ECLI:NL:RBAMS:2018:562

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
13/702873-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een inbraak in een restaurant met herkenningen door verbalisanten

Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een inbraak in een restaurant op 5 oktober 2017. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 19 januari 2018, waar de officier van justitie, mr. L. Stroink, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.A. Kieft, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorlopige hechtenis van de verdachte op dat moment beëindigd werd.

De tenlastelegging omvatte het wegnemen van geldbedragen, sleutels, een kluis, mobiele telefoons en een kassalade uit een restaurant, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot het pand hebben verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de herkenningen van de verdachte door verschillende verbalisanten, die de beelden van de beveiligingscamera's hebben bekeken, als cruciaal beschouwd voor de bewijsvoering. Ondanks de verdediging die stelde dat de herkenningen onbetrouwbaar waren, oordeelde de rechtbank dat de kwaliteit van de beelden en de ervaring van de verbalisanten de herkenningen valide maakten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte samen met anderen de inbraak heeft gepleegd en heeft hem schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 weken opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de in beslag genomen goederen aan de verdachte worden teruggegeven, omdat niet is aangetoond dat deze afkomstig zijn van de inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702873-17 (Promis)
Datum uitspraak: 2 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L. Stroink, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. K.A. Kieft, naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 19 januari 2018 de voorlopige hechtenis van verdachte op grond van artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering, beëindigd.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] , een of meer geldbedragen en/of een of meer sleutels en/of een kluis en/of een of meer (mobiele) telefoons en/of een kassalade, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon] en/of restaurant [naam restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Bij de beoordeling van de onderhavige strafzaak zijn de door diverse verbalisanten gedane herkenningen van verdachte vanaf beelden van de bewakingscamera’s van de pizzeria cruciaal. In aanmerking genomen het in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:7710) en het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 september 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4535) geschetste beoordelingskader, kan als vaststaand worden aangenomen dat verdachte één van de drie personen is, die op de beelden zichtbaar zijn. Daarom kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte, samen met anderen, zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde inbraak.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet van het feit worden vrijgesproken.
De herkenningen door de verbalisanten zijn onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken. Op de stills van de camerabeelden is slechts een beperkt deel van het gezicht waar te nemen, terwijl er weinig onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. De ogen van de dader zijn op de beelden niet te zien. De kenmerken die wel zichtbaar zijn komen niet overeen met verdachte. De verbalisanten hebben bovendien slechts in zeer algemene termen aangegeven op basis van welke persoonskenmerken zij verdachte op de beelden menen te herkennen. Verbalisant [verbalisant] spreekt over een ‘wegtrekkend oog’ maar dit persoonskenmerk lijkt te zijn gebaseerd op de profielfoto van de politie en niet op hetgeen op de betreffende camerabeelden te zien is. Bovendien is denkbaar dat de herkenningen zijn beïnvloed door de omstandigheid dat verbalisanten verdachte en de medeverdachten in het verleden in elkaars gezelschap hebben gezien, en daarom te gemakkelijk tot een herkenning zijn gekomen.
Bij de inbraak zou gebruik zijn gemaakt van een grijze Seat Leon. Van deze auto is verder niets bekend. De omstandigheid dat verdachte in het bezit is van een zelfde soort auto kan daarom niet als belastend worden aangemerkt.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangenomen dat op 5 oktober 2017 in [naam restaurant] op het adres [adres] te Amsterdam een inbraak heeft plaatsgevonden, waarbij onder meer een kluis met inhoud is weggenomen. Op beelden van de in de pizzeria aanwezige beveiligingscamera’s is te zien dat deze inbraak door drie mannen is gepleegd.
De verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] hebben verklaard dat zij één van de mannen op de camerabeelden, die bij een aandachtvestiging ‘verdachte 3’ is genoemd, herkennen als verdachte [verdachte] .
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Dit geldt temeer indien de herkenningen, zoals in de onderhavige zaak, de voornaamste bewijsmiddelen vormen. De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag welke waarde aan de herkenningen moet worden gehecht.
De rechtbank constateert in de eerste plaats dat de kleuren stills van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden van hoge kwaliteit zijn en veel details laten zien.
