.De procedure
- het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling ingekomen ter griffie op 9 februari 2018;
- het verweerschrift vaststelling zorgregeling tevens zelfstandig verzoek vaststellen zorgregeling en vaststellen kinderalimentatie van de vrouw ingekomen ter griffie op 4 juni 2018;
- de reactie op verweerschrift tevens verweerschrift op zelfstandig verzoek;
- het verzoek vervangende toestemming vaccinatie volgens rijksvaccinatieprogramma van de man ingekomen ter griffie op 19 maart 2018;
- het verweerschrift vervangende toestemming deelname rijksvaccinatieprogramma van de vrouw ingekomen ter griffie op 7 juni 2018;
- de reactie op verweerschrift van de man ingekomen ter griffie op 2 juli 2018;
- de van de vrouw op 6 juli 2018 en 9 juli 2018 ontvangen producties.
2.De feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad;
- Uit deze relatie is geboren:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017.
- Deze minderjarige is erkend door de vader.
- Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
- Op 4 april 2018 is een provisionele voorziening getroffen op verzoek van de man. Deze houdt in dat de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen voorlopige aldus zijn bepaald dat de man [het kind] driemaal per week drie uur bij zich heeft op de dinsdag begin van de avond, op de vrijdagochtend en op de zondag begin van de avond. Voorts is bepaald dat de behandeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op grond van artikel 223 Rv wordt voortgezet tijdens de behandeling van de bodemprocedure.
3.Het verzoek van de man
4.Het verweer van de vrouw
5.Het zelfstandig verzoek van de vrouw
7.Het verzoek vervangende toestemming vaccinatie van de man
8.Het verweer van de vrouw
9.De standpunten van partijen ter zitting
10.De beoordeling
11.De beslissing
pro formawordt aangehouden tot 9 januari 2019. De man dient de rechtbank 10 dagen daaraan voorafgaand op de hoogte te stellen van de relevante ontwikkelingen met betrekking tot het door partijen gevolgde traject bij [naam jeugdinstelling] ;
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren, griffier,
op 8 augustus 2018.
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.