De drie mannen die in beeld zijn, waaronder ‘verdachte 3’, bevinden zich op korte afstand van de camera. Hoewel zij hun hoofden deels bedekt hebben met een pet, capuchon of hoed, is een deel van het gezicht te zien.
Bij alle drie de verdachten zijn onderscheidende gezichtskenmerken waarneembaar. Bij ‘verdachte 3’ is met name de neus, mond en linkerwang goed zichtbaar. Ook het linkeroog is te zien, hoewel deze op de afdruk van de foto in het dossier enigszins wegvalt in de schaduw van de klep van de pet.
Anders dan door de verdediging is gesteld, acht de rechtbank de afbeeldingen van ‘verdachte 3’ van voldoende kwaliteit om daar een herkenning op te kunnen baseren. Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben bovendien naast de stills ook bewegende camerabeelden gezien, zodat zij het gezicht van ‘verdachte 3’ ook vanuit een enigszins afwijkend perspectief hebben kunnen waarnemen.
De rechtbank acht voorts van belang dat niet één maar vier verbalisanten verdachte hebben herkend. Zij zijn allen ambtshalve goed bekend met verdachte en hebben hem in het verleden geregeld gecontroleerd of staande gehouden, dan wel hebben op straat met hem gesproken. Deze omstandigheid vergroot de betrouwbaarheid van de herkenningen.
De rechtbank ziet geen feiten en omstandigheden die een herkenning mogelijk onbetrouwbaar zouden maken. Dat de verbalisanten verdachte in het verleden in gezelschap van een andere op de beelden waargenomen verdachte hebben gezien, kan niet als zodanig worden aangemerkt. Evenmin is van belang of de verbalisanten specifieke kenmerken hebben genoemd waaraan zij verdachte menen te herkennen. Het noemen van dergelijke kenmerken is immers in veel gevallen feitelijk niet meer dan een in woorden gegoten rationalisatie achteraf van een niet-rationeel proces.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door de verbalisanten gedane herkenningen valide en betrouwbaar zijn en voor het bewijs dat verdachte één van daders van de inbraak is geweest, kunnen worden gebruikt. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte samen met zijn mededaders de inbraak in de pizzeria heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 5 oktober 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] , geldbedragen en sleutels en een kluis en telefoons en een kassalade, toebehorend aan [persoon] en/of restaurant [naam restaurant] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte is eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Op grond van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS oriëntatiepunten) is dan een gevangenisstraf van 10 weken uitgangspunt. Omdat verdachte op de zittingsdatum precies 10 weken in voorarrest heeft doorgebracht, kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met twee andere mannen ingebroken in een pizzeria. Daarbij hebben ze de kluis met inhoud losgebroken van de vloer en in een auto geladen. Daarnaast zijn nog andere goederen weggenomen. Naast het weggenomen geld en de waarde van de weggenomen goederen heeft het restaurant schade opgelopen als gevolg van de kapotgemaakte deuren en sloten en de weggebroken kluis. Verdachte heeft door zijn lompe en egocentrische gedrag grote schade en veel overlast veroorzaakt voor de eigenaar van de pizzeria.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2017 komt naar voren dat verdachte in de afgelopen jaren tweemaal voor gekwalificeerde vermogensdelicten is veroordeeld.
De LOVS oriëntatiepunten nemen voor een bedrijfsinbraak een gevangenisstraf van 10 weken als uitgangspunt, indien sprake is van recidive. Verdachte heeft de inbraak in de pizzeria samen met anderen gepleegd en in de anderhalf uur dat zij in het restaurant zijn geweest hebben ze grote schade aldaar aangericht. Deze strafverhogende omstandigheden maken dat de rechtbank een gevangenisstraf van 12 weken passend en geboden acht.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
1. geld euro (5471930)
2. geld euro (5481941)
3. geld euro (5481943)
4. geld euro (5481945)
5. geld euro (5481949)
6. geld euro (5481963)
7. personenauto, Seat Leon, [kenteken] , kleur grijs (5193955)
De officier van justitie heeft verzocht om niet de verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen Seat Leon te bevelen. De officier van justitie heeft echter niet aangegeven welke beslissing de rechtbank dan zou moeten nemen met betrekking tot deze auto.
De rechtbank overweegt dat, omdat de betreffende auto op de beslaglijst bij deze strafzaak is vermeld, zij een beslissing daarop zal moeten geven. Met de officier van justitie van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de Seat Leon die bij de inbraak is gebruikt dezelfde personenauto is die onder verdachte in beslag is genomen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de inbeslaggenomen Seat Leon aan verdachte zal worden teruggegeven. Ook staat niet vast dat de inbeslaggenomen geldbedragen afkomstig zijn van de inbraak, zodat ook deze aan verdachte zullen worden geretourneerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. geld euro (5471930)
2. geld euro (5481941)
3. geld euro (5481943)
4. geld euro (5481945)
5. geld euro (5481949)
6. geld euro (5481963)
7. personenauto, Seat Leon, [kenteken] , kleur grijs (5193955)
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en P. Farahani, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2018.